Groei en heling via Compassionate Inquiry

In alle simpele eenvoud was het een luxe, rijke zomer voor me. Tussen februari 2023 en februari 2024 had ik een intensief jaar door mijn psychotherapeutische opleiding Compassionate Inquiry. Ik had een ‘deep dive’ gekozen en er was veel in mij in beweging gekomen. Allerlei vertrouwde interacties, gedragspatronen en innerlijke overtuigingen voelden daardoor óf ineens niet meer goed, óf nog slechter dan in de lange jaren ervoor. Voorjaar 2024 was ik moe van alle emoties en opgedane inzichten en ik had dringend behoefte aan zelfzorg, aan een zomerse trip waarin ik precies dat zou kunnen doen waarnaar mijn hart verlangde en waarvan ik blij en opgeladen zou terugkeren. Het vergde moed om af te wijken van de gebruikelijke routine en uit te spreken wat ik nodig had. Ook voor dat soort moed was mijn opleiding echter zeer nuttig geweest en dus kreeg mijn plan langzaam gestalte.

Ik ging op zoek naar een off-grid camper, zodat ik zonder vooraf vastgelegde locaties zou kunnen rondtrekken en zelfs geen campings nodig zou hebben. Ik vond er één die maar liefst voor bijna zes weken beschikbaar was. Mijn man deelde zijn drie vakantieweken ook anders in dan normaal en na zijn eerste week haalde ik hem op en reisden we samen twee weken door de Vogezen, waar we eveneens wild kampeerden/camperden.

Daaraan vooraf leefde ik echter drieënhalve week alleen in de heerlijke camper. Grotendeels bracht ik die tijd door in de Dolomieten, met hun ruige pieken en dalen in mijn beleving een hartverscheurend mooie omgeving. Die uitschieters lijken, meer dan het vlakke Nederlandse landschap, recht te doen aan mijn emotionele leven en mijn gevoel over het menselijk bestaan, dat zelden overzichtelijk in een rechte, vlakke lijn voortgaat.

Toen ik op de derde dag vanuit Oostenrijk de Italiaanse grens over kwam en van de snelweg af draaide richting het Rosengarten-massief (of Catinaccio), voelde ik mijn hart bonzen. Ik was diep geraakt door de aanblik van de toppen die prachtig rozeroodoranje kleurden in het late middaglicht. Het voelde onbeschrijflijk, de gedachte dat ik meer dan drie weken grenzeloos intens van dit natuurschoon zou mogen genieten, zonder dat ook maar iemand dat raar of overdreven zou vinden, zonder dat ik met ook maar iemand zou hoeven afstemmen wat wel of niet te doen, zonder ook maar het geringste compromis te hoeven sluiten. Ik zou leven in mijn veilig aanvoelende huisje-op-wielen, koken op het driepits fornuis met ingrediënten uit de door de zonnepanelen op het dak uitstekend gekoelde koelkast en ik zou (dankzij diezelfde zonnepanelen) met warm boilerwater douchen tussen de achterdeuren en dan fris, doezelig en voldaan in bed kruipen, al dan niet met een plan voor de volgende dag.

De verwondering en ontroering over al die aspecten bleven bij me tijdens mijn vakantieweken, en ze raakten vergezeld van allerlei realisaties, inzichten, en geïnspireerde voornemens. Ik rustte uit. Mijn hart werd kalm. Ik begon me alsmaar zachter en krachtiger te voelen, met interesse observerend hoe ik reageerde op van alles en nog wat, op mijn tegenwoordigheid van geest bij een paar penibele situaties, op mijn vaardigheid om daarna weer te doen wat er gedaan moest worden, om in ontspannen dankbaarheid te genieten van mijn eigen gezelschap. Romantisch tanden poetsen onder de sterrenhemel en stoer haarspelbochten rijden met zo’n grote bak als een Peugeot Boxer van ruim zes meter onder mijn kont… het was allemaal even prachtig en allemaal even representatief voor heel pure, onbelemmerde aspecten van wie ik werkelijk ben.

Tijdens de paar keer dat ik op een camping stond en bemerkte wat de prikkels van luidruchtige, onderling niet altijd even vriendelijke gezinsleden met me deden, werd ik me ervan bewust wat het wild staan en de vele wandelingen me al hadden gebracht en hoezeer de stilte en schoonheid van de natuur een onuitputtelijke bron zijn om je aan te laven, ook letterlijk, als ik uit een bergbeek mijn watertank kon bijvullen. Het maakte me ook duidelijk op welke wijze ik niet meer met anderen in communicatie wil zijn: ik wil zélf niet meer zo functioneren, en ik wil het ook niet meer hoeven ‘ondergaan’.

Er waren ook verdrietige momenten, momenten waarop ik me realiseerde hoe anders dingen door de jaren heen waren verlopen, heel anders dan hoe ik het nu had ingericht en waarbij ik me nu prettig voelde, hoe ik vaak verlammende eenzaamheid had gevoeld, niet wetende hoe ik zelf tot een andere invulling zou kunnen komen, die dan ongetwijfeld ook de dynamiek had kunnen veranderen tussen mij en degenen met wie ik was. Bovenal echter kon ik dat alles met compassie aanschouwen, zonder neiging tot fiksen of vluchten of oordeel. Ik kon begrijpen waar dat oude gedrag zijn oorsprong had gevonden. Het lukte om met bescheiden maar gepaste trots te kijken naar hoeveel van die oude patronen ik inmiddels heb losgelaten en hoe ik tegenwoordig wezenlijk anders naar dingen kijk en met mezelf en anderen in gesprek ben.

Weliswaar had ik in de voorgaande jaren mensen ontmoet die mij ‘rijp’ hadden gemaakt voor een persoonlijk ontwikkelingstraject, maar… the work still needs to be done, zogezegd, en ik héb het gedaan, met overgave. De Compassionate Inquiry-training heeft daardoor in mij een onverwacht diepgaande transformatie teweeggebracht. Het vervolg van deze opleiding, het Mentorship Programme, is tijdens mijn vakantie begonnen en ik vind het een eer en een zegen dat ik ben toegelaten. Komend jaar, tijdens het Mentorship en het daaropvolgende certificeringstraject (waarvoor ik te zijner tijd op grond van mijn competenties hopelijk zal worden uitgenodigd), zal daarom andermaal intens en transformerend zijn. Daarmee houd ik rekening, maar ongetwijfeld zullen er ook dit jaar weer dingen gebeuren die ik nog met geen mogelijkheid kan voorzien. Ik kijk ernaar uit. Ik verheug me erop. Ik wil me er met hart en ziel voor inzetten, want ik heb inmiddels al zo vaak gezien hoe Compassionate Inquiry mensen ondersteunt om hun eigen, authentieke Zelf terug te vinden – magisch!

Velen van ons moeten al heel vroeg in het leven kiezen tussen hun authenticiteit en de hechting met ouders/verzorgers die die authenticiteit als gevolg van hoe ze zélf zijn opgegroeid, dikwijls niet in volle omvang kunnen handelen. Zoals Gabor vaak zegt: ‘You will have to choose between the pain of losing yourself for the sake of the attachment relationships, or the pain of having yourself and losing certain relationships.‘ En onder ideale omstandigheden kun je én authentiek zijn én de relatie met de ander behouden en laten groeien. Daarvoor is echter nodig dat je eerst ontdekt wie je zelf bent, dat je vertrouwd raakt met en je veilig voelt in je eigen authenticiteit. Het vraagt dat je voor je eigen behoeften durft opkomen (zoals een vakantieperiode alleen, of wat het ook maar moge zijn wat je nodig hebt).

Wat we als ons ‘karakter’ en onze ‘persoonlijkheid’ zien, bestaat vaak uit coping strategies die op vroegkinderlijk trauma zijn gebaseerd. ‘Ik ben gewoon zo stil’, ‘Ik ben gewoon angstig voor x’, ‘Ik ben gewoon heel aanwezig’… het zijn innerlijke overtuigingen. Bepaalde ‘karaktereigenschappen’ waren ooit de enige manier om je te handhaven in je sociale omstandigheden. Een ‘compassionate inquiry’, een compassievol onderzoek vanuit oprechte nieuwsgierigheid naar onderliggende dynamieken, kan daar een nieuw licht op werpen. Ooit was het een heel wijs besluit om je gedrag in te richten zoals je deed en misschien nog steeds doet. We noemen dat ’the wisdom of trauma’ – titel van de film over Gabor’s werk. Ook al dienen sommige gedragspatronen je nu niet meer… ooit hebben ze je gered; ze verdienen daarom zelfcompassie, en geen oordeel. Daarmee wijs je immers een deel van jezelf af en vanuit afwijzing ontwikkelt vrijwel geen mens een gevoel van veiligheid en ontspannen groei. Om je veilig te voelen in je eigen gezelschap, is de eerste uitnodiging om jezelf niet meer af te snauwen, maar een milde innerlijke dialoog te voeren. Wanneer je alles wat bij je hoort, volledig kunt omarmen en op compassievolle wijze kunt observeren, gaat de wereld er anders uitzien en voelt het leven gemakkelijker. Wat een prachtig pad om aldoor weer vervolgstappen op te zetten!

In het kader van mijn opleidingstraject zal ik de komende tijd veel Compassionate Inquiry-gesprekken voeren. Hier vind je meer informatie over deze benaderingswijze, die het geesteskind is van Gabor Maté. De kern van zijn benadering is dat ACE’s (Adverse Childhood Experiences – ongunstige ervaringen in de kindertijd, ofwel vroegkinderlijk trauma) grotendeels de bron zijn van welzijns- en gezondheidsproblemen. Dat is een pittig, maar wetenschappelijk gedegen onderbouwd statement. Wanneer je worstelt met ‘oud zeer’ of verstoorde relaties, kan een sessie met Compassionate Inquiry je vrijwel zeker nieuwe inzichten geven.

Als je interesse hebt om de kracht van deze benadering te ervaren en in te zetten in je eigen leven… laat het me gerust weten via info@aceaware.nl . Dan kunnen we wellicht een afspraak maken voor een sessie. Welkom!

Ontluiken en tot bloei komen

Eergisteren was het 14 maart, de geboortedag van mijn moeder. Ze stierf in 2006, 70 jaar oud, na een leven dat haar zwaar was gevallen, met als gevolg dat het in mijn gezin van oorsprong ook allemaal heel moeizaam ging en mijn zusje op 32-jarige leeftijd stierf. Gisteren kreeg ik de vraag of ik nog bij mijn moeders verjaardag had stilgestaan en of die nog een sterke betekenis voor me heeft. Ik had er zeker bij stilgestaan: de geboortedag van je moeder… dat is een bijzondere datum. Zonder haar zou je er niet zijn geweest – je dankt je bestaan aan het feit dat zij je heeft gebaard. En al voor die baring was je onlosmakelijk met haar verbonden; voor ons mensen is de band met onze moeder de eerste relatie in ons leven. Die relatie vormt een blauwdruk voor alle relaties die volgen.

Daarom ben ik van mening dat het er wezenlijk toe doet hoe we als sociale omgeving en als samenleving omgaan met de moeder-kindrelatie, zeker in de vroege fase van het moederschap, waarin alles nog zo nieuw is en de moederrol nog zo onwennig voelt. Als we de moeder in de zwangerschap en het kraambed kunnen beschermen en vertroetelen, als we kunnen zien dat haar primaire, eervolle taak in die fase is dat ze met liefdevolle aandacht op haar baby kan focussen en niet wordt overbelast en overvraagd… dan creëren we omstandigheden waarin de baby een mens- en wereldbeeld kan ontwikkelen dat het toekomstige ouderschap nu al ondersteunt. Slagen we daar niet of onvoldoende in, dan leggen we een fundament voor pijn en verdriet, voor eenzaamheid en trauma. Dat weet ik zowel uit persoonlijke ervaring als uit professionele kennis.

Daarmee begon mijn dag afgelopen donderdag, met dat bewustzijn, via een verhaal dat me via een collega ter ore kwam. Een moeder was met haar baby in het ziekenhuis beland omdat haar kindje niet groeide en zowel zij als haar baby steeds verder in de stress kwamen. (Laten we de baby ‘Robin’ noemen.) Moeder gaf volledig borstvoeding en de borstvoedingsrelatie met Robin ervoer ze als heel belangrijk. Eenmaal in het ziekenhuis opgenomen kreeg ze te maken met de regels en protocollen aldaar. Zo liet de kinderarts weten dat moeder niet meer mocht aanleggen en alles moest kolven, zodat de verpleging kon zien hoeveel Robin dronk. Baby zou minimaal drie uur tussen de voedingen moeten laten en als Robin zich eerder meldde, moest moeder ‘rekken’ en baby laten wachten. Ze verbaasde zich daarover, aangezien de opname voornamelijk had plaatsgevonden wegens onvoldoende groei; zou ze dan niet juist heel váák moeten voeden, vroeg moeder zich af? De melk werd ingedikt, en Robin had daardoor moeite om te drinken. Robin werd er moe van en stopte dan; de verpleging nam Robin dan in de houdgreep en dwong de baby tot doordrinken.

Moeder kreeg de opdracht beperkt te knuffelen, want Robin zou rust nodig hebben. Niet mogen aanleggen en niet of nauwelijks mogen knuffelen creëerden bij moeder de angst voor borstweigeren door Robin en ze gaf aan de hele dag alleen maar te kunnen huilen, maar ze kreeg te horen: “Je bent hier niet voor niks, dus je moet nu even doen wat wij zeggen.” Door de stress van al het beleid was de melkproductie nog verder gedaald. Het voeden met de fles was een strijd, want Robin had af en toe een pauze nodig die haar niet of nauwelijks werd gegund en daardoor had ze in ieder geval één keer de halve voeding er weer uit gespuugd, met nog een hele poos onrust daarna. Moeder voelde zich gebroken, liet weten haar grenzen niet meer te kunnen aangeven en niet meer voor zichzelf te kunnen opkomen; ze ervoer bovendien weinig tot geen steun in haar eigen sociale omgeving. Wel was ze blij met de steun en reacties uit de digitale omgeving.

Ik las het verhaal, las tientallen reacties en voelde pijnlijk verdriet en flinke boosheid opwellen. En ja… dat zegt natuurlijk ook iets over mij, dat me dat zo raakt… daar ben ik mij terdege van bewust. En toch… de essentie is dat in deze situatie vanuit protocollen en regels is gehandeld, niet vanuit de biologische blauwdruk van moeder en kind. Waarschijnlijk gebeurde dit op grond van kennisgebrek, maar de kans is groot dat er ook trauma speelde, zowel bij de zorgverleners (die geen vertrouwen meer hadden in het proces) als bij de moeder (die haar stem niet meer durfde laten horen). In die zin was compassie meer gepast en was mijn boosheid dus eigenlijk niet op haar plaats, maar ja… soms neemt het gevoel van onrechtvaardigheid over het functioneren van het ‘systeem’ de overhand. Met de aanpak die hier werd gekozen, wordt immers het natuurlijke gedrag van moeder en baby ondermijnd en belemmerd. Dat is niet het begin dat je moeder en kind toewenst, uitgaande van een ‘kansrijke start’ gedurende de ‘eerste 1000 dagen’. Het is niet de ervaring die ze in dit vroege begin zouden moeten opdoen. Het kraambed is idealiter een fase waarin moeder en kind samen in oxytocine worden ‘gemarineerd’: dan kan de neurologische ontwikkeling van de baby een vliegende start maken en landt in de moeder het gevoel dat ze krachtig en competent is, toegerust voor haar taak als beschermer en ‘cheerleader’ van haar baby.

Het is dan ook diep droevig, dat ondanks het vele hameren op ‘evidence based’ werken in de zorg, een moeder-kindkoppel op deze manier wordt bejegend. Een aanpak als deze… daar is niks ‘evidence based’ aan; deze aanpak gaat juist tegen alle evidence in.
Dat roept de vraag op hoe het komt dat we als samenleving vaak nog zo tekortschieten met die perinatale zorg. Wat zijn daarvan de consequenties? Realiseren we ons met z’n allen wel voldoende hoe dingen daardoor enorm uit de hand kunnen lopen op de langere termijn…? En wat kunnen we doen om het kennistekort terug te dringen en attitudes te transformeren? Hoe kunnen we zorgen dat traumasensitief werken in alle sectoren de norm wordt, zodat mensen tot bloei komen?

Afgelopen dinsdag sprak ik voor Elaa/ONE, de organisatie die in Almere het Kansrijke Start-programma uitvoert. Na een korte inleiding keken we met elkaar naar de documentaire ‘Resilience – The Biology of Stress & the Science of Hope’, en na afloop gingen we met elkaar in gesprek over wat er in de film voorbijkomt. Er werden mooie dingen ingebracht en ik had met liefde en plezier een hele dag met de groep aan het werk gewild. Hopelijk kunnen we er een vervolg aan geven, want mensen waren geïnspireerd: ‘Bij jonge ouders beginnen’, ‘Bewustzijn creëren’, ‘Hoe je met elkaar omgaat als oorzaak van depressie (niet de genen)’, ‘Ik ga meer doorvragen’, ‘Je eigen problemen aanpakken, zodat je ze niet doorgeeft’, ‘De invloed van emoties en trauma en het belang van erover praten’. Dat zijn mooie inzichten! Over emoties praten is inderdaad heel belangrijk: de oorsprong van het woord ‘e-motie’ betekent ‘naar buiten bewegen’. Emoties willen gedeeld, gehoord en gezien worden; blijven ze binnenin ‘vastzitten’, dan geeft dat stress en stress is de basis van bijna alle gezondheidsproblematiek.

Onverwerkte emoties… ze waren de basis van mijn moeders moeite met het leven. Ze waren ook de basis van het vroege overlijden van mijn zusje. Hun levenspijn is een belangrijk aspect van mijn intrinsieke motivatie voor dit onderwerp: kinderen en jonge ouders verdienen erkenning en steun voor alles wat zich aandient. We zijn er als individu, gezin, familie – als samenleving allemáál bij gebaat dat de start van het leven veilig en koesterend verloopt. Dat is waar ik op de verjaardag van mijn moeder altijd weer aan denk, aan hoe zij dat heeft gemist. Het is ook waaraan ik bij iedere presentatie, iedere training, ieder consult denk, hoe ik zaadjes kan zaaien bij wie ik tegenover me heb, hopend en vertrouwend dat die zaadjes, met warmte en een voedende omgeving, op hun eigen tijd zullen ontluiken.

Veilige, heilige stilte – blog door Petra Bouma

We kenden elkaar al, Denise en ik. Vier jaar geleden was ik ook bij haar geweest voor een lactatiekundig consult. Nu belde ze opnieuw, omdat ze een week geleden was bevallen. De kraamverzorgende was net weg; ze had pijn bij het voeden en tobde met tepelkloven. We spraken af en ik ging naar haar toe. Ze opende de deur, met in haar kielzog haar vierjarige dochter, die verlegen achter haar verscholen was. Haar zoontje lag te slapen in de box, maar eenmaal opgepakt wilde hij wel drinken. Nadat ik mondonderzoek had gedaan, waarbij ik geen bijzonderheden vond, legde mama hem aan. Ik deed wat suggesties en met een paar aanpassingen was het voeden pijnloos.

Tijdens een consult komt ook altijd ter sprake hoe een moeder de bevalling heeft ervaren. Denise gaf aan dat ze een prima bevalling had gehad, dat ze er met een goed gevoel op terugkeek. Ze was naar het ziekenhuis gegaan omdat, net als de vorige keer, de ontsluiting niet vorderde. Ze was thuis in bad begonnen, in overeenstemming met hoe ze het zich wenste. Toen ze na een poos flinke weeën te hebben gehad op drie centimeter ontsluiting bleef steken, werd haar gevraagd wat ze wilde. Ze kon nog wat langer thuisblijven of ze kon voor pijnstilling naar het ziekenhuis gaan. Ze koos voor het laatste, waarmee haar droombevalling uit beeld verdween.

Ze ging naar het ziekenhuis, kreeg pijnstilling via een pompje en daarna een infuus met weeënopwekkers, omdat na de verhuizing van thuis naar ziekenhuis de kracht van de weeën was afgezakt. Toen ze eenmaal volledige ontsluiting had, perste ze nog zeven minuten totdat haar zoon geboren werd. Ze keek er goed op terug, liet ze weten; het was prima verlopen. Het enige probleem nu was de pijn bij het voeden en een gevoel dat het allemaal nog niet echt lekker ‘liep’. Daarvoor had ze me ingeroepen, om datgene wat eruitzag als een borstvoedingsprobleem, via een consult te helpen oplossen. Ik had met aandacht geluisterd en er kwam van alles in me op. Ik overwoog hoe ik het gesprek met haar zou voortzetten.

Nadat ze haar verhaal had verteld, vroeg ik hoe ze haar bevalling het liefst had gewild. Daar was ze heel duidelijk over: ze had thuis in bad willen bevallen, met haar dochter erbij. Ze hadden het van tevoren uitgebreid besproken, dat zij erbij mocht zijn, en als mama naar het ziekenhuis moest, dan zou oma haar ophalen. Toen Denise thuis een poosje weeën had gehad, was haar dochter wakker geworden en naar beneden gekomen; ze was gezellig aanwezig geweest. Als mama een wee had, moest ze even niet storen, maar verder voelde het voor Denise heel fijn om haar dochter erbij te hebben.

Toen ze na een tijdje de verloskundige hadden gebeld, was er gevraagd of ze bezwaar had dat er een stagiaire meekwam. Denise had dat geen bezwaar gevonden. Toen ze aankwamen, was er inwendig onderzoek gedaan en was gebleken dat er drie centimeter ontsluiting was. Omdat het om een tweede kindje ging, was de veronderstelling dat het wel eens snel kon gaan. Daarom werd ook meteen de kraamzorg gebeld. In een eerdere fase, tijdens de intake, had Denise aangegeven dat een kraamzorgstagiaire geen probleem was. Tijdens de bevalling werd niet meer gevraagd of ze daarmee nog steeds akkoord was, en dus kwamen er nog twee mensen bij. De situatie zag er daarmee als volgt uit. In een niet zo groot huis, met een niet zo grote woonkamer moest de salontafel plaatsmaken voor het bevalbad.  Op twee grote stappen afstand van het bad stond de keukentafel waaraan de verloskundige, de kraamverzorgende en de twee stagiaires met elkaar in gesprek waren. De stagiaire van de kraamzorg was duidelijk aanwezig en praatte veel en luid.

Pas de volgende dag, nadat Denise was bevallen, realiseerden zij en haar man zich dat de stagiaire te luidruchtig was geweest. Hoewel op het moment zelf niet was doorgedrongen wat de impact van het gepraat was geweest, kwam nu het bewustzijn dat ze daar als barende last van had gehad. Denise had tijdens de bevalling het idee dat ze in haar eigen ‘bubbel’ zat, maar ze kon zich de volgende dag grote delen van het gesprek letterlijk herinneren. Doordat we samen de details van de baring zorgvuldig bespraken, besefte ze tijdens het consult dat ze veel minder in haar veilige ‘bubbel’ had kunnen zijn dan ze op dat moment dacht.

Bevallen is een intieme gebeurtenis, een ‘life event’ dat veilige, heilige ruimte verdient. Het proces heeft de beste kansen op een soepel en gewenst verloop als de barende niet te veel gestoord wordt, als ze omringd is door mensen bij wie ze zich op haar gemak voelt. Je kunt het vergelijken met seks: als je geobserveerd wordt wanneer je seks hebt, dan is een orgasme voor de meeste mensen hoogst onwaarschijnlijk. Als je daarentegen ongestoord met je partner je eigen vorm kunt vinden en alles kunt laten verlopen zoals het op dat moment voor jullie passend voelt, dan is een orgasme veel voor de hand liggender en zal het meestal gemakkelijk gaan.

Bij een bevalling gelden dezelfde uitgangspunten qua privacy en gevoel van veiligheid. Als je in een voor jou veilige omgeving bent met mensen die je vertrouwt en die jou vertrouwen, dan kan je lichaam zich ontspannen en zal een bevalling soepel verlopen. Verstoringen, zoals mensen om je heen die luid converseren, doen afbreuk aan die veilige omgeving en zorgen ervoor dat het proces stagneert. In dit geval gebeurde dat de eerste keer waarschijnlijk door de onrust om Denise heen, die ertoe leidde dat de baring niet vorderde. In het ziekenhuis stagneerde het proces nogmaals omdat de nieuwe omgeving en de interventies eraan bijdroegen dat de weeën wegbleven.

Natuurlijk kunnen we niet zeker weten wat er zou zijn gebeurd als Denise thuis rust om zich heen had gehad. Kennis over de geboortefysiologie maakt echter dat het zeer wel denkbaar is dat de ontsluiting zich in alle rust had voortgezet. De cascade aan interventies die zich nu had afgespeeld, had zich dan wellicht niet voorgedaan. Het doet er dus toe, hoe we als zorgverlener aanwezig zijn bij een baring en we dragen een grote verantwoordelijkheid om een serene, vertrouwensvolle rust te creëren om de barende heen. Als we daar niet alert op zijn en het proces raakt verstoord, dan is dat niet meer simpelweg een kwestie van ‘pech’; dan is er in feite sprake van wat we noemen ‘iatrogene schade’, schade die is aangericht door het medisch handelen.

Een dergelijk verloop heeft ook invloed op het zelfvertrouwen van de moeder. In het onderbewuste blijft iets hangen: “Het is nu twee keer zo gegaan, dus ik houd er rekening mee dat het een eventuele volgende keer weer zo zal gaan. Thuis bevallen is niet voor mij weggelegd. Ik kan dit niet; mijn lichaam laat me in de steek. Ik ben niet goed genoeg voor zo’n opgave… en mogelijk voor andere opgaven ook niet…” Dat is om allerlei redenen heel jammer en heel verdrietig, want hoe je moeder zich voelde tijdens de zwangerschap en bevalling, de manier waarop jij ter wereld kwam, heeft grote invloed op hoe zij haar moederschap begint. Daarmee heeft haar ervaring invloed op jullie onderlinge band en dus op je verdere leven. Begint je leven in een sfeer van rust en vertrouwen of is er bij je moeder een gevoel van falen, omdat het haar (weer) niet is gelukt om van jou te bevallen zoals ze het graag had gewild? Hoeveel verdriet draagt ze daardoor met zich mee?

En nog een diepere vraag: hoe komt het dat het moeilijk voor haar en haar partner was om de ‘heilige ruimte’ van de baringsplek als leeuwen te bewaken, los van de mening van de verloskundige of de kraamzorg daarover? Wat maakte het moeilijk voor de aanstaande ouders om op te komen voor hun eigen behoeften? Er zijn nog veel meer vragen denkbaar die aandacht verdienen. Wat maakte bijvoorbeeld dat de kraamzorgstagiaire zich niet meer bewust was van haar plaats in het geheel, van het belang van stilte en bescheidenheid? Wat maakte dat zowel de verloskundige als de kraamverzorgende de stagiaire er niet op wezen dat haar luide praten de situatie verstoorde? Hoe kwam het dat de zorgverleners niet vooraf wisten dat de woonomstandigheden zich niet leenden voor de aanwezigheid van zoveel mensen?

Met een traumasensitieve blik wordt zichtbaar dat er op allerlei niveaus een meer afgestemde aanpak mogelijk was geweest. Wanneer we als samenleving meer kennis hebben over de effecten van dit soort handelen op het begin van een mensenleven, kunnen we er allemaal aan bijdragen dat die start optimaal verloopt, zodat we geen ‘adverse’ maar ‘awesome childhood experiences’ stimuleren!

Traumasensitieve lactatiekundige zorg – ik ben er klaar voor!

Het was de zomer van 1994 en na een mooie thuisbevalling werd onze derde dochter geboren. Over een paar weken gaat ze trouwen; haar witte luiertruitjes van de eerste dagen, die zo prachtig contrasteerden met haar pikzwarte haartjes en diep donkerbruine ogen, staan op zolder. Ze zullen in augustus zijn vervangen door een werkelijk prachtige witte bruidsjurk. Opnieuw zullen haar ogen en haren, inmiddels iets lichter van kleur maar nog altijd mooi donker, contrasteren met haar kleding, zowel met wat ze aan heeft tijdens de borrel op de avond voor de bruiloft als met wat ze zal dragen overdag (die bruidsjurk) en in de avond, als we allemaal in gala-outfit worden verwacht.

Op de dag van haar geboorte had ik niet kunnen vermoeden dat ik een kleine dertig jaar later zou werken als lactatiekundige en medisch antropoloog/socioloog. Vooral die lactatiekunde is rechtstreeks met haar geboorte verbonden. Ik was in het kraambed letterlijk doodziek als gevolg van kraamvrouwenkoorts en toen we samen in het ziekenhuis waren omwille van mijn herstel, zag ik dat de begeleiding bij borstvoeding dikwijls te wensen overliet. Daarom werd ik vrijwilliger bij de VBN, later lactatiekundige in mijn eigen praktijk, en uiteindelijk de traumasensitieve antropoloog die ik nu ben. Sommigen vonden dat ik met die studie antropologie ineens iets heel anders ging doen, maar zelf zag ik altijd alleen maar een doorgaande lijn van micro- naar macro- naar metaniveau. Wat er tussen moeder en kind gebeurt in de vroege levensfase, is een template voor wat volgt. Wat we in het klein in ons gezin van herkomst ervaren, wordt in het groot ons referentiekader voor hoe we in de wereld staan. En hoe we met z’n allen in de wereld staan, is de basis van onze samenlevingen en hun bijbehorende culturen. Zie daar: een in mijn beleving directe verbinding van klein naar groot, van binnen naar buiten, van gezonde, veilige hechting in de ouder-kindrelatie (of gebrek eraan) naar vredelievende, empathische veerkracht in de wereld (of gebrek eraan).

Toen ik er afgelopen jaar aan werd herinnerd dat ik deze zomer mijn lactatiekundige certificering moest vernieuwen (iedere vijf jaar, als we onze ‘IBCLC’-lettertjes willen behouden), twijfelde ik dan ook niet: natuurlijk wil ik lactatiekundige blijven! Mijn traumawerk als antropoloog/socioloog binnen ACE Aware NL en mijn lactatiekundige werk voor Borstvoedingscentrum Panta Rhei vormen zó’n relevante combinatie – die wil ik voortzetten. Sterker nog… die wil ik uitbreiden!

Er was dus geen ontkomen aan: ik moest de recertificeringsprocedure doorlopen. Sinds de verplichting van het herexamen voor recertificeerders is afgeschaft (mag wel, hoeft niet), moet je op een andere manier iedere vijf jaar aantonen dat je voldoende scholing hebt gevolgd en ook anderszins competent bent om het vak uit te oefenen. Dat vind ik op zich terecht: moeders en baby’s hebben recht op hoogkwalitatieve zorg. Dan is alleen de vervolgvraag: hoe toon je aan dat je die levert? Je kunt studiepunten aanleveren, maar heb je de kennis geïntegreerd? Als je bovenop je jarenlange lactatiekundige ervaring andere dingen hebt gedaan en geleerd dan wat de eisen voorschrijven, betekent dat dan per definitie dat je geen goede zorg kunt leveren?

Met de afschaffing van het herexamen zijn de eisen wat aangepast en zodoende moest ik deze zomer voor de eerste keer het bijbehorende ‘self assessment’ maken, zodat duidelijk werd op welke kennisgebieden ik voldoende scoorde en waar ik een achterstand had weg te werken. Verder moet je voortaan een reanimatiecursus met goed gevolg afronden, moet je nog steeds 75 scholingspunten kunnen aantonen (minimaal 50 L (‘lactation’) en 5 E (‘ethics’) en maximaal 20 R (‘related’)), én moet je zo nodig een overtuigende urenverantwoording kunnen overleggen. Collega’s lieten geruststellend weten dat je weliswaar alles op orde moet hebben, maar dat er alleen steekproefsgewijs naar ‘bewijs’ wordt gevraagd. Ik rekende alles uit, diende op 13 juli mijn recertificeringsaanvraag in en tikte een paar honderd euro af. Een paar uur wachten en dan zou de website melden dat ik weer vijf jaar verder mag.

Dat laatste liet op zich wachten… niet een paar uur, maar dagen- en dagenlang. Inmiddels was ik een week weg voor een retraite op een plek die met mijn kindertijd verbonden is. Ik had het nodig en het heeft me goed gedaan. Ik bleef echter mail checken en halverwege mijn week had ik bericht: “Dankjewel voor het indienen van je aanvraag. Je bent uitgekozen voor een steekproef; we zien je documenten graag tegemoet! Denk eraan: te laat insturen betekent het einde van je certificering.”

Ai, ai, ai… het uitblijven van snel bericht had me dit al doen vermoeden… en ook wel wat doen vrezen. Nu moest ik heel veel bijlages verzamelen en aantonen dat ik die lettertjes echt nog waard ben.
Assessment: check. Reanimatiecursus: check. Bijscholingspunten: check, ruime check – meer scholing gevolgd dan ik dacht! Maar dat ene onderdeel, die urenverantwoording… daar zag ik tegenop. Mijn grove schatting vooraf had nu meer detail nodig. Een zeer druk masterjaar voor mijn studie, een jaar bestuurswerk met slechts beperkt tijd voor consulten, om allerlei redenen herbronnen na dat bestuursjaar, focus verschoven naar meer biopsychosociale aspecten van de vroege kindertijd… zou ik aan het vereiste aantal lactatiekundige uren komen?

Ik ging in gedachten terug naar wat ik de voorgaande vijf jaren aan activiteiten had ontplooid. Ik realiseerde me dat ik naast de consulten hard had gewerkt aan de grondige herziening van het beroepsprofiel. Ik had daarvan bovendien een in het Engels vertaalde, stevig onderbouwde versie gemaakt voor de Europese lactatiekundige organisatie. Daarnaast had ik een evidence-based essay geschreven in reactie op een conceptrichtlijn over de ouder-kindrelatie en de rol van borstvoeding en veilige hechting daarin. Ik had de Nederlandse vertaling van James McKenna’s tweede, dikke boek gemaakt en gepubliceerd gekregen bij een grote Nederlandse uitgever. Ik had voor ACE Aware NL allemaal trainingen en cursussen gevolgd en eindeloos veel boeken en artikelen gelezen die me meer en meer inzicht gaven in waarom het in de kraamperiode vaak zo moeilijk gaat voor moeders, waarom hun baringen lang niet altijd vlot verlopen en ze vervolgens tobben met borstvoedingsproblemen. Al deze dingen hadden me echter geen CERP’s opgeleverd, de door de internationale lactatiekundigenorganisatie geaccrediteerde scholingspunten. Nu ik zowel mijn uren als mijn CERP’s moest aantonen, werd ik me ervan bewust dat het referentiekader eigenlijk nogal smal is. Die R-categorie… daarin mocht ik maar 20 punten opgeven, terwijl veel van wat mij nu een veel betere lactatiekundige maakt dan vroeger, precies in die of in geen enkele categorie valt.

Het uitwerken van mijn uren en mijn CERP’s, het plaatsen ervan in precies het juiste rijtje… ik werd er wat opstandig van, maar vooral ook verdrietig. Opnieuw besefte ik hoe ver we nog zijn verwijderd van een traumasensitieve benadering, van een holistische in plaats van een gefragmenteerde, reductionistische aanpak van gezondheidsproblemen. Een moeder en een baby die samen de borstvoedingsrelatie niet soepel aan de loop krijgen… daar is vrijwel altijd veel meer aan de hand dan ‘alleen maar’ een lactatiekundig, ‘technisch’ knelpunt. Natuurlijk moet het aanleggen onder de loep worden genomen; natuurlijk moeten anatomische of neurologische problemen bij de baby worden uitgesloten. En vanzelfsprekend moet je kijken hoe al bestaande medische problemen binnen de borstvoedingsrelatie een plaats hebben, maar… vanuit een traumasensitieve benadering weet je dat zelfs al déze zaken mogelijk (en heel vaak zelfs waarschijnlijk) veel dieperliggende wortels hebben.

Er is nog steeds veel aarzeling om deze trauma-aspecten erbij te betrekken. En er is ook vaak veel angst om het hierover te hebben met cliënten: kunnen ze dat wel aan, willen ze daarover wel praten, is het niet brutaal daarover te beginnen? Dan is het goed te bedenken dat als er zulke vragen opkomen, die vaak een spiegel zijn voor je eigen pijn, voor je eigen triggers en je eigen overlevingsstrategieën. Wanneer je de competenties ontwikkelt die nodig zijn om het kwetsbare, intens persoonlijke gesprek met de cliënt op een veilige, constructieve, compassievolle manier aan te gaan, dan ontstaat er een wonderschone diepgang in de consulten. Dan ontstaat er een ontroerende verbinding, omdat de cliënt de veiligheid voelt om de verbinding met het diepste Zelf te herstellen. Wat een eer, om daarbij aanwezig te mogen zijn en er een bijdrage aan te mogen leveren… over hoogkwalitatieve zorg gesproken!

Ze hadden elders in Europa een paar dagen nodig om al mijn bijlages te bestuderen, maar het is gelukt: afgelopen maandag kreeg ik bericht dat ik tot december 2028 weer gerecertificeerd ben – hoera!
Vrij baan, dus, voor de verdere ontwikkeling van traumasensitieve lactatiekundige consulten!

Feiten versus gevoelens – gastblog door Janis Isaman; Deel 2

Vorige week lazen we de eerste helft van het blog van Janis Isaman, Marianne’s Compassionate Inquiry-collega, en hoe zij haar opleidingsjaar met deze psychotherapeutische aanpak van Gabor Maté heeft ervaren. In de eerste helft maakte ze onderscheid tussen het verhaal dat we onszelf vertellen (de feiten) en de emoties die bij een ervaring horen (het voelen). In deze tweede helft duikt ze dieper in de lichamelijke ervaringen, op wat er in ons gebeurt. Het blog van Janis verscheen oorspronkelijk op de website Elephant Journal, waar Nicole Cameron de hoofdredacteur is.

//////

Als we ons concentreren op het verhaal, hoeven we niet te onderzoeken wat er in onze binnenwereld is gebeurd. Verhalen en feiten zijn extern. Gevoelens en sensaties zijn intern.
Wanneer we ons verbinden met het somatische, dat vervolgens koppelen aan een emotie en alles hardop identificeren, nemen we verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen binnen in ons, in plaats van te focussen op de (vaak discutabele) feiten van wat er is gebeurd.
Dan worden we weggetrokken van het leven als een rechtbankzitting en bewegen we richting onze ervaringen die verbindend, kwetsbaar en helend zijn.
Een van de meest bewuste en authentieke dingen die we voor onszelf kunnen doen, is de fysieke gewaarwordingen in ons lichaam opmerken en benoemen. Als ik terugdenkt aan momenten van vreugde, liefde, woede en totale wanorde in mijn leven, kan ik me precies de lichamelijke sensaties herinneren die een foto nooit zou kunnen vastleggen.
De details van ons lichaam zijn belangrijk, en we kunnen de hoeveelheid en intensiteit beoordelen en bepalen hoeveel we kunnen verdragen. Misschien is het: “Ik merk mijn lichaam op” of “Ik merk een warm gevoel.” De kans is aanwezig dat we details, toon en specifieke elementen kunnen toevoegen.

 

De laatste keer dat ik werd getriggerd, was door de intonatie van een stem. Mijn maag balde zich samen, alsof er een vuist in mijn buik was gestoken die nu alles samenkneep. Daarbovenop werd mijn borstkas week, alsof er diep van binnen diepe krassen in werden aangebracht waardoor alles rauw en heet dreigde te worden. Mijn keel werd op onverklaarbare wijze dichtgeknepen, bijna alsof ik kotsmisselijk werd; mijn stembanden vernauwden zich en er bouwde zich in mijn keel een brok op die alles overstemde.

Ik sprak met strenge stem: “Let alsjeblieft op je toon. Die maakt me bang.”
En ik merkte dat ik angst voelde.
De angst was oud, heel anders dan de jonge stem die naast me zat en die de woorden uitsprak waardoor mijn lichaam ontspoorde.
Net als met mijn vriend aan de telefoon, voelde mijn lichaam aan als van een kind van twee.
Tijdens mijn studiejaar oefende ik alle vaardigheden keer op keer op keer en leerde ik langzaamaan dat dit betekende dat ik werd getriggerd.

Op dat punt aanbeland kunnen we beginnen te begrijpen hoe de combinaties van lichamelijke gewaarwordingen en emoties hebben geleid tot ons vroegste geloofssysteem:
Ik ben niet goed genoeg. Ik ben niet lief. Ik ben een mislukking. Ik ben een slecht persoon.

Wanneer we gewaarwordingen en gevoelens hebben die leiden tot deze percepties van schaamte en onwaardigheid, is onze copingstrategie om terug te gaan naar de feiten.
Mijn strategie was: ‘Vertel het verhaal. Bewijs dat je gelijk hebt. Breng de ander in diskrediet.’
In het jaar van mijn studie was het werk echter niet intellectueel, hoewel de gebruikelijke lezingen en literatuurlijst zeker niet ontbraken. De maandelijkse online ontmoetingen en wekelijkse oefeningen met mijn collega’s vereisten dat ik me keer op keer moest terugtrekken in mijn lichaam. Ik heb honderden oefensessies gedaan.
Soms kon ik niet in mijn lichaam keren. Soms was het ondraaglijk en dissocieerde ik. Soms kon ik nuance toevoegen en bij het gevoel blijven totdat het verdween als opvliegend vuurwerk of als een heteluchtballon die van me weg zweefde en die ik nog steeds wilde vasthouden.
En toen studeerde ik af.
In de pauze waarin ik even geen informatie hoefde op te nemen en geen officiële oefensessies had, kon ik in mijn eentje oefenen.

Inmiddels is mijn lichaam het enige deel van het verhaal geworden dat ertoe doet. Wat er in mij gebeurt, staat buiten kijf, ongeacht wat iemand anders zegt of doet. Ik vertel kortere verhalen en besteed meer tijd aan wat mijn lichaam meedeelt.
Ik kan sensaties in een oogwenk opmerken en benoemen.
Ik kan identificeren wanneer ik getriggerd word en ik kan er verantwoordelijkheid voor nemen.

Deze ogenschijnlijk eenvoudige vragen vergden een jaar oefenen en nog een jaar integratie. En het zijn de meest diepgaande lessen van mijn leven.
Hetzelfde gesprek dat ik eerder met een vriend had, zou tegenwoordig niet op dezelfde manier eindigen. Nu zou ik willen aangeven hoe de leegte in mijn maag en de angst die ik voel me herinneren aan hoe ik een klein kind op een driewieler was.

//////

Een klein kind op een driewieler… we kunnen Janis bijna zien. De meesten van ons zullen zich een fietser van twee of drie jaar vol verwondering kunnen voorstellen; we hebben misschien kinderen van die leeftijd of kleinkinderen, nichtjes, neefjes, buurkinderen, kleuters in onze klas. Het zou niet zo moeilijk moeten zijn om te begrijpen dat de wereld voor zulke kleintjes een heel andere plek is dan voor een volwassene. Als volwassene hebben we zoveel meer opties om ons leven in eigen handen te nemen. We kunnen verhuizen als het huis vreselijk is; we kunnen onze dagelijkse omgeving veranderen als de sfeer akelig is; we kunnen de banden verbreken als we ons onrechtvaardig behandeld voelen. Dit zijn allemaal opties die een jong kind niet ter beschikking staan.

En over rechtvaardigheid gesproken… Janis benoemt ‘het leven als een rechtbankzitting’. Dat is een mooi toepasbaar beeld, want het impliceert ook de aanwezigheid van rechters. Rechters luisteren naar de feiten, naar de verhalen, en op basis van die feiten oordelen ze. In persoonlijke ervaringen en interpersoonlijke relaties zijn oordelen meestal de dingen die de onrust niet oplossen, maar eerder veroorzaken en verergeren.

Anderen beoordelen, onszelf beoordelen… meestal komt er niet zo veel goeds uit voort, maar voor de meesten van ons is het erg moeilijk om door het leven te gaan zonder een oordeel te vellen over anderen of over onszelf. Dat komt voor een groot deel doordat het onmogelijk is om alle ‘feiten’ op een rijtje te krijgen. Kunnen we het emotionele leven van de ander echt goed genoeg kennen om hun reactie of gedrag te begrijpen? Is het werkelijk, feitelijk waar wat we ons brein over onszelf laten geloven? En hoe komt het dat we over onszelf vaak een nog harder oordeel hebben dan over een ander?

Zoals Gabor Maté de Boeddha vaak citeert: “Met onze geest creëren we de wereld.” Wat wij beschouwen als een reactie op de feiten, is vaak vooral onze perceptie of onze interpretatie van die ‘feiten’. En waarom is dat? Dat is omdat vóórdat we met onze geest de wereld creëren, de wereld onze geest creëert, zoals Gabor het citaat meestal vervolgt. Ons dagelijks leven, de sociale omgeving waarin we opgroeien, is de grootste factor in de vorming van ons brein en onze stressregulatie. Al voor de geboorte dringt het stressniveau van onze moeder letterlijk onze baarmoederwereld binnen, via de navelstreng. Als ze een zwaar leven heeft terwijl ze ons draagt, zullen we fysiologisch voorbereid zijn op een harde wereld. Als de eerste jaren van ons leven gevuld zijn met toxische stress en ACE’s, zullen we kenmerken en gedragingen ontwikkelen die ons proberen te helpen overleven in een vijandige omgeving. Dat is allemaal volkomen logisch; zoals Gabor zegt: “Het is een normale reactie op een abnormale omstandigheid.”

Zoals het blog van Janis prachtig illustreert: we doen er goed aan ons in te spannen om onze kleintjes een leefomgeving te bieden waar hun emoties welkom zijn, waar ze gezien en gehoord, omarmd en geaccepteerd worden. Hoe meer acceptatie het kind voelt voor oprechte emoties, hoe gemakkelijker het zal zijn om zichzelf te reguleren. Het veilig kunnen uiten van emoties betekent dat ze niet onderdrukt hoeven te worden. Het onderdrukken van emoties is vermoeiend; het zal ons uitputten en ons vaak op de een of andere manier ziek maken. En ook al zijn we nog niet aanbeland in het ziektestadium (dat Gabor omschrijft als ‘lijdend richting waarheid’)… het is een pittige opdracht om de verbinding met al die emoties te herstellen als we eenmaal gewoontes en persoonlijkheden hebben opgebouwd rond het onderdrukken ervan.

Het is eenvoudig voor me om te herkennen waarover Janis spreekt; ook ik heb een tweewekelijkse sessie met mijn groep van achttien studenten, een wekelijkse sessie met mijn trio’s, meerdere Zoom-calls en begeleide workshops elke maand, heel veel video’s om te bekijken en te verwerken, en vooral… een bijna krankzinnige hoeveelheid introspectie 25/7 om alle verschillende draden van emoties, triggers, percepties, overtuigingen, persoonlijkheidsdelen, concepten, teleurstellingen, kenmerken en lichamelijke ervaringen te ontwarren. Net als Janis geniet ik er echter ook enorm van om in een gemeenschap te zijn waar ik “de meest diepgaande lessen van mijn leven” kan opdoen.