Boekbespreking ‘Van waanzin naar Wijsheid’ door Iris van Zomeren

Via haar mooie mail aan ACE Aware NL kwam ik in contact met de auteur van het boek ‘Van waanzin naar Wijsheid – Het autobiografische levensverhaal van Iris van Zomeren’. We spraken af dat ik het zou recenseren voor de website. Iris stuurde het me op en zodra ik erin begon te lezen, was ik gefascineerd. (Zie ook onze boekenpagina, volgorde op achternaam schrijvers.)

Het boek begint met een voorwoord van psychotherapeut Rachporn Sangkasaad Taal. Ze vertelt hoe ze Iris leerde kennen, die toen al allerlei vormen van therapie achter de rug had. Ze schrijft dat ze onder de indruk is van de posttraumatische groei (PTG) die Iris heeft doorgemaakt. Met haar inleiding maakt ze duidelijk dat het om een zeer bewogen leven gaat, maar om werkelijk goed te begrijpen hoeveel onveiligheid er voor Iris speelde, is lezen van cover-to-cover het beste wat je kunt doen.

Het boek is verhalend geschreven, met heel veel persoonlijke dialogen en uitwisselingen tussen Iris en andere hoofdpersonen. Dat maakt dat je als lezer wordt meegezogen in de indringende gebeurtenissen. Daarbij wordt er zoveel toegelicht op het gebied van psychologische en emotionele traumaverwerkingsprocessen dat waarschijnlijk bijna iedereen er waardevolle inzichten aan kan ontlenen. Iris neemt de lezer mee in de reis die ze heeft gemaakt en we zien haar langzaam maar zeker ‘openbreken’, opbloeien, licht en lucht geven aan dat wat ze heeft doorstaan. Daarbij komt ook de intergenerationaliteit duidelijk naar voren: haar ouders zijn beiden beschadigd geraakt in hun eigen jeugd en het helingswerk dat Iris nu verzet, heeft niet alleen voor haarzelf een positief effect, maar ook voor anderen in haar familielijn. Als lezer ben je getuige van haar diepe zelfonderzoek en haar aangrijpende herstelproces; met hoe ze schrijft, nodigt Iris je uit om daar ‘holding space’ voor in te ruimen.

Iris begint met een schets van haar gezinssituatie, met ouders met een achtergrond van onder andere huiselijk geweld en seksueel misbruik. Er is veel dat via intergenerationele overdracht bij Iris en de andere kinderen terechtkomt. Dat is dermate heftig dat Iris alleen kan overleven door emoties en herinneringen te bevriezen en te onderdrukken. Met meer traumasensitiviteit hadden diverse volwassenen waarschijnlijk signalen kunnen oppikken, maar Iris is, zoals veel kinderen, alleen met haar pijn en wanhoop.

In 38 veelal bondige hoofdstukken begeleidt ze ons langs haar ervaringen en in heel wat hoofdstukken zijn in duidelijke kaders toelichtingen opgenomen over bepaalde termen die in de tekst aan de orde komen. Daarmee zijn voor de niet-ingewijde lezer ook onbekende begrippen goed te volgen. Waar relevant heeft Iris passages uit brieven, correspondentie en dagboeken opgenomen; die zijn te herkennen aan de cursivering.

Rond haar twaalfde begint Iris zich meer en meer af te zetten tegen de thuissituatie en dat brengt complexe ‘coping strategies’ met zich mee. Ze vindt thuis geen begrip; haar ouders missen het vermogen om hun eigen rol in de problemen te onderkennen en aan te pakken. Iris raakt daardoor de verbinding met haar authentieke zelf steeds verder kwijt en er ontstaat een existentiële somberheid.
Rond haar twintigste begint er het één en ander boven te komen van haar pijnlijke ervaringen, maar de tijd is nog niet rijp en het gevoel van veiligheid is nog niet toereikend om alles onder ogen te zien. Die veiligheid ontstaat wél als ze begin dertig is en Erik ontmoet, de liefde van haar leven. Met hem naast zich komt er steeds meer naar boven van het in haar verborgen trauma. Het is een zware weg en ze komt steeds meer in een enorme woede terecht; die zet ook haar relatie met Erik onder druk. Ze merkt echter dat de woede ook een heel goede kant heeft en dat die haar helpt om haar eigenwaarde terug te vinden, om de ‘ver-ontwaardiging’ ongedaan te maken.* Daardoor komt ze geleidelijk aan meer en meer in contact met de onderliggende kwetsuren. Het besef groeit dat de woede geen sta-in-de-weg hoeft te zijn, maar een poort kan zijn om in contact te komen met jezelf. Iris beschrijft het prachtig: “Je ziet de woede als afleidend terwijl hij in essentie herleidend is” (p. 62).

De behoefte aan contact met haar gezin van oorsprong blijft bestaan, maar blijkt ook telkens opnieuw heel ingewikkeld. Dat komt met name omdat de overige gezinsleden de gebeurtenissen van vroeger volledig blijven ontkennen. Dit is een verschijnsel dat veel mensen ervaren die misbruik en verwaarlozing binnen het gezin aan de orde willen stellen. Er rust vaak een groot taboe op en dat maakt herstel van gezins- en familierelaties moeizaam en dikwijls ook tijdelijk of permanent onmogelijk.

Na twee bizarre en zeer heftige ervaringen komt ze dichter bij de oorsprong van haar trauma. Via een helder beschreven, zeer intensief therapieproces wordt ze zich ervan bewust hoe verschillende deelpersoonlijkheden het trauma voor haar hebben gedragen.

Zoals velen ontdekken tijdens hun helingsreis, blijft er lange tijd behoefte om de liefde die je als kind had moeten krijgen, te zoeken op plekken en bij mensen waar die niet te vinden is. De acceptatie dat je dat gemis van vroeger niet alsnog kunt goedmaken, is vaak heftig. Ze verdient rouw en verwerkingstijd, tijd waarin je leert om te heroriënteren, om te zien dat wat vroeger niet mogelijk was, nu wél kan: een sociale omgeving kiezen die jouw pijn kan verdragen en die tegelijk je moed en je potentieel ziet. Binnen een setting die veilig, koesterend, ondersteunend en stimulerend is, kan dan alsnog het ‘ontgiftingsproces’ (p. 161) plaatsvinden dat nodig is om naar je gezonde kern terug te keren en van daaruit het leven in een nieuw licht te zien en te ervaren.

Met alle posttraumatische groei die ze doormaakt, slaagt Iris er steeds beter in om de oorsprong van de gebeurtenissen van vroeger te traceren. Het doorvoelen, doorzien en doorleven van de oude pijn zorgt voor steeds meer compassie, niet alleen naar andere slachtoffers, maar ook naar de daders van vroeger. Compassie staat ook op de voorgrond als ze ontmoetingen heeft met personen uit haar verleden, met wie ze het gesprek aangaat over wat er destijds voor haar speelde. Dit helpt haar om de realiteit van haar verleden krachtiger te ervaren. Steeds meer ook ervaart ze dat het lichaam met alle ogenschijnlijk ‘disfunctionele’ reacties juist wijze oplossingen aanreikt om te overleven in omstandigheden die je bevattingsvermogen, pijngrens en draagkracht als kind ver te boven gaan. De pijn ligt opgeslagen in de meest basale delen van het brein en in het celgeheugen van het lichaam. De pijn kan daarom niet alleen via cognitief inzicht worden geheeld. Het lichaam mag spreken, mag het levensverhaal vertellen, ondersteund door therapievormen die daarbij behulpzaam zijn.

Iris eindigt haar boek met de volgende constatering: “Natuurlijk is het niet zo dat er geen oude dingen meer opkomen, maar er is in mij steeds minder verzet en veel meer geduld. En dit geduld is geen methode, maar het gevolg van mijn intense verwerkingsproces” (p. 303).

Ik zie in die conclusie een mooie link met het onlangs besproken boek van Viktor Frankl. In zijn visie is levensgeluk geen doel, maar het gevolg van ervaren zingeving. Iris zegt dat haar geduld geen doel was, maar het gevolg van haar verwerking. Het is bijzonder dat levenswaarden als geduld en geluk diepgaande processen lijken te vereisen om tot ontwikkeling te komen. Ze lijken een doel, maar ze blijken het resultaat van iets anders, namelijk een diep doorleefde ervaring van erkenning, acceptatie en betekenisvolle verbinding met het Zelf en de Ander.

De grote opdracht en het morele appèl die daarom wat mij betreft met kracht uit dit boek naar voren komen, richten zich op volwassenen: hoe meer moed zij opbrengen om hun eigen demonen in de ogen te kijken, hoe groter de kans dat ze deze kwade geesten niet doorgeven aan de volgende generatie. Werken aan je eigen traumaherstel is daarmee een immens geschenk voor je kinderen en kleinkinderen. De doofpotcultuur ten aanzien van familiegeheimen, waarover Iris spreekt in haar boek, kan dan een fundamentele verandering ondergaan. Daarvoor is oprechte compassie nodig, zodat oordeel en schaamte niet zo’n dominante plaats hebben als nu nog vaak het geval is. Iris heeft met haar boek een belangrijke bijdrage geleverd aan die broodnodige openheid ten aanzien van de levenslange impact van huiselijk geweld en misbruik op het jonge kind. Iedereen die daarmee te maken heeft (gehad), zal in dit boek, behalve waardevolle inzichten, veel herkenning, erkenning en ook troost en hoop kunnen vinden. Met meer maatschappelijk bewustzijn daaromtrent kunnen we zorgen dat onze kinderen niet via waanzin naar wijsheid hoeven te komen. Ze mogen dan hun kinderlijke, vaak oh zo wijze begaafdheid behouden en verder laten groeien.
Dit boek, waarin Iris haar levensverhaal op aangrijpende wijze heeft vastgelegd, kan zeer helpend zijn voor wie op zoek is naar kennis over en mogelijkheden voor de heling van trauma.

* In dit blog met Jet Markink spraken we over ‘ontschuldigen’; beide woorden, ‘ont-schuldigen en het ongedaan maken van ‘ver-ontwaardiging’, zijn belangrijke aspecten van het helingsproces.

‘Voed de veerkracht!’ – de ACE Aware NL-podcast

Vandaag is het Internationale Vrouwendag! Dit jaar is het internationale thema ‘Embrace Equity’ en het Nederlandse thema is ‘Onbeperkt leefbaar’ – een oproep om met elkaar te zorgen dat we ons zoveel mogelijk zonder sociale, culturele, financiële en emotionele beperkingen door onze levende wereld, door onze leefwereld kunnen bewegen. Belangrijk daarvoor is veerkracht. Veerkracht wordt wel omschreven als het vermogen om flexibel met de uitdagingen van het leven om te gaan, onder andere door werkelijk al je emoties welkom te heten. Om dat te bereiken en de veerkracht te voeden, is het behulpzaam als vrouwelijke energie de overhand heeft, zowel in vrouwen als in mannen.

De eerste 1000 dagen van een mensenleven hebben een grote impact op de rest van het bestaan. Daarover bestaat inmiddels geen twijfel meer; dit is op allerlei manieren aangetoond en zowel proefondervindelijk als wetenschappelijk onderbouwd. De eerste 1000 dagen, vanaf de conceptie tot aan ongeveer de tweede verjaardag, zijn dus essentieel. Wat er tijdens de zwangerschap en rondom de geboorte gebeurt, doet ertoe. In die fase wordt het fundament gelegd voor het leven dat volgt. Wanneer er in die vroege jaren veel stress is, wordt het voor een kind meestal moeilijker om soepel met dingen om te gaan en op alle fronten gezond te blijven. Ook wanneer sociale en gezondheidsproblemen pas later in het leven opduiken, blijken ze bij zorgvuldige bestudering vaak hun wortels in die kindertijd te hebben. Met die kennis op zak ligt de conclusie voor de hand dat we er met z’n allen goed aan doen om die periode te koesteren, zodat het leven na de geboorte onbeperkt leefbaar is en dat ook kan blijven. En dan wordt het spannend… nemen we die uitdaging aan? Hoe kunnen we in praktische zin gelijkwaardigheid omarmen? Ik heb wel wat ideeën. Laten we de veerkracht voeden! Laten we goed voor onze zwangeren zorgen, de belangen van kinderen zien als gelijkwaardig aan die van volwassenen, en laten we kwetsbaarheid een meer prominente plaats geven in onze samenleving.

In het kader van kwetsbaarheid dacht ik vanochtend aan een prachtige vrouw die daarover mooie dingen heeft gezegd, namelijk Brené Brown. Eén van haar beroemdste uitspraken is: “Kwetsbaarheid is niet winnen of verliezen. Kwetsbaarheid is de moed hebben om te komen opdagen en je te laten zien wanneer je geen controle hebt over de uitkomst. Kwetsbaarheid is geen zwakte; het is de hoogste maatstaf van moed.”
Kwetsbaarheid als moed – kiezen om je niet tot de tanden toe te bewapenen, maar voor de mogelijkheid je te laten verwonden en open te zijn voor je eigen gevoelens en die van de ander, ook als dat pijn doet. Dat kan heel eng voelen. In een samenleving waarin individualisme bijna een ideologie is, is samenredzaamheid een lastig concept. Durven we gewoon te erkennen dat we elkaar nodig hebben, dat het moeilijk is om je niet met dierbare anderen verbonden te voelen? Dat is heel normaal, namelijk, want mensen zijn ‘wired for connection’: hun hele neurofysiologische systeem is ingesteld op betekenisvolle verbinding met anderen. Als die verbinding ontbreekt, soms al heel vroeg in het leven, geeft dit gevoelens van diepe pijn en eenzaamheid. Daardoor kan de overtuiging ontstaan dat je ‘niet goed genoeg’ bent, dat je het niet waard bent bemind te worden, dat je er niet bij hoort en het in je eentje moet zien te redden. En dan… wat als dat je dreigt te overweldigen…?

Een aantal jaren geleden zag ik de film ‘The House I Live In’, waarin verslavingsexpert Gabor Maté zegt: “Als mensen pijn hebben, willen ze die pijn verzachten. De vraag is dus niet ‘vanwaar de verslaving?’, maar ‘vanwaar de pijn?’ ” Ik was perplex. Dat ziekte meestal een uiting is van een (vooral ook emotioneel) verstoord evenwicht – met die overtuiging leefde ik al een kwart eeuw. De laag die Gabor Maté er met deze uitspraak aan toevoegde, voelde als een onvermijdelijke paradigmaverschuiving. Ik had het gevoel dat ik een soort sleutel had gekregen die alles ontsloot. Dit leek me de kern, een visie die overal in de samenleving dringend navolging verdient.

Dat is de gedachte van waaruit ACE Aware NL is ontstaan: bewustzijn creëren rondom ACE’s, ongunstige ervaringen in de kindertijd, en onderkennen dat veel gedrag en gewoontes die als ‘lastig’ of ‘ongezond’ worden gelabeld, in feite overlevingsstrategieën zijn en zelfmedicatie voor de pijn van eenzaamheid en uitsluiting. Samen met Victor Bodiut ben ik daarom ACE Aware NL gestart. En over moed en kwetsbaarheid gesproken: zonder hem had ik het niet aangedurfd. Samen hebben we een prachtig fundament gelegd, waarop we nu verder bouwen. Daarin heeft de zogenaamd ‘vrouwelijke’ energie een vooraanstaande plaats: zachte ontvankelijkheid, intuïtie, ruimte voor ‘zijn’ in plaats van ‘doen’, aandacht voor het emotionele leven, van binnen naar buiten, als inspiratie voor de meer mannelijke energie.

Overal in de natuur vindt groei altijd plaats vanuit de zachte plekken. Bij baby’s en jonge kinderen is dat heel duidelijk. Voor gezonde groei is het dus belangrijk te zorgen dat die zachtheid wordt beschermd en er geen (fysieke en emotionele) verharding ontstaat. Liefde, nabijheid, compassievolle aandacht… dat zijn de dingen waarop het jonge kind gedijt en daarmee kun je de veerkracht van het kind voeden. Hoe kun je dat vormgeven? En wat zijn de gevolgen van het ontbreken van zulke zorg?

Om daarover uitgebreid met ervaringsdeskundigen en professionals in gesprek te gaan, heeft ACE Aware NL voortaan ook een podcast, getiteld ‘Voed de Veerkracht!’ Samen met Petra Bouma, die sinds een tijd de prachtige visuals voor de blogs maakt en die ook het artwork voor de podcast in elkaar heeft gezet, heb ik daarvoor de infrastructuur nu neergezet en de eerste vier afleveringen zijn online! Je kunt luisteren naar Nikk Conneman, Eefke Postma, Marie-liz de Jongh en Hilde Bolt. In de komende tijd zullen er weer heel wat interviews plaatsvinden en gaan we nog veel meer mooie mensen ontmoeten. Zij zullen vertellen over hun werk, maar ook over hun eigen ervaringen, waarin als gevolg van verdriet dikwijls veel ontroerende wijsheid besloten ligt.

Rondom het onderwerp ‘trauma’ heerst helaas nog veel schaamte en oordeel. Die zijn niet behulpzaam, want ze leiden ertoe dat veel mensen een barrière ervaren om hun verhaal te vertellen. Men blijft alles onderdrukken, uiteindelijk vaak met ziekte tot gevolg. Openheid geven over de pijn en rouw van je levensverhaal… dat vraagt veel moed. Er schuilt vaak zo enorm veel wijsheid in wat mensen te vertellen hebben over wat moeilijk voor ze was en hoe ze die moeilijkheden hebben overwonnen. Daar heb ik echt diep respect voor, want ik weet ook zelf hoe ingewikkeld het kan zijn om de eenzaamheid van vroeger niet volledig je leven van nu te laten beïnvloeden.

De tune van de podcast heeft als titel ‘Here Forever’. In de voorbereiding leek dit fragment zichzelf aan mij te presenteren. Here forever – voor altijd hier. Te weten dat er mensen zijn op wie je altijd mag rekenen en zelf voor anderen wellicht zo iemand te zijn… dát is wat een diep gevoel van veiligheid creëert, het gevoel dat je welkom bent met alles wat bij jou hoort, gewoon helemaal zoals je bent. Voor veel mensen blijkt dat hoop en vertrouwen en veerkracht te voeden. De Voed de veerkracht-podcast is daarom ook een krachtig pleidooi om met elkaar alert te zijn op wat de jongsten van onze samenleving nodig hebben om blij en gelukkig op te groeien, onderweg naar een onbeperkt leefbare toekomst. We hopen dat jullie met ons meegenieten van de bijzondere verhalen en inzichten en wie weet ontvangen we je te zijner tijd als gast!

Boekbespreking van ‘De zin van het bestaan’ door Viktor E. Frankl, Deel 2 (slot)

Vorige week hebben we een begin gemaakt met een recensie van Viktor Frankls ‘Man’s Search For Meaning’ en bespraken we wat er in Deel 1 van het boek aan bod kwam. Verschillende aspecten van het vinden van betekenis zijn het onderwerp van Deel 2 van het boek, waar logotherapie in een notendop wordt besproken.

Logotherapie wordt ook wel de ‘Derde Weense School voor Psychotherapie’ genoemd. Waar Sigmund Freud zich concentreerde op ‘de wil tot plezier’ (psychoanalyse) en Alfred Adler op ‘de wil tot macht’ (individuele psychologie), richtte Viktor Frankl zich op ‘de wil tot betekenis’ (logotherapie), aangezien betekenisgeving in het leven voor de meeste mensen de belangrijkste motiverende kracht blijkt te zijn. Dit is ook wat naar voren komt in het steeds meer gangbare concept van Positieve Gezondheid. Van de zes dimensies (lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren) blijken de spirituele aspecten het vaakst te worden genoemd als dat wat er echt toe doet. Mensen kunnen chronische gezondheidsproblemen hebben, maar zolang die redelijk goed onder controle zijn en mensen een doel in het leven hebben en zingeving eervaren, beschouwen ze zichzelf meestal als gezond. Als de fysieke gezondheid over het algemeen goed is, maar de zingeving ontbreekt, dan geven mensen veel neerslachtiger beschrijvingen van hoe het met ze gaat. Hoe meer betekenis mensen in hun leven kunnen onderscheiden, hoe groter de kans dat gezondheid en geluk daaruit voortvloeien. Die zijn dan geen doel op zich, maar zijn het gevolg van de gevonden zingeving en levensdoelen en van het kunnen bijdragen aan iets groters dan het eigen leven. In de woorden van Nietzsche, geciteerd door Frankl: ‘Hij die een waarom heeft om voor te leven, kan bijna elk hoe verdragen’ (p. 109, cursivering van de auteur).

Zonder zo’n zingeving, schrijft Frankl, kunnen mensen ‘existentiële frustratie’ ervaren. Je niet uitgedaagd voelen, maar verveeld en nutteloos, is begrijpelijkerwijs moeilijk, stelt hij, en verdient aandacht in plaats van medicatie:

Existentiële frustratie is op zich noch pathologisch noch pathogeen. De bezorgdheid van een mens, zelfs zijn wanhoop, over de waarde van het leven is een existentiële stress, maar geenszins een mentale ziekte. Het is heel goed mogelijk dat het interpreteren van het eerste in termen van het laatste een arts motiveert om de existentiële wanhoop van zijn patiënt te begraven onder een hoop kalmerende medicijnen (p. 108, cursivering van de auteur).

Met andere woorden: zorgverleners moeten de zorgen van hun patiënten serieus nemen wanneer ze geen of onvoldoende zin meer zien in het leven. Frankl ziet drie verschillende betekenislagen in het leven: ‘1) door werk te doen of een daad te verrichten (werk); 2) door iets te ervaren of iemand te ontmoeten (liefde); en 3) door de houding die we aannemen tegenover onvermijdelijk lijden (mentale kracht)’ (p.115). Het gevoel van zinloosheid, ‘is het resultaat van het niet bevredigen van onze existentiële behoeften, wat (…) een universeel fenomeen is geworden in onze industriële samenlevingen’ (p.141) en kan een ‘existentieel vacuüm’ creëren, vaak wijder verspreid op plaatsen waar spirituele, ceremoniële, professionele en familietradities verloren zijn gegaan. Dit kan ertoe leiden dat mensen ‘doen wat andere mensen doen (conformisme) of (…) wat andere mensen willen dat [ze] doen (totalitarisme)’ (p.111).

Het doel van logotherapie is ‘noch doceren noch propageren’ (p.114), maar mensen helpen hun blik te verbreden en hun eigen zin in het leven te vinden en daarom zal de logotherapeut ‘nooit toestaan dat de patiënt de verantwoordelijkheid om te oordelen aan de arts overdraagt’. Een mooie verklaring is deze: ‘Een schilder probeert ons een beeld te geven van de wereld zoals hij die ziet; een oogarts probeert ons in staat te stellen de wereld te zien zoals die werkelijk is’ (p.114,115). Logotherapie moedigt cliënten aan om de potentiële betekenis van hun leven te vinden en Frankl noemt dit ‘de zelftranscendentie van het menselijk bestaan’. Pas als we dit echt kunnen voelen en zien, kunnen we tot zelfverwerkelijking komen, ‘als neveneffect van zelftranscendentie’ (p. 115). Dit geldt vooral in moeilijke omstandigheden, wanneer de zaken er hopeloos uitzien.

Waar het dan [wanneer het lot niet kan worden veranderd] om gaat, is getuige te zijn van het uniek menselijke potentieel in optima forma, namelijk het transformeren van een persoonlijke tragedie tot een triomf, het omzetten van iemands hachelijke situatie in een menselijke prestatie. Als we een situatie niet meer kunnen veranderen (…) worden we uitgedaagd om onszelf te veranderen (p.116).

We worden echter opgeroepen om het lijden waar mogelijk wel te verlichten, want ‘onnodig lijden is eerder masochistisch dan heroïsch’ (p. 117). Wat hiervoor nodig is, is het vinden van de ‘superbetekenis’, niet ‘de zinloosheid van het leven verdragen, maar eerder het verdragen van het onvermogen om de onvoorwaardelijke betekenis ervan in rationele termen te vatten. Logos is dieper dan logica’ (p.122, cursivering auteur).
We kunnen nooit volledig vrij zijn van moeilijke omstandigheden, dus echte vrijheid is volgens Frankl de ‘vrijheid om een standpunt in te nemen tegenover de omstandigheden’ (p.132), een weg naar zelfbeschikking. Dit is typisch menselijk, want: ‘De mens is in staat de wereld ten goede te veranderen als het kan, en zichzelf ten goede te veranderen als het moet’ (p.133). Als zinloosheid ons gek maakt, bewijst dat slechts onze menselijkheid, zegt Frankl. Dit sluit aan bij een citaat uit het werk van Krishnamurti: ‘Het is geen teken van gezondheid om goed aangepast te zijn aan een intens zieke samenleving.’ Dat wil niet zeggen dat het altijd gemakkelijk is. We kunnen om veel verschillende redenen ten prooi vallen aan ‘opgeef-itis’ (p.141), waarbij we alle hoop verliezen, omdat we ons niet langer richten op de resterende zin van het leven. Daardoor verliezen we mogelijk elk vermogen om met het lijden om te gaan.
Er is echter een ‘verschil tussen waardevol zijn in de zin van waardigheid en waardevol zijn in de zin van nuttigheid’ (p.152). Elk lot waardig dragen betekent in groei en ontwikkeling boven onszelf uitstijgen en zo de vrede en het welzijn in de wereld vergroten.

Dat is inderdaad hoopgevend. Door met mensen die rouwen en lijden, compassievol te onderzoeken welke dingen hun leven nog steeds waardevol maken, kunnen we hen ondersteunen bij het terugvinden van de weg naar hun doelen en levensgeluk. Dit alles zo indrukwekkend goed uiteengezet te zien door iemand met een geschiedenis als die van Frankl, stemt een mens nederig.

Boekbespreking van ‘De zin van het bestaan’ door Viktor E. Frankl

Het is een klein boekje, in de paperbackversie van 2004, maar het bevat een cruciale boodschap en daarom werd het een klassieker. Oorspronkelijk werd het boek geschreven en gepubliceerd in 1946 met de titel ‘Ein Psycholog erlebt das Konzentrationslager’ (‘Een psycholoog overleeft het concentratiekamp’) en vervolgens kreeg het in 1978, met de Engelse vertaling, zijn nieuwe titel, die de inhoud treffend samenvat: hoe je zingeving kunt vinden, zelfs onder de meest gruwelijke omstandigheden. (We lazen het boek in het Engels, ‘Man’s Search For Meaning’, maar het boek is ook in het Nederlands vertaald. De vertaling van de citaten is echter van ons en niet afkomstig uit de Nederlandse editie. Daar kunnen dus verschillen aanwezig zijn.)
Viktor Frankl werd in 1905 in Wenen geboren en stierf er in 1997. Hij studeerde er geneeskunde, met als specialisaties neurologie en psychiatrie. Hij richtte zich op depressie en zelfdoding en de kennis en inzichten die hem dit opleverden, nam hij met zich mee toen hij eerst naar Theresienstadt (1942) en later naar Auschwitz en Dachau (1944) werd gedeporteerd. Het boek bestaat in essentie uit twee delen. Deel 1 is een verslag van zijn verblijf en beproevingen in de concentratiekampen en Deel 2 is een uitleg van ‘logotherapie’, de psychotherapeutische methode die hij al voor de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde, maar die hij na de oorlog, terug in Wenen, nauwgezet beschreef en beoefende.

Logotherapie wordt ook wel de ‘Theorie van Zingeving’ genoemd, omdat het in de kern gaat over de vraag hoe je betekenis kunt vinden (logos betekent ‘woord’ of ‘betekenis’), hoe je veerkrachtig kunt blijven in het aangezicht van tegenspoed en onrecht. Er kunnen veel redenen zijn om de hoop en het vertrouwen te verliezen, en je kunt worden beroofd van je persoonlijke vrijheid, maar er is één vrijheid, volgens Frankl, die geen mens kan worden ontnomen: de keuze om te beslissen hoe te reageren op externe omstandigheden. In de context van ACE’s is dit uiterst relevant, aangezien de essentie van trauma het verlies is van de verbinding met je ware zelf. Als er manieren zijn om die verbinding te koesteren en authentiek te blijven, is het belangrijk om die te delen met mensen die moeilijke omstandigheden (hebben) ervaren.
Aanvankelijk wilde Frankl het boek anoniem schrijven, maar hij bedacht zich en vond dat hij ‘de moed moest hebben om [zijn] overtuigingen openlijk te verkondigen’ (p.20).

Zijn beschrijving uit de eerste hand van de gang van zaken in de kampen is indrukwekkend. De meeste lezers zullen wel een globale kennis hebben van deze tragische locaties, maar de helderheid waarmee Frankl erop terugkijkt, is bewonderenswaardig. De omstandigheden waren zo erbarmelijk dat hij schrijft dat je het mensen moeilijk kunt verwijten dat ze zichzelf probeerden te verdoven (p.24), hetzij met alcohol, hetzij op willekeurig welke andere mogelijke manier.
Hij beschrijft de fasen die mensen doormaakten bij binnenkomst in het kamp: shock (eerst gepaard gaande met pijnlijke emoties zoals verlangen, medelijden, afschuw en walging), apathie (emotioneel sterven, dat niets je nog wat kan schelen, een poging tot zelfbescherming), en ten slotte de psychologische reactie na de bevrijding.
Deze derde en laatste fase was moeilijk in die zin dat vreugde ‘opnieuw geleerd’ moest worden: ‘De druk die jarenlang op [de gevangene] had gelegen, werd eindelijk losgelaten [en] zijn verlangen om te spreken was onweerstaanbaar’ ( p.96). Frankl omschrijft dit proces weer als ‘van een zenuwenoorlog naar mentale rust’ (p.97). Idealiter gebeurt dit heel langzaam, stap voor stap, om te voorkomen dat er ‘moreel verval’ ontstaat in de vorm van wraak en schade toebrengen aan (eigendommen van) daders.
We kunnen hier een parallel zien met andere soorten trauma: je weer gelukkig voelen, pijn en verlies loslaten, kan moeilijk zijn, als die je hele leven je ontwikkelingsomgeving hebben gevormd.

Het grootste deel van het boek gaat echter over de tweede fase, die van apathie en hoe ermee om te gaan of die te voorkomen. Sommige mensen waren in staat om hun ‘spiritueel leven te verdiepen’ (p.47), schrijft Frankl:

Ze waren in staat zich terug te trekken uit hun verschrikkelijke omgeving naar een leven van innerlijke rijkdom en spirituele vrijheid. Alleen op deze manier kan de schijnbare paradox worden verklaard dat sommige gevangenen met een minder gehard karakter het kampleven vaak beter leken te overleven dan degenen met een robuuste persoonlijkheid (p.47).

Hij omschrijft het als de ‘overleving van de gevoeligen’. Wat onder normale omstandigheden zou kunnen worden omschreven als dissociatie, kan onder ernstige tegenspoed worden gezien als identificatie met de rijkdommen van het innerlijke leven door te putten uit eerdere ervaringen zoals liefde en vreugde en dankbaarheid, humor en nieuwsgierigheid. Dit alles is wat we zouden kunnen zien als ‘de wijsheid van trauma’, waarbij de capaciteiten van de geest worden gebruikt om het ondraaglijke heden te overleven. Het betekent ook dat hoe overvloediger die eerdere positieve ervaringen zijn, hoe groter de kans dat mensen er uit kunnen putten, of, anders gezegd, veerkracht kunnen tonen. Frankl zegt: ‘Een abnormale reactie op een abnormale situatie is normaal gedrag’ (p.32). In lijn hiermee waren de pogingen van gevangenen om in de menigte te verdwijnen, om niet de aandacht op zichzelf te vestigen, terwijl mensen in het normale leven graag gezien en erkend willen worden op grond van hun unieke individualiteit. Kleine stukjes privacy en eenzaamheid werden beschouwd als pure luxe, momenten om weer in contact te komen met het Zelf (p.61).

Toch zijn mensen niet louter het product van biopsychosociale factoren, stelt Frankl, wijzend op de emotionele, spirituele dimensie van de mensheid. Gedurende het hele leven kan ‘alles van een mens worden afgenomen, behalve één ding: de laatste van de menselijke vrijheden – om onder alle omstandigheden je houding te kiezen, om je eigen weg te kiezen. (…) Het is deze spirituele vrijheid – die niet kan worden weggenomen – die het leven betekenisvol en zinvol maakt’ (p.75,76). Door ‘dapper, waardig en onbaatzuchtig’ (p. 76) te blijven terwijl we lijden ervaren, en door het koesteren van hoop op en geloof in betere tijden, kan het leven een diepere betekenis krijgen. Het kan er zelfs toe leiden dat een iemand een enorme persoonlijke en spirituele groei tot stand brengt.

Volgende week bespreken we Deel 2 van het boek.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 9 – Deze week: Hester, Deel 3 (slot)

Vorige week vertelde Hester over haar ziekteperiode. Vandaag gaat ze wat dieper in op een aantal therapievormen en lezen we over waar ze nu staat.

Ze vertelt dat ze weliswaar haar heil niet kon vinden in de reguliere zorg, maar dat ook het alternatieve circuit geregeld geen verbetering gaf of zelfs schade aanrichtte. Sommige therapeuten grepen haar moeilijke situatie aan om hun eigen spirituele ego te voeden. Ze vroegen haar hun een succeservaring te gunnen; eentje adviseerde zelfs dat ze een eind aan haar leven zou maken. Het betekende dat ze in haar wanhoop ook nog alert moest zijn op misbruik van haar klachten: “Ik vind dat gevaarlijk, zo’n houding waarbij je je als getraumatiseerde hulpvrager moet beschermen tegen de therapeut. Dan kom je niet tot zuivere heling.” De reguliere zorgverleners boden echter ook geen uitweg. Die kwamen bij herhaling met maar één oplossing: meer medicatie. “Toen ik die weigerde en zei dat ik wél hulp wilde, maar níet eindeloos meer medicijnen, weigerden ze hulp en ben ik uit allerlei circuits uitgeschreven. Toen restte mij nog één ding: helemaal naar binnen keren. Ik heb een gesprek met ‘Boven’ gehad en voelde dat ik nog iets te doen had in deze wereld, maar mijn levensenergie was op, weg, uitgeput. Ik overwoog in bed te gaan liggen en te wachten tot ik zou doodgaan, want niemand wist een oplossing. Geloof het of niet, maar toen heb ik mensen van een holistische bezinningskring benaderd en huilend mijn verhaal gedaan. Toen is er niet slechts lokaal, maar nationaal voor mij gemediteerd. Daarna kwam er rust in mij. Ik voelde dat ik terug wilde naar de bioresonantietherapeut waar ik al eerder was geweest. Diens begeleiding en aanpak, ook van de toxische belasting, hielpen me eindelijk en hebben mij gered. Mijn huisarts was echter sceptisch. Hij noemde het allemaal placebo-effect, maar ook hij had mij niet kunnen helpen.

Mijn ziekte heeft het voor mij noodzakelijk gemaakt om alles wat er in mijn leven is gebeurd, heel diep te doorvoelen. Ik heb, mag ik wel zeggen, het diepste duister gezien en begrijp nu hoe dingen hun impact hebben kunnen krijgen. Vervolgens heeft de pijn mij losgelaten en momenteel gaat het heel goed met me. Mijn energie is beperkt, maar het is geen vergelijk met hoe het was en ik ben enorm dankbaar voor waar ik nu sta. Daar heeft de pijnresetmethode van dokter Sarno mij zeker ook bij geholpen. Ik blijf alert op hoe vroeger nog altijd impact kan hebben op hoe ik dingen voel of ervaar, maar dat heeft nu een heel ander karakter dan eerder. Ik heb dat nu naar mijn mening voldoende doorleefd. Dat neemt niet weg dat mijn lichaam nog steeds wel vrij snel vermoeid is en dat ik dan symptomen krijg die ik serieus mag nemen, ook als mijn hoofd eigenlijk nog verder wil met iets. Er blijft een bepaalde kwetsbaarheid, maar daar kan ik nu goed mee leven.”

We spreken naar aanleiding van het ‘niet goed kunnen voelen’ over de vraag bij wie ze vroeger als kind terecht kon als er heftige gevoelens waren. Ze denkt na en zegt: “Weet je dat ik dat niet meer weet…?” Ergens zegt dat veel, dat er niet duidelijk iemand opkomt aan wie ze een gevoel van veiligheid kan koppelen. “Ik had ook niet veel vrienden; ons gezin was zo besloten, zo’n kleine wereld, dat we eigenlijk niet werden voorbereid op wat je buitenshuis nodig hebt om je betekenisvol met anderen te verbinden. Zo erg is het nu niet meer, maar nog altijd heb ik een voorkeur voor de één-op-één-ontmoeting; van oppervlakkigheid word ik niet happy.”

Vanuit haar behoefte aan diepgang stapt ze soms toch nog weer in de valkuil van meer doen dan haar lichaam aankan: “Dat zou ik wel een slechte gewoonte kunnen noemen – zeker. Vanuit mijn wilskracht denk ik dan dat ik nog wel even door kan en morgen wel weer bijkom en dat blijft een zoektocht…” Ze valt even stil en denkt na. “Een zoektocht… hoe kan ik nou vanuit mijn hoofd echt in mijn lijf dalen en daar die ontspanning vinden, werkelijk voelen dat het goed en veilig is en dan de stress loslaten? Dat te leren is een ongoing process, waar ik soms trouwens ook wel weerstand tegen voel. Wanneer is het een keer klaar? Tegelijk realiseer ik me dat ik soms nog altijd niet werkelijk weet wat ik voel, dus dat vergt beslist nog oefening. En wat ook oefening vergt, is dat als ik moe ben en me onrustig voel, dat ik dan ook echte rust neem en niet de onrust verdoof met ‘bagger’ van bijvoorbeeld social media. Dat is vaak een worsteling: de ene onrust verdoven met andere onrust… niet goed, maar stilte is moeilijk voor me. Ik word er opstandig van, omdat het me de indruk geeft dat mijn leven nog altijd te saai is, en dus ga ik dan op zoek naar prikkels, terwijl ik eigenlijk rust nodig heb. Inmiddels weet ik dat ik wél kan voelen, maar ik voel nog niet altijd goed. Dan fiets ik met mijn hoofd heen over wat mijn lijf te vertellen heeft. Door alles wat er is gebeurd, begrijp ik inmiddels wel een heel stuk beter dat veel van mijn gedrag nodig was om me te redden uit de situatie waarin ik zat, met alle voorouderlijke dynamieken die daarin meespeelden.”

Na alle persoonlijke aspecten zoomen we nog even uit naar het maatschappelijke perspectief. Ik vraag of ze het gevoel heeft dat de invloed van de kindertijd voldoende aandacht krijgt. “Nee, ik vind dat er te weinig erkenning voor is. Zelfs in een traumacentrum waar ik was, bleken de visies op trauma volstrekt achterhaald te zijn. Ik denk dat de inzichten die ervaringsdeskundigen in allerlei organisaties zouden kunnen aanreiken, heel waardevol is. Er is gewoon meer kennis nodig over wat het betekent om trauma te ervaren en ervan te helen. Zoals je zei: er is een verschil tussen ‘helen’ en ‘genezen’, en hoewel ik niet volledig genezen ben, ben ik zeker geheeld. De impact van pre- en perinataal trauma, de invloed van opgroeien in een disfunctioneel gezin, voorouderlijk trauma… er is nog heel wat werk aan de winkel om dat allemaal brede bekendheid te geven!

Ik heb op geestelijk vlak ook nog wel dingen meegemaakt die ik nu niet publiek wil maken, maar echt… we zijn als mens spirituele wezens en dat is iets wat vaak ondergesneeuwd raakt in protocollen en vaste structuren. Veel benaderingen in de reguliere zorg zijn heel cognitief georiënteerd, maar trauma zit zó diep… Daar kun je met je cognitie helemaal niet bij. Daarvoor is heel wat anders nodig. Daar heb je misschien de complementaire zorg voor nodig, maar zoals gezegd… daar zijn de spirituele ego’s soms zo groot dat het op het gevaarlijke af is. Ik heb me ook in die hoek soms werkelijk niet serieus genomen gevoeld. En als je dan eindelijk wel door iemand wordt behandeld, moet je soms weken of maanden wachten op een vervolgbehandeling; ook dat vind ik heel problematisch. In de tussentijd weet niemand hoe het met je gaat en je kunt soms nergens terecht als een eerdere sessie veel heeft losgemaakt wat begeleiding verdient.”

Als we spreken over wat een kind nodig heeft in de vroege fase, heeft ze meteen een duidelijk beeld: “Een zo open mogelijke omgeving, dat alles er mag zijn, dat er geen oordeel rust op wat je voelt en zegt en op dat waarmee je emotioneel gezien bezig bent… dat er begrip voor je is. En daarnaast is het denk ik belangrijk dat we het lichaam niet vergeten. Er kan ook sprake zijn van een toxische belasting die moet worden opgeschoond.”

We eindigen met onze drie standaard vragen.

Wat geeft je hoop?
“Dat we als mensen zo sterk zijn dat je zelfs uit zo’n bijna hopeloze situatie als die van mij kunt komen.”

Wat staat er nummer 1 op je bucket list?
Ze straalt en lacht, als ze antwoordt: “Aaah, ja… toch het uitgeven van die kinderboekjes! Hopelijk vind ik iemand die dat wil doen!”

En waar ben je op dit moment heel enthousiast over of waarmee wil je bezig zijn?
“Dat is ook niet moeilijk! Ik doe momenteel een spirituele cursus, vier online workshops en dat vind ik geweldig. Ik doe het in mijn eigen tempo, maar geniet ervan dat dat kan en dat ík het nu weer kan!”

We ronden af. Hester geeft aan dat ze het heel fijn vond om haar verhaal een keer uitgebreid te doen bij iemand die het neemt zoals het is, die ernaar luistert en het serieus neemt. “Ik weet ook niet of ik nog weer in therapie wil; ik denk dat ik voorlopig genoeg heb aan deze nieuwe fase en aan het rustig integreren van alles wat ik heb geleerd in de voorbije tijd. Ik ben vooral heel dankbaar dat ik vanuit zo’n crisis nu weer hier ben en het was goed daar zo in alle rust over te kunnen vertellen!”