We kenden elkaar al, Denise en ik. Vier jaar geleden was ik ook bij haar geweest voor een lactatiekundig consult. Nu belde ze opnieuw, omdat ze een week geleden was bevallen. De kraamverzorgende was net weg; ze had pijn bij het voeden en tobde met tepelkloven. We spraken af en ik ging naar haar toe. Ze opende de deur, met in haar kielzog haar vierjarige dochter, die verlegen achter haar verscholen was. Haar zoontje lag te slapen in de box, maar eenmaal opgepakt wilde hij wel drinken. Nadat ik mondonderzoek had gedaan, waarbij ik geen bijzonderheden vond, legde mama hem aan. Ik deed wat suggesties en met een paar aanpassingen was het voeden pijnloos.
Tijdens een consult komt ook altijd ter sprake hoe een moeder de bevalling heeft ervaren. Denise gaf aan dat ze een prima bevalling had gehad, dat ze er met een goed gevoel op terugkeek. Ze was naar het ziekenhuis gegaan omdat, net als de vorige keer, de ontsluiting niet vorderde. Ze was thuis in bad begonnen, in overeenstemming met hoe ze het zich wenste. Toen ze na een poos flinke weeën te hebben gehad op drie centimeter ontsluiting bleef steken, werd haar gevraagd wat ze wilde. Ze kon nog wat langer thuisblijven of ze kon voor pijnstilling naar het ziekenhuis gaan. Ze koos voor het laatste, waarmee haar droombevalling uit beeld verdween.
Ze ging naar het ziekenhuis, kreeg pijnstilling via een pompje en daarna een infuus met weeënopwekkers, omdat na de verhuizing van thuis naar ziekenhuis de kracht van de weeën was afgezakt. Toen ze eenmaal volledige ontsluiting had, perste ze nog zeven minuten totdat haar zoon geboren werd. Ze keek er goed op terug, liet ze weten; het was prima verlopen. Het enige probleem nu was de pijn bij het voeden en een gevoel dat het allemaal nog niet echt lekker ‘liep’. Daarvoor had ze me ingeroepen, om datgene wat eruitzag als een borstvoedingsprobleem, via een consult te helpen oplossen. Ik had met aandacht geluisterd en er kwam van alles in me op. Ik overwoog hoe ik het gesprek met haar zou voortzetten.
Nadat ze haar verhaal had verteld, vroeg ik hoe ze haar bevalling het liefst had gewild. Daar was ze heel duidelijk over: ze had thuis in bad willen bevallen, met haar dochter erbij. Ze hadden het van tevoren uitgebreid besproken, dat zij erbij mocht zijn, en als mama naar het ziekenhuis moest, dan zou oma haar ophalen. Toen Denise thuis een poosje weeën had gehad, was haar dochter wakker geworden en naar beneden gekomen; ze was gezellig aanwezig geweest. Als mama een wee had, moest ze even niet storen, maar verder voelde het voor Denise heel fijn om haar dochter erbij te hebben.
Toen ze na een tijdje de verloskundige hadden gebeld, was er gevraagd of ze bezwaar had dat er een stagiaire meekwam. Denise had dat geen bezwaar gevonden. Toen ze aankwamen, was er inwendig onderzoek gedaan en was gebleken dat er drie centimeter ontsluiting was. Omdat het om een tweede kindje ging, was de veronderstelling dat het wel eens snel kon gaan. Daarom werd ook meteen de kraamzorg gebeld. In een eerdere fase, tijdens de intake, had Denise aangegeven dat een kraamzorgstagiaire geen probleem was. Tijdens de bevalling werd niet meer gevraagd of ze daarmee nog steeds akkoord was, en dus kwamen er nog twee mensen bij. De situatie zag er daarmee als volgt uit. In een niet zo groot huis, met een niet zo grote woonkamer moest de salontafel plaatsmaken voor het bevalbad. Op twee grote stappen afstand van het bad stond de keukentafel waaraan de verloskundige, de kraamverzorgende en de twee stagiaires met elkaar in gesprek waren. De stagiaire van de kraamzorg was duidelijk aanwezig en praatte veel en luid.
Pas de volgende dag, nadat Denise was bevallen, realiseerden zij en haar man zich dat de stagiaire te luidruchtig was geweest. Hoewel op het moment zelf niet was doorgedrongen wat de impact van het gepraat was geweest, kwam nu het bewustzijn dat ze daar als barende last van had gehad. Denise had tijdens de bevalling het idee dat ze in haar eigen ‘bubbel’ zat, maar ze kon zich de volgende dag grote delen van het gesprek letterlijk herinneren. Doordat we samen de details van de baring zorgvuldig bespraken, besefte ze tijdens het consult dat ze veel minder in haar veilige ‘bubbel’ had kunnen zijn dan ze op dat moment dacht.
Bevallen is een intieme gebeurtenis, een ‘life event’ dat veilige, heilige ruimte verdient. Het proces heeft de beste kansen op een soepel en gewenst verloop als de barende niet te veel gestoord wordt, als ze omringd is door mensen bij wie ze zich op haar gemak voelt. Je kunt het vergelijken met seks: als je geobserveerd wordt wanneer je seks hebt, dan is een orgasme voor de meeste mensen hoogst onwaarschijnlijk. Als je daarentegen ongestoord met je partner je eigen vorm kunt vinden en alles kunt laten verlopen zoals het op dat moment voor jullie passend voelt, dan is een orgasme veel voor de hand liggender en zal het meestal gemakkelijk gaan.
Bij een bevalling gelden dezelfde uitgangspunten qua privacy en gevoel van veiligheid. Als je in een voor jou veilige omgeving bent met mensen die je vertrouwt en die jou vertrouwen, dan kan je lichaam zich ontspannen en zal een bevalling soepel verlopen. Verstoringen, zoals mensen om je heen die luid converseren, doen afbreuk aan die veilige omgeving en zorgen ervoor dat het proces stagneert. In dit geval gebeurde dat de eerste keer waarschijnlijk door de onrust om Denise heen, die ertoe leidde dat de baring niet vorderde. In het ziekenhuis stagneerde het proces nogmaals omdat de nieuwe omgeving en de interventies eraan bijdroegen dat de weeën wegbleven.
Natuurlijk kunnen we niet zeker weten wat er zou zijn gebeurd als Denise thuis rust om zich heen had gehad. Kennis over de geboortefysiologie maakt echter dat het zeer wel denkbaar is dat de ontsluiting zich in alle rust had voortgezet. De cascade aan interventies die zich nu had afgespeeld, had zich dan wellicht niet voorgedaan. Het doet er dus toe, hoe we als zorgverlener aanwezig zijn bij een baring en we dragen een grote verantwoordelijkheid om een serene, vertrouwensvolle rust te creëren om de barende heen. Als we daar niet alert op zijn en het proces raakt verstoord, dan is dat niet meer simpelweg een kwestie van ‘pech’; dan is er in feite sprake van wat we noemen ‘iatrogene schade’, schade die is aangericht door het medisch handelen.
Een dergelijk verloop heeft ook invloed op het zelfvertrouwen van de moeder. In het onderbewuste blijft iets hangen: “Het is nu twee keer zo gegaan, dus ik houd er rekening mee dat het een eventuele volgende keer weer zo zal gaan. Thuis bevallen is niet voor mij weggelegd. Ik kan dit niet; mijn lichaam laat me in de steek. Ik ben niet goed genoeg voor zo’n opgave… en mogelijk voor andere opgaven ook niet…” Dat is om allerlei redenen heel jammer en heel verdrietig, want hoe je moeder zich voelde tijdens de zwangerschap en bevalling, de manier waarop jij ter wereld kwam, heeft grote invloed op hoe zij haar moederschap begint. Daarmee heeft haar ervaring invloed op jullie onderlinge band en dus op je verdere leven. Begint je leven in een sfeer van rust en vertrouwen of is er bij je moeder een gevoel van falen, omdat het haar (weer) niet is gelukt om van jou te bevallen zoals ze het graag had gewild? Hoeveel verdriet draagt ze daardoor met zich mee?
En nog een diepere vraag: hoe komt het dat het moeilijk voor haar en haar partner was om de ‘heilige ruimte’ van de baringsplek als leeuwen te bewaken, los van de mening van de verloskundige of de kraamzorg daarover? Wat maakte het moeilijk voor de aanstaande ouders om op te komen voor hun eigen behoeften? Er zijn nog veel meer vragen denkbaar die aandacht verdienen. Wat maakte bijvoorbeeld dat de kraamzorgstagiaire zich niet meer bewust was van haar plaats in het geheel, van het belang van stilte en bescheidenheid? Wat maakte dat zowel de verloskundige als de kraamverzorgende de stagiaire er niet op wezen dat haar luide praten de situatie verstoorde? Hoe kwam het dat de zorgverleners niet vooraf wisten dat de woonomstandigheden zich niet leenden voor de aanwezigheid van zoveel mensen?
Met een traumasensitieve blik wordt zichtbaar dat er op allerlei niveaus een meer afgestemde aanpak mogelijk was geweest. Wanneer we als samenleving meer kennis hebben over de effecten van dit soort handelen op het begin van een mensenleven, kunnen we er allemaal aan bijdragen dat die start optimaal verloopt, zodat we geen ‘adverse’ maar ‘awesome childhood experiences’ stimuleren!