ACE-study

Wetenschappelijke achtergrond

In 1998 publiceerden Vincent Felitti en Robert Anda een baanbrekend onderzoek dat later de ‘ACE-studie’ werd genoemd, een onderzoek naar Adverse Childhood Experiences (ACEs, ongunstige ervaringen in de kindertijd) en hun samenhang met gezondheid en welzijn als volwassene (Felitti et al. 1998). De belangrijkste bevinding was dat het niveau van toxische stress in de vroege levensfase (gedefinieerd als misbruik, verwaarlozing of disfunctioneren in de gezinssituatie) sterk gecorreleerd was met gezondheidsuitkomsten en gezondheidsgedrag later in het leven. Om een scorelijst voor ACEs op te stellen, werden de tien belangrijkste geïdentificeerd, maar er zijn er meer en het kenmerkende karakteristiek ervan is dat ingrijpende ervaringen voor het kind toxische stress creëren, wanneer (voldoende) bufferende bescherming van een stabiele volwassene ontbreekt. Sinds 1998 is er steeds meer inzicht ontstaan in de wijze waarop de kindertijd ongeëvenaarde kansen biedt voor het creëren van gezonde uitgangswaarden voor onderling gerelateerde processen als hersenontwikkeling, stressregulatie, darmfunctie en immuniteit (Burke Harris 2018; Roseboom 2018).

Het ACEs-perspectief en de schadelijke effecten van toxische stress vormen samen een lens die twintig jaar later nog altijd veel te weinig wordt gehanteerd om te kijken naar sociaal-emotionele problemen als angst, agressie, verslaving, depressie, zelfmoord, sociaal disfunctioneren, burn-out en voortijdig schoolverlaten (Van der Kolk 2015). ACEs vormen ook geen standaard instrument bij het onderzoek naar ernstige gezondheidsproblemen zoals hart- en vaatziekten, kanker, infectie en (auto)immuunziekten (Shonkoff et al. 2012; Shonkoff & Garner 2012). Over de hele linie is de wetenschap rondom ACEs opvallend afwezig in beleid en praktijkvoering in de samenleving als geheel (denk aan pre- en perinatale zorg, onderwijs, zorg voor (jonge) kinderen, geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en juridische, justitiële en politieorganisaties). Dat is opmerkelijk, gezien het ernstige verlies aan gezondheid en levensgeluk waartoe trauma uit de kindertijd kan leiden, de moeilijkheden die het kan veroorzaken ten aanzien van sociale vaardigheden, en de drastische kostenstijging als gevolg van ziekte, lage productiviteit, disfunctioneren en uiteenlopende vormen van interpersoonlijke en intergenerationele relatieproblematiek (Bellis et al. 2019; Bowlby 2005a, 2005b; Independent Care Review 2020).

Zorgzame relaties met nabije anderen ondersteunen een gezonde neurologische, fysiologische, immunologische en sociaal-emotionele ontwikkeling, zodat kinderen kunnen opgroeien tot vreugdevolle, levenslustige volwassenen  (Grille 2008; Lancet 2016; Narvaez et al. 2013; UN OHCHR 1989). Zulke relaties helpen bovendien bij het doorbreken van intergenerationele overdracht van trauma dat zich gemakkelijk kan voortzetten als het niet wordt onderkend. Hoe beter volwassenen in staat zijn om het trauma dat ze mogelijk zelf hebben ervaren, werkelijk onder ogen te zien en aan te pakken, des te beter zullen ze zijn toegerust om de kinderen voor wie ze zorgdragen, een stevig fundament te bieden voor de rest van hun leven. Door te vragen ‘Wat heb je meegemaakt?’, ‘Wat is er met je gebeurd?’ (‘What happened to you?’), in plaats van ‘Wat is er met je aan de hand?’, ‘Wat mankeert je?’ (‘What is wrong with you?’), kunnen we mensen uitnodigen om in een veilige, niet (ver)oordelende omgeving hun levensverhaal te vertellen (Maté 2010, 2011). Wanneer de toehoorder de wetenschap achter ACEs begrijpt, zal er in het luisterproces meer ruimte zijn voor empathie en compassie ten aanzien van gezondheidsgerelateerde gewoonten. Wanneer we gedrag zien als een gevolg van emoties die op hun beurt een afspiegeling zijn van onderliggende behoeften, wordt het eenvoudiger om af te zien van een moreel oordeel en op zoek te gaan naar de ware oorzaken van risicovol gedrag en ziekte, zowel beroepsmatig als persoonlijk.

Het depolitiseren en decontextualiseren van veel gezondheidskwesties en deze afdoen als een ‘leefstijlprobleem’, doet geen recht aan het sterk context-afhankelijke karakter van ACEs (Hoke & McDade 2015; Huber 2011, 2015; Meloni 2014). Gezondheidskwesties bekijken vanuit het ACEs-perspectief verschaft ons een kader dat de biopsychosociale en intersectionele aspecten van trauma zichtbaar maakt. Als gevolg daarvan verandert het paradigma en daarmee de richting waarin we zoeken naar genezing en het te boven komen van trauma, zowel in persoonlijke als maatschappelijke zin (Engel 1977; United Nations 2015).

Via een nationale discussie en door het verbinden van burgergroepen en professionele gemeenschappen streeft dit project naar het creëren van maatschappelijk bewustzijn rondom de ACEs-wetenschap. Door ACEs op de radar te krijgen van alle sectoren in de samenleving die op de één of andere manier verantwoordelijk zijn voor de zorg voor baby’s en (jonge) kinderen, zullen jonge mensen betere kansen krijgen op een goede start of op het te boven komen van eventueel aanwezig trauma.