Traumasensitieve lactatiekundige zorg – ik ben er klaar voor!

Het was de zomer van 1994 en na een mooie thuisbevalling werd onze derde dochter geboren. Over een paar weken gaat ze trouwen; haar witte luiertruitjes van de eerste dagen, die zo prachtig contrasteerden met haar pikzwarte haartjes en diep donkerbruine ogen, staan op zolder. Ze zullen in augustus zijn vervangen door een werkelijk prachtige witte bruidsjurk. Opnieuw zullen haar ogen en haren, inmiddels iets lichter van kleur maar nog altijd mooi donker, contrasteren met haar kleding, zowel met wat ze aan heeft tijdens de borrel op de avond voor de bruiloft als met wat ze zal dragen overdag (die bruidsjurk) en in de avond, als we allemaal in gala-outfit worden verwacht.

Op de dag van haar geboorte had ik niet kunnen vermoeden dat ik een kleine dertig jaar later zou werken als lactatiekundige en medisch antropoloog/socioloog. Vooral die lactatiekunde is rechtstreeks met haar geboorte verbonden. Ik was in het kraambed letterlijk doodziek als gevolg van kraamvrouwenkoorts en toen we samen in het ziekenhuis waren omwille van mijn herstel, zag ik dat de begeleiding bij borstvoeding dikwijls te wensen overliet. Daarom werd ik vrijwilliger bij de VBN, later lactatiekundige in mijn eigen praktijk, en uiteindelijk de traumasensitieve antropoloog die ik nu ben. Sommigen vonden dat ik met die studie antropologie ineens iets heel anders ging doen, maar zelf zag ik altijd alleen maar een doorgaande lijn van micro- naar macro- naar metaniveau. Wat er tussen moeder en kind gebeurt in de vroege levensfase, is een template voor wat volgt. Wat we in het klein in ons gezin van herkomst ervaren, wordt in het groot ons referentiekader voor hoe we in de wereld staan. En hoe we met z’n allen in de wereld staan, is de basis van onze samenlevingen en hun bijbehorende culturen. Zie daar: een in mijn beleving directe verbinding van klein naar groot, van binnen naar buiten, van gezonde, veilige hechting in de ouder-kindrelatie (of gebrek eraan) naar vredelievende, empathische veerkracht in de wereld (of gebrek eraan).

Toen ik er afgelopen jaar aan werd herinnerd dat ik deze zomer mijn lactatiekundige certificering moest vernieuwen (iedere vijf jaar, als we onze ‘IBCLC’-lettertjes willen behouden), twijfelde ik dan ook niet: natuurlijk wil ik lactatiekundige blijven! Mijn traumawerk als antropoloog/socioloog binnen ACE Aware NL en mijn lactatiekundige werk voor Borstvoedingscentrum Panta Rhei vormen zó’n relevante combinatie – die wil ik voortzetten. Sterker nog… die wil ik uitbreiden!

Er was dus geen ontkomen aan: ik moest de recertificeringsprocedure doorlopen. Sinds de verplichting van het herexamen voor recertificeerders is afgeschaft (mag wel, hoeft niet), moet je op een andere manier iedere vijf jaar aantonen dat je voldoende scholing hebt gevolgd en ook anderszins competent bent om het vak uit te oefenen. Dat vind ik op zich terecht: moeders en baby’s hebben recht op hoogkwalitatieve zorg. Dan is alleen de vervolgvraag: hoe toon je aan dat je die levert? Je kunt studiepunten aanleveren, maar heb je de kennis geïntegreerd? Als je bovenop je jarenlange lactatiekundige ervaring andere dingen hebt gedaan en geleerd dan wat de eisen voorschrijven, betekent dat dan per definitie dat je geen goede zorg kunt leveren?

Met de afschaffing van het herexamen zijn de eisen wat aangepast en zodoende moest ik deze zomer voor de eerste keer het bijbehorende ‘self assessment’ maken, zodat duidelijk werd op welke kennisgebieden ik voldoende scoorde en waar ik een achterstand had weg te werken. Verder moet je voortaan een reanimatiecursus met goed gevolg afronden, moet je nog steeds 75 scholingspunten kunnen aantonen (minimaal 50 L (‘lactation’) en 5 E (‘ethics’) en maximaal 20 R (‘related’)), én moet je zo nodig een overtuigende urenverantwoording kunnen overleggen. Collega’s lieten geruststellend weten dat je weliswaar alles op orde moet hebben, maar dat er alleen steekproefsgewijs naar ‘bewijs’ wordt gevraagd. Ik rekende alles uit, diende op 13 juli mijn recertificeringsaanvraag in en tikte een paar honderd euro af. Een paar uur wachten en dan zou de website melden dat ik weer vijf jaar verder mag.

Dat laatste liet op zich wachten… niet een paar uur, maar dagen- en dagenlang. Inmiddels was ik een week weg voor een retraite op een plek die met mijn kindertijd verbonden is. Ik had het nodig en het heeft me goed gedaan. Ik bleef echter mail checken en halverwege mijn week had ik bericht: “Dankjewel voor het indienen van je aanvraag. Je bent uitgekozen voor een steekproef; we zien je documenten graag tegemoet! Denk eraan: te laat insturen betekent het einde van je certificering.”

Ai, ai, ai… het uitblijven van snel bericht had me dit al doen vermoeden… en ook wel wat doen vrezen. Nu moest ik heel veel bijlages verzamelen en aantonen dat ik die lettertjes echt nog waard ben.
Assessment: check. Reanimatiecursus: check. Bijscholingspunten: check, ruime check – meer scholing gevolgd dan ik dacht! Maar dat ene onderdeel, die urenverantwoording… daar zag ik tegenop. Mijn grove schatting vooraf had nu meer detail nodig. Een zeer druk masterjaar voor mijn studie, een jaar bestuurswerk met slechts beperkt tijd voor consulten, om allerlei redenen herbronnen na dat bestuursjaar, focus verschoven naar meer biopsychosociale aspecten van de vroege kindertijd… zou ik aan het vereiste aantal lactatiekundige uren komen?

Ik ging in gedachten terug naar wat ik de voorgaande vijf jaren aan activiteiten had ontplooid. Ik realiseerde me dat ik naast de consulten hard had gewerkt aan de grondige herziening van het beroepsprofiel. Ik had daarvan bovendien een in het Engels vertaalde, stevig onderbouwde versie gemaakt voor de Europese lactatiekundige organisatie. Daarnaast had ik een evidence-based essay geschreven in reactie op een conceptrichtlijn over de ouder-kindrelatie en de rol van borstvoeding en veilige hechting daarin. Ik had de Nederlandse vertaling van James McKenna’s tweede, dikke boek gemaakt en gepubliceerd gekregen bij een grote Nederlandse uitgever. Ik had voor ACE Aware NL allemaal trainingen en cursussen gevolgd en eindeloos veel boeken en artikelen gelezen die me meer en meer inzicht gaven in waarom het in de kraamperiode vaak zo moeilijk gaat voor moeders, waarom hun baringen lang niet altijd vlot verlopen en ze vervolgens tobben met borstvoedingsproblemen. Al deze dingen hadden me echter geen CERP’s opgeleverd, de door de internationale lactatiekundigenorganisatie geaccrediteerde scholingspunten. Nu ik zowel mijn uren als mijn CERP’s moest aantonen, werd ik me ervan bewust dat het referentiekader eigenlijk nogal smal is. Die R-categorie… daarin mocht ik maar 20 punten opgeven, terwijl veel van wat mij nu een veel betere lactatiekundige maakt dan vroeger, precies in die of in geen enkele categorie valt.

Het uitwerken van mijn uren en mijn CERP’s, het plaatsen ervan in precies het juiste rijtje… ik werd er wat opstandig van, maar vooral ook verdrietig. Opnieuw besefte ik hoe ver we nog zijn verwijderd van een traumasensitieve benadering, van een holistische in plaats van een gefragmenteerde, reductionistische aanpak van gezondheidsproblemen. Een moeder en een baby die samen de borstvoedingsrelatie niet soepel aan de loop krijgen… daar is vrijwel altijd veel meer aan de hand dan ‘alleen maar’ een lactatiekundig, ‘technisch’ knelpunt. Natuurlijk moet het aanleggen onder de loep worden genomen; natuurlijk moeten anatomische of neurologische problemen bij de baby worden uitgesloten. En vanzelfsprekend moet je kijken hoe al bestaande medische problemen binnen de borstvoedingsrelatie een plaats hebben, maar… vanuit een traumasensitieve benadering weet je dat zelfs al déze zaken mogelijk (en heel vaak zelfs waarschijnlijk) veel dieperliggende wortels hebben.

Er is nog steeds veel aarzeling om deze trauma-aspecten erbij te betrekken. En er is ook vaak veel angst om het hierover te hebben met cliënten: kunnen ze dat wel aan, willen ze daarover wel praten, is het niet brutaal daarover te beginnen? Dan is het goed te bedenken dat als er zulke vragen opkomen, die vaak een spiegel zijn voor je eigen pijn, voor je eigen triggers en je eigen overlevingsstrategieën. Wanneer je de competenties ontwikkelt die nodig zijn om het kwetsbare, intens persoonlijke gesprek met de cliënt op een veilige, constructieve, compassievolle manier aan te gaan, dan ontstaat er een wonderschone diepgang in de consulten. Dan ontstaat er een ontroerende verbinding, omdat de cliënt de veiligheid voelt om de verbinding met het diepste Zelf te herstellen. Wat een eer, om daarbij aanwezig te mogen zijn en er een bijdrage aan te mogen leveren… over hoogkwalitatieve zorg gesproken!

Ze hadden elders in Europa een paar dagen nodig om al mijn bijlages te bestuderen, maar het is gelukt: afgelopen maandag kreeg ik bericht dat ik tot december 2028 weer gerecertificeerd ben – hoera!
Vrij baan, dus, voor de verdere ontwikkeling van traumasensitieve lactatiekundige consulten!

Geplaatst in Diversen.