Feiten versus gevoelens – gastblog door Janis Isaman; Deel 2

Vorige week lazen we de eerste helft van het blog van Janis Isaman, Marianne’s Compassionate Inquiry-collega, en hoe zij haar opleidingsjaar met deze psychotherapeutische aanpak van Gabor Maté heeft ervaren. In de eerste helft maakte ze onderscheid tussen het verhaal dat we onszelf vertellen (de feiten) en de emoties die bij een ervaring horen (het voelen). In deze tweede helft duikt ze dieper in de lichamelijke ervaringen, op wat er in ons gebeurt. Het blog van Janis verscheen oorspronkelijk op de website Elephant Journal, waar Nicole Cameron de hoofdredacteur is.

//////

Als we ons concentreren op het verhaal, hoeven we niet te onderzoeken wat er in onze binnenwereld is gebeurd. Verhalen en feiten zijn extern. Gevoelens en sensaties zijn intern.
Wanneer we ons verbinden met het somatische, dat vervolgens koppelen aan een emotie en alles hardop identificeren, nemen we verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen binnen in ons, in plaats van te focussen op de (vaak discutabele) feiten van wat er is gebeurd.
Dan worden we weggetrokken van het leven als een rechtbankzitting en bewegen we richting onze ervaringen die verbindend, kwetsbaar en helend zijn.
Een van de meest bewuste en authentieke dingen die we voor onszelf kunnen doen, is de fysieke gewaarwordingen in ons lichaam opmerken en benoemen. Als ik terugdenkt aan momenten van vreugde, liefde, woede en totale wanorde in mijn leven, kan ik me precies de lichamelijke sensaties herinneren die een foto nooit zou kunnen vastleggen.
De details van ons lichaam zijn belangrijk, en we kunnen de hoeveelheid en intensiteit beoordelen en bepalen hoeveel we kunnen verdragen. Misschien is het: “Ik merk mijn lichaam op” of “Ik merk een warm gevoel.” De kans is aanwezig dat we details, toon en specifieke elementen kunnen toevoegen.

 

De laatste keer dat ik werd getriggerd, was door de intonatie van een stem. Mijn maag balde zich samen, alsof er een vuist in mijn buik was gestoken die nu alles samenkneep. Daarbovenop werd mijn borstkas week, alsof er diep van binnen diepe krassen in werden aangebracht waardoor alles rauw en heet dreigde te worden. Mijn keel werd op onverklaarbare wijze dichtgeknepen, bijna alsof ik kotsmisselijk werd; mijn stembanden vernauwden zich en er bouwde zich in mijn keel een brok op die alles overstemde.

Ik sprak met strenge stem: “Let alsjeblieft op je toon. Die maakt me bang.”
En ik merkte dat ik angst voelde.
De angst was oud, heel anders dan de jonge stem die naast me zat en die de woorden uitsprak waardoor mijn lichaam ontspoorde.
Net als met mijn vriend aan de telefoon, voelde mijn lichaam aan als van een kind van twee.
Tijdens mijn studiejaar oefende ik alle vaardigheden keer op keer op keer en leerde ik langzaamaan dat dit betekende dat ik werd getriggerd.

Op dat punt aanbeland kunnen we beginnen te begrijpen hoe de combinaties van lichamelijke gewaarwordingen en emoties hebben geleid tot ons vroegste geloofssysteem:
Ik ben niet goed genoeg. Ik ben niet lief. Ik ben een mislukking. Ik ben een slecht persoon.

Wanneer we gewaarwordingen en gevoelens hebben die leiden tot deze percepties van schaamte en onwaardigheid, is onze copingstrategie om terug te gaan naar de feiten.
Mijn strategie was: ‘Vertel het verhaal. Bewijs dat je gelijk hebt. Breng de ander in diskrediet.’
In het jaar van mijn studie was het werk echter niet intellectueel, hoewel de gebruikelijke lezingen en literatuurlijst zeker niet ontbraken. De maandelijkse online ontmoetingen en wekelijkse oefeningen met mijn collega’s vereisten dat ik me keer op keer moest terugtrekken in mijn lichaam. Ik heb honderden oefensessies gedaan.
Soms kon ik niet in mijn lichaam keren. Soms was het ondraaglijk en dissocieerde ik. Soms kon ik nuance toevoegen en bij het gevoel blijven totdat het verdween als opvliegend vuurwerk of als een heteluchtballon die van me weg zweefde en die ik nog steeds wilde vasthouden.
En toen studeerde ik af.
In de pauze waarin ik even geen informatie hoefde op te nemen en geen officiële oefensessies had, kon ik in mijn eentje oefenen.

Inmiddels is mijn lichaam het enige deel van het verhaal geworden dat ertoe doet. Wat er in mij gebeurt, staat buiten kijf, ongeacht wat iemand anders zegt of doet. Ik vertel kortere verhalen en besteed meer tijd aan wat mijn lichaam meedeelt.
Ik kan sensaties in een oogwenk opmerken en benoemen.
Ik kan identificeren wanneer ik getriggerd word en ik kan er verantwoordelijkheid voor nemen.

Deze ogenschijnlijk eenvoudige vragen vergden een jaar oefenen en nog een jaar integratie. En het zijn de meest diepgaande lessen van mijn leven.
Hetzelfde gesprek dat ik eerder met een vriend had, zou tegenwoordig niet op dezelfde manier eindigen. Nu zou ik willen aangeven hoe de leegte in mijn maag en de angst die ik voel me herinneren aan hoe ik een klein kind op een driewieler was.

//////

Een klein kind op een driewieler… we kunnen Janis bijna zien. De meesten van ons zullen zich een fietser van twee of drie jaar vol verwondering kunnen voorstellen; we hebben misschien kinderen van die leeftijd of kleinkinderen, nichtjes, neefjes, buurkinderen, kleuters in onze klas. Het zou niet zo moeilijk moeten zijn om te begrijpen dat de wereld voor zulke kleintjes een heel andere plek is dan voor een volwassene. Als volwassene hebben we zoveel meer opties om ons leven in eigen handen te nemen. We kunnen verhuizen als het huis vreselijk is; we kunnen onze dagelijkse omgeving veranderen als de sfeer akelig is; we kunnen de banden verbreken als we ons onrechtvaardig behandeld voelen. Dit zijn allemaal opties die een jong kind niet ter beschikking staan.

En over rechtvaardigheid gesproken… Janis benoemt ‘het leven als een rechtbankzitting’. Dat is een mooi toepasbaar beeld, want het impliceert ook de aanwezigheid van rechters. Rechters luisteren naar de feiten, naar de verhalen, en op basis van die feiten oordelen ze. In persoonlijke ervaringen en interpersoonlijke relaties zijn oordelen meestal de dingen die de onrust niet oplossen, maar eerder veroorzaken en verergeren.

Anderen beoordelen, onszelf beoordelen… meestal komt er niet zo veel goeds uit voort, maar voor de meesten van ons is het erg moeilijk om door het leven te gaan zonder een oordeel te vellen over anderen of over onszelf. Dat komt voor een groot deel doordat het onmogelijk is om alle ‘feiten’ op een rijtje te krijgen. Kunnen we het emotionele leven van de ander echt goed genoeg kennen om hun reactie of gedrag te begrijpen? Is het werkelijk, feitelijk waar wat we ons brein over onszelf laten geloven? En hoe komt het dat we over onszelf vaak een nog harder oordeel hebben dan over een ander?

Zoals Gabor Maté de Boeddha vaak citeert: “Met onze geest creëren we de wereld.” Wat wij beschouwen als een reactie op de feiten, is vaak vooral onze perceptie of onze interpretatie van die ‘feiten’. En waarom is dat? Dat is omdat vóórdat we met onze geest de wereld creëren, de wereld onze geest creëert, zoals Gabor het citaat meestal vervolgt. Ons dagelijks leven, de sociale omgeving waarin we opgroeien, is de grootste factor in de vorming van ons brein en onze stressregulatie. Al voor de geboorte dringt het stressniveau van onze moeder letterlijk onze baarmoederwereld binnen, via de navelstreng. Als ze een zwaar leven heeft terwijl ze ons draagt, zullen we fysiologisch voorbereid zijn op een harde wereld. Als de eerste jaren van ons leven gevuld zijn met toxische stress en ACE’s, zullen we kenmerken en gedragingen ontwikkelen die ons proberen te helpen overleven in een vijandige omgeving. Dat is allemaal volkomen logisch; zoals Gabor zegt: “Het is een normale reactie op een abnormale omstandigheid.”

Zoals het blog van Janis prachtig illustreert: we doen er goed aan ons in te spannen om onze kleintjes een leefomgeving te bieden waar hun emoties welkom zijn, waar ze gezien en gehoord, omarmd en geaccepteerd worden. Hoe meer acceptatie het kind voelt voor oprechte emoties, hoe gemakkelijker het zal zijn om zichzelf te reguleren. Het veilig kunnen uiten van emoties betekent dat ze niet onderdrukt hoeven te worden. Het onderdrukken van emoties is vermoeiend; het zal ons uitputten en ons vaak op de een of andere manier ziek maken. En ook al zijn we nog niet aanbeland in het ziektestadium (dat Gabor omschrijft als ‘lijdend richting waarheid’)… het is een pittige opdracht om de verbinding met al die emoties te herstellen als we eenmaal gewoontes en persoonlijkheden hebben opgebouwd rond het onderdrukken ervan.

Het is eenvoudig voor me om te herkennen waarover Janis spreekt; ook ik heb een tweewekelijkse sessie met mijn groep van achttien studenten, een wekelijkse sessie met mijn trio’s, meerdere Zoom-calls en begeleide workshops elke maand, heel veel video’s om te bekijken en te verwerken, en vooral… een bijna krankzinnige hoeveelheid introspectie 25/7 om alle verschillende draden van emoties, triggers, percepties, overtuigingen, persoonlijkheidsdelen, concepten, teleurstellingen, kenmerken en lichamelijke ervaringen te ontwarren. Net als Janis geniet ik er echter ook enorm van om in een gemeenschap te zijn waar ik “de meest diepgaande lessen van mijn leven” kan opdoen.

Feiten versus gevoelens – gastblog door Janis Isaman; Deel 1

Voor de trouwe lezers van onze blog zal het geen verrassing zijn dat we grote fans zijn van het werk van Gabor Maté. Marianne is sinds februari dit jaar Compassionate Inquiry-student (CI) in de professionele training, nadat ze vorig jaar de korte cursus had gedaan. Nu ze midden in het leerproces zit, heeft ze regelmatig contact met andere CI-studenten die vertellen over hun ervaringen en de impact van de training en de benadering op hun persoonlijke ontwikkeling.
Vorige week werd er een blog gedeeld door een van de studenten, Janis Isaman, op de website Elephant Journal, waar Nicole Cameron de hoofdredacteur is. Met toestemming van Janis delen we de tekst hier. We beginnen met de eerste helft en voegen aan het einde wat overwegingen toe; volgende week delen we de tweede helft.

>>>>>>

Feiten versus Gevoelens: wat ik heb geleerd van een jaar studeren bij Dr. Gabor Maté

Ik hoorde mezelf zeggen: “Het voelt alsof ik twee ben.”

Mijn keel was droog en ik voelde een hittekolom in mijn borst. Een golf van inwendige druk snelde naar mijn oren en creëerde het gevoel dat die moesten ploppen, alsof ik in een vliegtuig zat. De diepe leegte in mijn maag leek mijn lichaam op te slokken.
Ik zat aan de telefoon met een vriend die me net had verteld dat hij niet beschikbaar was om te praten.
Ik kan me niet herinneren wat ik nog meer zei, aangezien de gewaarwordingen van mijn lichaam me helemaal verzwolgen. Ik bracht de hele volgende dag door met beoordelen, analyseren en me zorgen maken. Ik begreep niet dat ik werd getriggerd.
Dat zou echter helemaal veranderen toen ik begon aan de professionele jaartraining bij Dr. Gabor Maté.

Een van de belangrijkste dingen die ik tijdens mijn opleiding heb geleerd, is dit:
Het verhaal doet er niet toe.

Onze cultuur leert ons verhalen te vertellen. Als iemand ons pijn doet, vertalen we de gebeurtenissen naar tekst, zelfs als we ze hardop uitspreken: “en toen zei hij,” “en wat gebeurde er”, “en dan, ik bedoel, je gelooft dit niet…”
Meestal veranderen we ons leven in wetenschappelijke dagboeken van details en feiten en gebeurtenissen, waarvan een groot deel wordt gefilterd door de lens om te bewijzen dat we gelijk hebben of om onszelf te verdedigen, zodat we correcter kunnen zijn dan de andere persoon.
Ik begreep niet visceraal dat verhalen geen feiten zijn. En dat percepties van wat er is gebeurd geen gevoelens zijn.
Percepties zijn interpretaties en het vertellen van verhalen vereist dat we geen verantwoordelijkheid nemen voor onze coping-mechanismen of triggers.
Met Compassionate Inquiry, de therapeutische benadering van Dr. Maté, leerde ik mijn emotionele ervaring te benaderen alsof het een doktersbezoek was. Ik oefende met het analyseren van mezelf en mijn ervaringen door middel van de gewaarwordingen in mijn lichaam in plaats van in mijn brein.

 

Ik leerde mezelf belangrijke vragen te stellen, zoals:

>> Wat gebeurt er voor mij?

>> Hoe voelt mijn huid aan? Welke sensaties zijn er aanwezig in mijn buik? Mijn borstkas? Mijn ruggengraat? Mijn rug? Mijn nek? Mijn gezicht?

>> Voel ik een temperatuurverandering? Waar zit die sensatie? En wat is het sentiment? Brandt het? Schroeit het?

>> Wat is het gevoel dat ik ervaar? En tot slot: wat voor betekenis geef ik aan wat het zegt over mijzelf? Hoe oud is deze herinnering? Hoe oud ben ik?

Deze verbazingwekkend eenvoudige vragen, deze benadering, veranderden de wijze waarop ik omga met mezelf, met mijn lichamelijke gewaarwordingen, mijn emotionele ervaringen en mijn triggers.
Ik ben, zoals velen van mijn leeftijd, opgevoed met de opdracht mijn emoties af te zwakken. Intelligentie en rationeel denken waren de beste instrumenten om in de gunst te blijven.
Ik herinner me dat ik schreeuwde toen een spin op me klom. Ik zat op mijn driewieler op het pad achter ons huis. De langpootspin kietelde mijn linkerbeen, maar toen ik naar beneden keek, leek het beest een enorme oppervlakte van mijn been in beslag te nemen.
Angst overviel me en ik verstijfde, terwijl ik voelde en keek naar de in mijn beleving gigantische spin die zich een weg baande naar mijn bovenlijf. Ik begon te schreeuwen – bloedstollend.
Mijn vader liet aan de andere kant van het erf zijn gereedschap vallen en rende naar me toe. Toen hij ontdekte dat het maa
er een spin was, blies hij hem eraf en zei hij tegen me: “Het is maar een spin. Maak de volgende keer niet zoveel lawaai.”
Hij vroeg me nooit waarom ik schreeuwde of wat er in mijn lichaam gebeurde. Hij heeft nooit bevestigd dat veel mensen bang zijn voor spinnen, vooral kinderen.
Hij erkende nooit mijn angst.

 

Toen ik drie was, leerde ik dus al om ervoor te zorgen dat mijn emotionele reactie nooit groter was dan het verhaal zelf, met als doel anderen gunstig te stemmen en te overleven door middel van genegenheid, eten en onderdak.
Ik werd een begenadigd verhalenverteller. Woorden en precisie waren belangrijk voor mij. Een enkele gebeurtenis tijdens een uitgaansavond was gespreksstof voor tientallen minuten of bijna uren praten tijdens een drankje.
Ik volgde schrijflessen en raakte geobsedeerd door permanente educatie. Feiten. Certificeringen. De stevigheid van het geschreven of gesproken woord hield mij in haar greep, omdat het de manier was waarop ik toegang kon krijgen tot mijn ervaringen en contact kon maken met anderen.

Niemand had me ooit verteld dat het verhaal er niet toe deed.

>>>>>>

Het verhaal… een fascinerende manier om te kijken naar wat er gebeurt.
Janis vertelt hoe haar vader niet in staat was om zich in haar te verplaatsen en echt te herkennen en te erkennen wat haar emotie was, hoe bang ze was door wat ze zag als een enorm dier dat op haar lichaam kroop. Hij concentreerde zich op het verhaal, op de feiten van wat er gebeurde vanuit zijn perspectief, dat heel anders was dan het perspectief van zijn dochter en haar gevoelens. Janis brengt hiermee een cruciaal punt naar voren. Het kleine driejarige meisje van toen, was volledig afhankelijk van de zorg en troost van haar ouders. Om de wereld te begrijpen en te leren zichzelf te reguleren, was het nodig dat ze zich welkom voelde met al haar emoties, zoals woede, schaamte, vreugde, verdriet en in dit geval angst. Als er ruimte is voor alle emoties van het kind, zal het kind ervaren dat de wereld een veilige plek is en dat een gebeurtenis met grote emoties draaglijk is: ‘name it to tame it’ – benoem het om het te temmen. Als dat leerproces goed verloopt, worden emotionele toestanden iets van voorbijgaande aard. Ze kunnen intens zijn, maar ze gaan voorbij.

Als het kind bij schokkende gebeurtenissen geen kalme en stabiele veiligheid ervaart van gereguleerde volwassenen (soms ‘bufferende bescherming’ genoemd), raken de emotionele toestanden die slechts tijdelijk horen te zijn, ingebed in het lichaam en het wezen van het kind. Dit wordt soms omschreven als ‘states become traits’ – toestanden worden eigenschappen. Als we ons vaak onveilig voelen op een leeftijd waarop ons brein zich nog volop aan het ontwikkelen is, kunnen we mentale basisinstellingen creëren zoals (maar niet beperkt tot) alertheid, wantrouwen, teruggetrokkenheid of agressie. Deze ontstaan om ons te beschermen. Als we ons niet veilig voelen om al onze emoties te uiten, omdat ze niet worden opgemerkt door onze primaire verzorgers of omdat ze worden afgedaan als ‘overreageren’, vinden we andere manieren om met lastige situaties om te gaan. Onze drang tot overleving kan leiden tot gedragingen die er opnieuw op zijn gericht om onder allerlei omstandigheden onze veiligheid te waarborgen, maar die op de lange termijn schadelijk zijn. We kunnen geneigd zijn anderen te pleasen, zodat ze vriendelijk blijven en niet vijandig worden (wat onze veiligheid zou bedreigen). We kunnen onbewust besluiten dat de behoeften en opvattingen van anderen voorrang hebben op die van onszelf. Dat kan leiden tot de overtuiging dat het tonen van authenticiteit zowel riskant als arrogant is (wat wederom onze veiligheid in zou bedreigen). En hoe functioneel en beschermend dit alles ook mag zijn als we afhankelijke kinderen zijn, later wordt het meestal disfunctioneel en wordt het een hindernis in het streven naar soepele interacties met anderen, naar het genieten van uitdagingen, naar het gevoel van vreugde en vertrouwen in de wereld.

Volgende week lezen we de tweede helft van Janis’ ervaring, waarin ze zich richt op de lichamelijke gewaarwordingen.

Scholing jeugdgezondheidszorg: welk belang staat centraal?

Onlangs had ik een uitwisseling met een lactatiekundige collega over een scholing die ze binnenkort zal volgen. Ze berichtte mij over het feit dat ze zich ongelooflijk naar had gevoeld over wat ze in de voorbereiding had gelezen. Ze had het gevoel dat daarin het belang van de baby ondergeschikt was aan het belang van de volwassenen. Dat sluit aan bij het concept Adult Supremacy, waarover we hier al eerder uitgebreid schreven. Graag geef ik een indruk van wat we bespraken.

C(ollega): Zojuist las ik stof voor een webinar dat ik ga volgen; daarin kwam van alles voorbij dat mij de wenkbrauwen deed fronsen. Het ging over een bepaald probleem in de borstvoedingsrelatie en wat ik me bij de meeste onderwerpen sterk afvroeg, was: ‘Wie heeft het probleem en wie moet zich hier aanpassen: de volwassene/ouders, of het kind? Hoe kijken we daarnaar in onze cultuur? Wie is in staat en heeft de verantwoordelijkheid om een probleem empathisch te benaderen – het pasgeboren of jonge kind, of de volwassene?’ Een andere vraag die opkwam, is: ‘Is het ethisch verantwoord om kinderen te dwingen tot iets wat qua ontwikkeling niet besloten ligt in hun evolutionaire aard, hun biologische blauwdruk, en dat er vooral op is gericht om het volwassen belang te behartigen? Geef je de baby daarmee niet de boodschap dat die niet goed is zoals ‘ie is?’ In de voorbereidende literatuur werd genoemd dat een derde van alle zuigelingen niet zomaar vanzelf aan de borst gaat. Hoe moet ik dat begrijpen…? Is de stelling dat zo’n 30% van de kinderen van nature geneigd is zichzelf uit te hongeren door niet aan de borst te gaan…? Anders gezegd: is niet aan de borst gaan natuurlijk gedrag of is dat het gevolg van hoe we met situaties omgaan? Als klap op de vuurpijl werd voorgesteld om een kind zo nodig 24-48 uur de borst niet aan te bieden om zo bepaald ander gedrag af te dwingen. Daarmee zeg je volgens mij eigenlijk tegen de volledig afhankelijke baby: ‘Als je niet doet wat wij willen, dan straffen we je.’ Ik was zó boos… ik ervaar dit als psychologische marteling van het kind. Dat zijn zware woorden – dat realiseer ik me, maar met de kennis die ik heb, voelen ze als gepast.

M(arianne): Oh, dat klinkt heel heftig…

C: Ja, dat was het ook… Soms word ik zó moe van dit soort opvattingen, die ik nog veel te vaak voorbij zie komen… Hoe komt het toch, dat de maatschappij zo langzaam verandert en kinderen daarmee zo ongelooflijk in de steek laat?

M: Ja, dat is een enorm groot probleem, inderdaad… Doe je hier iets mee? Geef je er ergens op een professionele, constructieve wijze uiting aan? Schrijf je erover?

C: Ik vind dat lastig. Ik zie ook dat het in feite om twee werkvelden gaat, namelijk enerzijds anatomie en fysiologie en de impact daarvan op de borstvoedingsrelatie, en anderzijds de psychologie van (op)voedingsvisies en de impact daarvan op het kind. Dat is het lastige ervan.

M: Hmmm… tsja… maar als je er holistisch naar kijkt, dan bestaan er geen verschillende werkvelden rondom het kind. Dan praten we alleen maar over het nieuwe mensje dat op allerlei manieren behoeften heeft, waaraan idealiter door de ouders/verzorgers/samenleving goed tegemoet wordt gekomen. Dat is helaas nog heel vaak niet het geval. Die eenheid lijkt me de kern te moeten zijn van alles wat we doen in de zorg voor kinderen.

C: Ja, daar ben ik het volledig mee eens. Ik ben alleen bang dat degenen die het webinar verzorgen, er zo niet naar kijken. En waarschijnlijk gebeurt dat niet eens bewust op die manier. Daarom heb ik een aantal vragen gesteld hierover, ten behoeve van de bewustwording. Dat roept alleen ook de vraag op voor wie wij er zijn als lactatiekundigen: voor de behoeften van de ouders (met als gevolg dat er vaak wordt gepoogd te ‘sleutelen’ aan het kind) of ter ondersteuning van de ouders, maar met het perspectief en de behoeften van het kind als basaal uitgangspunt?

M: Ook daarover lopen de meningen waarschijnlijk uiteen… 😉 Persoonlijk vind ik het nooit okay om het kindperspectief terzijde te schuiven, in welke rol dan ook! En natuurlijk gaat het dan vooral om aandacht voor de relatie tussen het kind en de primaire verzorgers, wat meestal de ouders zijn. Ik denk alleen dat de kindgerichtheid in heel veel settings nog niet zo krachtig is als ze zou mogen zijn.

C: Nee, dat denk ik ook en dan is dus de vraag hoe je béide behoeften goed in beeld kunt krijgen en kunt bevredigen. Omdat het zo belangrijk is dat bepaalde behoeften in de kindertijd worden vervuld, vind ik dat het kindbelang het verdient om leidend te zijn. Tegelijkertijd vraagt de samenleving zó veel van mensen dat persoonlijke wensen en keuzes vaak haaks staan op de maatschappelijke ‘eisen’. Daardoor staat de dagelijkse praktijk vaak haaks op de behoeften van kinderen. Dat is een ernstige constatering, maar wél een ware.

M: Absoluut, helemaal mee eens! Hoe we de samenleving inrichten, is van zo grote invloed op het ouderschap! Heb je ‘De mythe van normaal’ van Gabor Maté al gelezen…? Er hoeft niet per se een conflict te zijn tussen het welzijn van de ouders en dat van het kind. Als de ouders eerst maar met compassie kunnen (leren) kijken naar wat ze zelf hebben gemist en waar ze pijn hebben opgelopen… dat zou al zóveel helpen!

C: Oh ja, en dat is precies het allermoeilijkst. Ik heb echt geprobeerd mijn kinderen op te voeden met kindgerichte benaderingen, maar toch heb ik daarin ook veel fouten gemaakt. Dat is een constatering; ik heb er geen schuldgevoel over, maar het doet me wel verdriet. Het gevolg is namelijk deels dat één van mijn kinderen met grote psychische problemen worstelt. Je kunt nooit weten hoe het anders zou zijn gelopen, maar het houdt me wel bezig. Gelukkig gaat het met de andere kinderen goed.

M: Ja, ik herken wat je noemt. Tegelijkertijd is het ook belangrijk om onze kinderen niet te bekijken en te benaderen als ‘het resultaat van onze eigen fouten’. Het is voor niemand fijn om zo te worden gezien. De meeste ouders doen naar vermogen het beste voor hun kinderen. Wat we kunnen vaststellen, is dat veel ouders vermogen missen en daar zijn allerlei redenen voor, onder andere een kennisgebrek over de invloed van vroege ervaringen op het latere leven. Belangrijk, dus, om te zorgen dat dat ouderlijke vermogen zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen, zodat ouders een goed begrip hebben van hoe ze hun kind liefdevol kunnen begeleiden naar volwassenheid. Wanneer ouders het aandurven en aankunnen om te onderzoeken wat ze in hun eigen kindertijd hebben gemist (zo nodig met wat therapeutische ondersteuning), helpt dat meestal enorm om te begrijpen waarom sommige dingen in het leven zo moeilijk zijn. Als ze dat al vóór de geboorte van het eerste kind doen, is dat natuurlijk helemaal mooi, maar het is nooit te laat om je inzicht te vergroten. Begrijpen wat het verschil is tussen enerzijds impulsief reageren vanuit een trigger en anderzijds intuïtief antwoorden vanuit bewustzijn, is de essentie. Daarvoor moet je die eigen triggers durven aankijken, net als de explosieve lading die eronder ligt. Dat is een grote, maar cruciale opdracht voor volwassenen.

We spraken nog wat verder over de details van wat ze had gelezen. Ik ken deze collega als een zeer betrokken lactatiekundige. Ik vond het mooi om te horen dat ze zoveel weerstand voelde tegen de kindonvriendelijke suggesties en dat ze de vraag over de machtsrelatie voelde opborrelen. Wat ik betreurde was dat lactatiekundigen (en trouwens ook andere zorgverleners) anno 2023 nog steeds dit soort adviezen krijgen aangereikt. Vanuit de neurofysiologie en de interpersoonlijke biologie weten we inmiddels zo ongelooflijk veel over de impact van het verbreken van de verbinding met het kind op de hersenontwikkeling. Negeren, dreigen, verwaarlozen, straffen, intimideren… ze laten diepe sporen na in het stresslandschap van het lichaam. Ze zijn volstrekt niet traumasensitief en doen geen recht aan de volledige afhankelijkheid en behoefte aan authenticiteit van het kind. Dergelijke praktijken horen, gezien de stand van de wetenschap, niet (meer) thuis in de advisering voor de jeugdgezondheidszorg.
Ik hoop dat de collega bevredigende antwoorden krijgt op de vragen die ze heeft gesteld en dat ze hoe dan ook moed houdt om in haar eigen werk de kindgerichtheid centraal te stellen. Haar kennende heb ik daar alle vertrouwen in!

Aspecten van (on)veilige hechting – een teamtraining

De training zat al zo lang in de pijplijn en toch kwam het er maar niet van. Drukte aan alle kanten, moeite om agenda’s te synchroniseren, knelpunten in de budgettering… wanneer zou het lukken? Mijn contactpersoon en ik hadden geregeld even contact in een poging heel concreet een teambijeenkomst voor te bereiden, maar toch bleef het erbij. Nu hadden we eindelijk een datum kunnen vinden en vanuit mijn passie voor het onderwerp had ik natuurlijk gretig ‘ja’ gezegd. De kennis moet de wereld in! Mensen hebben er recht op om inzichten aangereikt te krijgen die hen helpen hun eigen verdriet beter te begrijpen en te doorgronden waar ‘slechte gewoontes’ vandaan komen! Dus ja, laten we met die groep bij elkaar komen en kennis delen!

Toen ik kort tevoren met de voorbereiding bezig was, realiseerde ik me dat we helemaal niet over een vergoeding voor mijn werk hadden gesproken. Ik gooide het financiële balletje in de app. “Even bellen?”, was het antwoord. Na een paar minuten was de conclusie: “Als ik zo kort van tevoren nog een vergoeding moet afstemmen, dan zeggen ze waarschijnlijk dat de training maar niet moet doorgaan, dus als je erop staat, dan moeten we cancellen en zoeken we een nieuwe datum.” We zaten aan weerszijden van de lijn samen in een impasse. Was dit wat we wilden? Nee. Begrepen we elkaars standpunt? Ja. We brainstormden vervolgens oplossingsgericht. Trainingen geven die zowel bewoners als hun begeleiders ondersteunen in traumasensitief handelen – dat is gewoon waarde toevoegen en dat verdient een eerlijke beloning, ook als het moeilijk is daarvoor budget vrij te maken. Een zorginstelling runnen op een manier die loskomt van de standaard geprotocolleerde vormen en veel meer recht doet aan het persoonlijke verhaal – dat is gewoon waarde toevoegen en dat verdient een eerlijk budget, ook als het moeilijk is dat te vinden. Hoe zouden we het dilemma dat werd veroorzaakt door een alom ervaren geldgebrek kunnen aanpakken? We vonden een mooie oplossing: ik zou de afgesproken training geven en als tegenprestatie zouden we een ontmoeting met de directeur van de stichting plannen om te onderzoeken hoe mijn expertise breder zou kunnen worden ingezet en tot een betaalde trainingenserie voor de totale organisatie zou kunnen leiden. Bij de nu geplande training zouden ook een orthopedagoog en een groepsleider aanwezig zijn, zodat ook zij een indruk zouden krijgen van wat ik te bieden had. Zo spraken we het af en we waren wederzijds blij met deze beslissing.

De dag was daar; ik belde mijn contactpersoon dat ik in het pand was gearriveerd. Hij nam niet op. Ik wachtte even en belde nogmaals: “Ja, ik kom zo, maar we zitten in een zeer heftige bespreking en ik kan nu niet weg. Ga maar even zitten beneden.” Oef… ik proefde de spanning. Even later kwam hij beneden: “Hoi! Goed dat je er bent! Ja, het was nogal heftig en ik kan er verder met geen woord over reppen – zo ingewikkeld was het. Kom maar, ik neem je mee naar boven.” We liepen de trappen op en ik betrad de trainingsruimte. Die was luidruchtig en nog aardig gevuld. Sommigen waren even naar buiten voor een sigaret of om een luchtje te scheppen, maar de spanning hing nog in de zaal. Ik pakte mijn tas uit, sloot mijn laptop aan, legde de uit te delen materialen klaar en schonk mijzelf een kop thee in. Ik was benieuwd wat er zou gebeuren.

Toen iedereen binnen was, deelde ik een print van de Mood Meter uit, ontwikkeld door Marc Brackett. Ik zei dat ik had begrepen dat ze met z’n allen een heftige vergadering hadden gehad en dat het nogal uitmaakt hoe je stemming is, als je met elkaar aan de slag gaat. Ik zei daarom even een rondje te willen doen om die stemming te peilen. Er kwam heel wat voorbij: zorgelijk, geïrriteerd, onrustig, teleurgesteld, pessimistisch, pissig, moedeloos, moe, geschokt, driftig… Gelukkig waren er ook wat mensen die noemden dat ze zich rustig voelden, ontspannen, hoopvol. De hoge, onaangename energie had echter duidelijk de overhand. Ik legde uit dat als die de overheersende stemming bepaalt, het waarschijnlijk moeilijker is om op te letten, om gefocust te blijven en nieuwe kennis op te nemen. Ik gaf aan dat het fijn is als er in zulke omstandigheden ook mensen zijn die wél kalm kunnen blijven en die kunnen helpen om de onrust van anderen te co-reguleren, zodat je samen weer tot een meer rustige, minder stressvolle gemoedstoestand komt.

Zodoende zaten we al na vijf minuten volop in alles wat te maken heeft met veilige en onveilige hechting, met stressregulatie, met gebalanceerd kunnen functioneren, met je al dan niet kunnen inleven in wat de ander doormaakt en wat die nodig heeft. Het was goed om dit te weten; mij hielp deze inventarisatie enorm, want ik merkte wel dat de stemming een beetje wild en losgeslagen was. Ze hadden allemaal nauwkeurig de kop erbij moeten houden in de vergadering en ze waren, na de eigenlijk te korte pauze, bij aanvang van mijn verhaal nog niet werkelijk tot rust gekomen. Ik voelde dus geen ergernis of ongeduld toen ik merkte dat ze over en weer begonnen te klieren en met plagerige en humorvolle opmerkingen op elkaars inbreng reageerden. Ze moesten nog uitrazen. Dit ging niet over mij; dit ging over het probleem dat ze hadden besproken en wat dat in hen had losgemaakt.

Desondanks had de teamleiding wel de wens dat ze wat van mijn verhaal zouden opsteken en na een paar minuten werd toch van iedereen gevraagd om de aandacht weer centraal te houden. Ik vroeg ze op alfabetische volgorde te gaan staan en in duo’s drie vragen te beantwoorden: naam, leeftijd en geboorteplaats; het moeilijkste in contact met anderen mensen; het belangrijkste doel in hun werk. Na wat puzzelen hadden ze allemaal een gesprekspartner en werd er uitbundig uitgewisseld. Vervolgens mochten ze hun buurman of buurvrouw aan mij voorstellen en daarbij kwamen eveneens hechtingsgerelateerde aspecten aan het licht. Hoe moeilijk of gemakkelijk is het om goed te luisteren en goed te reproduceren wat de ander je heeft verteld? Hoe open ben je in het beantwoorden van de vragen? Hoe kwetsbaar durf je jezelf te maken? Vertel je graag of luister je liever? Voelt het als een kans of als een bedreiging om iets over jezelf te vertellen? Moedig je de ander impliciet aan tot openheid door jezelf als eerste bloot te geven of geef je sociaal wenselijke antwoorden? Moet je lang nadenken over je persoonlijke eigenschappen en idealen of heb je die scherp voor ogen?

Bij de terugkoppeling bleken er duidelijk verschillen te zitten in de mate van kwetsbaarheid die iedereen had kunnen opbrengen: zelfbescherming is soms nog onontbeerlijk. Tegelijkertijd waren er prachtige overeenkomsten. Het was mooi om te horen dat er over de hele linie zoveel motivatie was om een positief verschil te maken voor bewoners en cliënten. Ook was er duidelijk een drive om onrecht te uit te bannen, kwaliteit van zorg te bieden, vertrouwen, eerlijkheid en veiligheid te stimuleren.

Bij mijn uitleg over ACE’s deelde ik het scoreformulier uit. Om de veiligheid en privacy van alle aanwezigen te waarborgen (zeker na de heftige vergadering waarvan ik vermoedde dat die een link had met ACE’s), voegde ik er een klein blanco papiertje aan toe waarop mensen hun score konden noteren. Dubbelgevouwen ingeleverd bij mij hoefden ze niks hardop te zeggen en wist zelfs ik niet welke van wie was. De scores waren toch wel weer indrukwekkend. Er was gelukkig ook vijf keer een nul, maar daarnaast een 6, een 7, twee keer een 8, een 9 en twee keer een 10. Een groep van zo’n twintig mensen en zeven mensen met 6 of hoger… dat is niet niks. Dat betekent dat er veel pittige levenservaring in het team aanwezig is, om het eufemistisch uit te drukken. Het was dan ook niet heel verwonderlijk dat er halverwege mijn verhaal wat mensen vertrokken. De combinatie van de vergadering met wat ik te vertellen had, was te veel voor ze. De groepsleiding ging daar bewonderenswaardig mee om. Men gaf expliciet aan dat iedereen daarin goed voor zichzelf mocht zorgen en dat het verlaten van de bijeenkomst geen consequenties had voor de positie in het team.

Eén van de teamleden was Joy, wier verhaal we afgelopen week publiceerden als blog. Het team luisterde met aandacht naar haar, ondanks de vermoeidheid bij velen. Dit was hun collega en ze vertelde open over de ellende die ze had moeten doorstaan. Velen waren lovend over hoe ze haar eigen ervaring inzet in contact met bewoners en hoe haar rauwe kindervaringen daarin juist van enorm waardevolle betekenis zijn. Het was mij een genoegen haar een exemplaar van het boek van José Al over vroegkinderlijk trauma te mogen overhandigen, als dank voor haar blog en als aanmoediging voor haar werk.
De training krijgt binnenkort vast en zeker een vervolg en ik kijk ernaar uit om deze gemotiveerde mensen te ondersteunen bij hun belangrijke werk!

Webinar en vragensessie over ‘The Myth of Normal’ met Gabor Maté

Een week geleden waren we met een paar mensen bij elkaar om te luisteren naar een webinar met Gabor Maté als hoofdgast, georganiseerd door Science & Nonduality (SAND). Gabor beantwoordde vragen over zijn nieuwe boek ‘The Myth of Normal’, geschreven met zijn zoon Daniel, en over gerelateerde thema’s. Graag deel ik een aantal van de onderwerpen die aan de orde kwamen.

De sessie begint met een aantal algemene overdenkingen. Er wordt gesproken over hoe belangrijk het is om eerst vast te stellen dát je lijdt, dát je niet gelukkig bent. Wanneer er pijn is, is het goed om zonder oordeel nieuwsgierig te zijn naar de oorsprong van je lijden (‘compassionate inquiry’). Compassievol je eigen onrust en eenzaamheid onderzoeken is de eerste stap naar heling. Daarbij kunnen ook boeken, therapie, lichaamsgerichte oefeningen, en spirituele praktijken zoals meditatie en dergelijke behulpzaam zijn.
Bij alles wat je onderneemt binnen een sociale context, is het goed te bedenken dat ieder systeem (relatie, gezin, werkomgeving, samenleving) erop is gericht om zichzelf in stand te houden, onder andere door het bekrachtigen van overtuigingen die de overleving van dat systeem waarborgen. Overtuigingen en attitudes die morrelen aan het systeem, zijn ‘lastig’. Wanneer je de waarden van het systeem niet deelt of je ertegen verzet, zul je binnen dat systeem waarschijnlijk geen invloedrijke positie verwerven. Mede daarom is het zo moeilijk om toxische dynamieken in een systeem te veranderen.
Daarin zit zeker ook een culturele component: er zijn ‘indigenous tribes’ waar sprake is van ‘intelligent governance’, het leiden van de gemeenschap op een manier waarin het niet wordt getolereerd dat leiders primair hun eigen doelen dienen. Als dat gebeurt, raken ze hun machtspositie kwijt.

Tijdens de overdenkingen zijn er onder de circa 800 deelnemers al heel wat Zoom-handjes de lucht in gegaan van mensen die graag een vraag willen stellen, waarmee de rest van het webinar wordt gevuld.
Eén van de eerste vragen gaat over de verhouding tussen ouders en kinderen als er sprake is van onenigheid en constant gedoe. Hoe pak je dat aan? Hoe zorg je voor een meer harmonieuze interactie? Wie draagt welke verantwoordelijkheid? Besproken wordt dat ouderschap geen democratisch instituut is, aangezien volwassenen nu eenmaal verantwoordelijkheid dragen voor hun kinderen, aan wie ze (bege)leiding geven en over en voor wie ze beslissingen moeten nemen. Er is een zekere mate van hiërarchie en dominantie. Waar het mis gaat, is als die neerkomt op uitbuiting of dwang, als kinderen gehoorzamen onder druk van angst voor sancties. Er wordt onderscheid gemaakt tussen autoritair en autoritatief ouderschap: dictatoriaal of tiranniek (wat tot strijd en verzet leidt) versus gezaghebbend en betrokken (wat eerlijk, redelijk en begripvol is). Verder is er een verschil tussen de rol van ‘ouder’, met een zekere hiërachie, en de relatie tussen ouder en kind, waarin gelijkwaardigheid de essentie is.

Gabor verwijst in dit deel van het webinar ook naar een presentatie van hem en Daniel samen in 2016, onder de titel ‘Hello Again’, waarin vader en zoon beide een voordracht geven, vervolgens worden geïnterviewd en dan vragen uit de zaal beantwoorden. (Een zeer recente editie van zo’n tweegesprek vind je hier en er zijn er nog meer.) Deze gesprekken zijn zowel hilarisch als diepgaand. Daniel begint in het 2016-onderhoud met de uitspraak dat hij zich gezegend voelt met een vader die zozeer ‘willing to look at himself’ en ‘reflective’ is. ‘Kids’, zegt Daniel, ‘get the message under the words’ en dat is waarom het vaak moeilijk is om een gesprek te hebben over waar het wérkelijk om gaat, aangezien er zoveel onder de woorden ligt dat misschien ook voor de ouder nog onbewust is. Het is goed en pittig om te bedenken dat er in een volwassen relatie geen sprake is van 50/50-verantwoordelijkheid voor de interactie, maar dat beide partners 100% verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen aandeel.

De moeder die tijdens het webinar een vraag stelt over haar dochter met wie alles nu heel moeilijk gaat, voelt veel onmacht en boosheid. Als ze met Gabor in gesprek gaat, is zijn conclusie al snel: ‘Your child is not your problem. Your trauma is your problem.’ Er volgt een kort gesprek en de moeder is al snel heel emotioneel omdat ze zich realiseert dat er inderdaad nog veel pijn uit haar eigen kindertijd is. Ze krijgt de warme aanmoediging om hulp te zoeken, zodat ze tot rust kan komen en er dan werkelijk voor haar dochter kan zijn, zodat ze eerst krijgt wat ze nu niet kan geven.

Een jonge man zou graag willen leren hoe hij minder vaak afdwaalt, hoe hij onder de knie wil krijgen dat ‘tuning out’ niet meer zijn standaard reactie is op ingewikkelde situaties. Twee jaar na de start van zijn studie is hij ermee gestopt en hij heeft nu een parttime baan en werkt aan het ont-dekken en helen van zijn trauma, zodat hij zijn weg door het leven kan vervolgen. Hij realiseert zich dat er sprake is van ADHD-symptomen. Gabors inschatting is dat er tijdens zijn kindertijd veel stress was bij zijn ouders; er blijkt ook sprake te zijn geweest van woede en geschreeuw. Alleen door te dissociëren, kon zijn brein hem daartegen beschermen. Voor zijn herstel zal therapie belangrijk zijn. Ook goed voor zijn lichaam zorgen, een leven leiden dat zijn gezondheid ondersteunt, doet ertoe. En daarnaast kan hij zijn geest trainen, bijvoorbeeld via meditatie. Ook meer bewustzijn ontwikkelen voor de momenten waarop hij dissocieert is behulpzaam. Deze benaderingen samen zorgen voor een vorm van ‘herprogrammeren’ van het interne milieu.

Een andere vrouw is eveneens op zoek naar meer innerlijke balans. Er is een rustige uitwisseling van gedachten en dan verwijst Gabor naar het idee dat zo lang in hem leefde: ‘Everybody can heal, but not me.’ Dit idee, zegt hij, tegen zijn gesprekspartner die inmiddels in tranen is, is een trauma-imprint. Het is het verwonde kind in ons dat moeite heeft om te geloven dat heling mogelijk is, na al die jaren waarin dingen pijnlijk voelden, waarin verwachtingen niet werden waargemaakt, waarin angst de overhand had, waarin onze behoeften niet werden gezien en waarin ons brein zich ontwikkelde op basis van die ervaringen. Daarbij is het voor gevoelige kinderen bovendien heel moeilijk om dingen te zien en waar te nemen die de belangrijke volwassenen om hen heen niet zien of niet uitspreken, terwijl de energie wel in het systeem blijft resoneren.

Er worden gedurende het hele webinar korte gesprekken met diverse mensen gevoerd en het is indrukwekkend om te zien met hoeveel zachtheid hun problematiek wordt benaderd, hoe ze ‘on topic’ worden gehouden en hoe hun innerlijke wijsheid wordt aangesproken.
Lang niet alle vragen komen aan bod – daarvoor zijn de anderhalf uur ontoereikend. Gabor stelt voor dat er binnenkort een vervolg komt en Zaya en Maurizio van SAND zijn blij met dat aanbod.
Afgelopen maandag ontving ik de terugkijklink, maar je moet zijn ingelogd en hebben geregistreerd en gedoneerd om het webinar nogmaals te kunnen bekijken. Delen van die link heeft daarom geen zin. De mail bevatte daarnaast een paar bronnen die tijdens het webinar zijn genoemd en die deel ik graag:

·       Mari Swingle, boek: I-Minds: How Cell Phones, Computers, Gaming, and Social Media are Changing Our Brains, Our Behavior, and the Evolution of Our Species

·       Dr. Shimi Kang, boek: The Tech Solution

·       Dr. Gabor Maté, boek: Hold on to Your Kids

Wil je aanhaken bij één van de webinars…? Kijk dan op de website van SAND voor de data en de onderwerpen. We wensen je veel inspiratie met de ‘Hello Again’-conversaties in de links hierboven en mooie, liefdevolle gesprekken vanuit compassie met je naasten in de komende week! We zien je graag weer in 2023!