De ervaringsdeskundige, Aflevering 8 – Deze week: Joy

In het voorjaar van 2022 kwam ik in contact met een kleinschalige zorginstelling in Assen, waar men heel gericht aandacht heeft voor de achtergrond van de bewoners, waarin vaak vroegkinderlijk trauma voorkomt. Ook bij de medewerkers en stagiaires is er geregeld een voorgeschiedenis van ingrijpende gebeurtenissen die het leven bemoeilijk(t)en. Eén van de mensen in opleiding vorig jaar was ‘Joy’ (pseudoniem). Ze vroeg me of ik samen met haar een les op haar school wilde geven. Dat is gebeurd en in mei en juni van 2022 blogden we daarover.
Nu bereiden Joy en ik samen een bijeenkomst van het zorgboerderijteam voor. Dat is een mooie aanleiding om Joy’s verhaal in het licht te zetten. We delen het onderstaand graag met je!

“De eerste dertien jaren van mijn leven groeide ik op bij mijn moeder in een onveilige situatie. Ze leefde in haar eigen bubbel en als ze eruit kwam of wij kwamen in die van haar, dan schreeuwde ze tegen ons, mijn broertje en zusje en mij. Ze was altijd negatief; ze wilde niks en had nooit ergens zin in, bijvoorbeeld zwemmen of wandelen. Tijd en aandacht had ze niet voor ons; we waren eerder een last. Ze zei altijd: “Je bent niks waard; je bent dom en je hebt dezelfde rotkop als je vader.” Als ik iets over mijn vader zei, werd mijn moeder helemaal gek en ging ze schreeuwend tekeer. Het resulteerde er meestal in dat ik een tik kreeg en zonder eten naar bed ging. Ik ging bijna nooit onder de douche; ik was altijd vies en liep in kapotte kleding rond. Door de vechtscheiding van mijn ouders mocht ik mijn vader bijna nooit zien. Als hij mij dan wél eens mocht ophalen, vond mijn vader het rot voor mij hoe ik erbij liep. Vaak douchte ik dan eerst bij hem thuis en vervolgens kreeg ik schone kleren aan.

Mijn moeders vriend, mijn stiefvader, kwam uit een groot gezin van vijftien personen. Hij werd vroeger met regelmaat geslagen met een riem. Dat waren de normen en waarden waarmee hij opgroeide. Met drank op veranderde hij in een beest. Hij pleegde geweldsdelicten en sloeg ons met een gordijnrail of met de hand. Met regelmaat sloeg hij ook het hele huis kort en klein. Als kind was ik erg bang; ik voelde mij slachtoffer. Vooral als mijn stiefvader alles had stukgeslagen en de politie aan de deur kwam, dacht ik: “Waarom doen ze niks? Zien ze me niet?” Ik zat huilend op de trap en dacht: “Help mij, doe iets!” Ze deden niks; ze draaiden zich simpelweg om en verdwenen. Ook in deze situatie voelde ik me niet gezien en niet gehoord en dit was voor mij een bevestiging dat ik niks waard was.

Op de basisschool werd ik uitgesloten en gepest om hoe ik er in mijn vieze kleren met gaten bij liep, maar ook omdat mijn stiefvader regelmatig vast zat. Ik mocht met niemand spelen en niemand mocht bij mij komen. Ik voelde me als kind in feite ook een gedetineerde. Ik voelde me vies, eenzaam en verdrietig. Als ik over mijn stiefvader zei: “Hij is mijn vader niet”, geloofde niemand mij, want mijn biologische vader was amper in beeld. Niemand zag wie en hoe hij was. Dit voelde heel rot, alsof ik niet gezien en gehoord werd. Ik was namelijk heel trots op mijn echte papa, maar ik kon mijn trots met niemand delen.

Door de vechtscheiding van mijn ouders kwam ik onder toezicht te staan. Mijn moeder palmde de gezinsvoogd in met manipulatie en leugens. Daardoor werd mijn biologische vader overal van beschuldigd, ook van mishandeling en misbruik. Mijn vertrouwen in mijzelf was al weg, maar ook in de voogd en de politie had ik toen geen vertrouwen meer. Mijn moeder zei altijd: “Je hebt dezelfde rotkop als je vader; je hebt vadervlekken in plaats van moedervlekken.” Volgens haar was ik dom en kon ik niks en ik dacht dat het wel waar zou zijn; niemand hielp me tenslotte. Niet gezien niet gehoord… telkens weer voelde alles als een bevestiging dat ik niks waard was.

Ik voelde me vreselijk eenzaam en verdrietig; ik lag vaak in bed te huilen en dan ik miste mijn echte vader. Ik wilde graag bij papa wonen, maar ik mocht hem meer niet dan wel zien. Ik durfde niet te zeggen dat ik bij hem wilde wonen; dat had ik één keer gedaan en toen kreeg ik zoveel klappen met een plastic gordijnrail dat mijn lichaam paars was van de striemen. Mijn hele kast was kapotgeslagen en mijn kleding was uit het raam naar buiten gegooid. Vluchten kon ik niet, uit angst nog meer klappen te krijgen, dus ik vluchtte in mijn eigen hoofd. Daar zat ik helemaal in mijn eigen bubbel. In mijn basisschoolrapport is dit bij elk jaar terug te lezen: “Joy is afwezig en lijkt vaak ver weg in dromenland te zijn.”

Op mijn dertiende heb ik dan toch besloten dat ik ging zeggen dat ik bij papa wilde wonen. Ik heb er twee dagen over gedaan om het uiteindelijk te vertellen. Doodsbang was ik om flinke, rake klappen te krijgen. Dat gebeurde inderdaad, maar toch kreeg ik papa’s telefoonnummer. De broer van mijn stiefvader hielp mij om mijn vader te bereiken. Hij was er binnen een half uur; hij had nog nooit zo snel gereden om mij op te halen. Mijn moeder was kapot van verdriet omdat ik voor mijn vader koos en dat gold ook voor mijn broertje en zusje. Ik ging met papa mee om bij hem te gaan wonen; de adrenaline gierde door mijn lichaam. Ik was blij omdat ik eindelijk bij papa was, maar tegelijkertijd voelde ik me, hoe onterecht ook, schuldig over hoe ik de thuissituatie achterliet.

Mijn vader had een heel andere, veilige gezinssituatie; zoiets had ik nooit gekend. Ik was onveilig gehecht en kon met de rust en veiligheid helemaal niet omgaan. Door mijn hechtingsproblematiek ging ik heel ver om te kijken waar mijn vaders grenzen lagen. Ik loog over alles, want dat moest bij mijn moeder altijd. Ik mocht namelijk niks; ik moest gelijk uit school thuiskomen. Mijn stiefvader postte vaak bij school om te zien of ik daadwerkelijk gelijk naar huis ging. Zo niet, dan werd ik daarvoor gestraft. Ik begon te stelen, en al heel jong begon ik ook met roken en blowen. Ik gebruikte geweld als iets mij niet aanstond, want ook dat was een aanpak die ik had meegekregen. Ik was bij mijn vader in huis niet te houden; hij schakelde al vrij snel hulp in. Hij wilde proberen mij in een situatie van begeleid wonen te krijgen of op een internaat, omdat hij zich thuis met mij geen raad meer wist. Ik was inmiddels zo ver heen dat het me niks kon schelen. Net als mijn vader wist ook ik me geen raad met de omstandigheden bij hem. Ik worstelde ermee dat ik de eerste dertien jaar van mijn leven was mishandeld en verwaarloosd en dat schreeuwen, geweld, alcoholmisbruik en ruzie de enige ‘normen’ en ‘waarden’ waren die ik had meegekregen. En tegelijkertijd worstelde ik met enorme schuldgevoelens richting mijn moeder, broertje en zusje: ik had hen in de steek gelaten in een vreselijke situatie.

Mijn biologische vader heeft hulp ingeschakeld en hij heeft een lange adem en een lange weg met mij afgelegd. Hij is al vroeg grijs geworden; ik zeg altijd dat dat dankzij mij is en dan lachen we er samen om. Mijn herstelproces was een heel heftige rit. Ik heb traumabehandeling en EMDR gehad en uiteindelijk heb ik mezelf gevonden en ben ik geworden zoals ik nu ben. Ik heb ervoor gekozen om een opleiding te gaan doen om mensen in soortgelijke situaties of problematiek te begeleiden, namelijk ‘Maatschappelijke zorg specifieke doelgroepen’ met als keuzedeel ‘Ervaringsdeskundige’. Op mijn weg naar dit diploma heb ik veel geleerd en heb ik een krachtige persoonlijke groei doorgemaakt. Het was leuk en leerzaam, ook in het werkveld. Ik krijg er veel energie van en ik ben trots op de vrouw die ik nu ben.”

De kindertijd wordt vaak beschreven als de mooiste tijd van een mensenleven, waarin onbezorgd spelen en genieten voorop staan. Het verhaal van Joy is één van de vele voorbeelden van kinderen voor wie dat bepaald niet geldt. Er is enorm veel moed en doorzettingsvermogen nodig om een situatie als die van Joy te transformeren. Of een jongere dan pech of geluk heeft met de mensen die op het pad verschijnen, kan een wereld van verschil maken. Als er een helpende hand en een veilige haven is om tot rust en tot ontwikkeling te komen, iemand die in jou gelooft, kan er voorzichtig herstel ontstaan. Joy heeft haar opleiding inmiddels afgerond en gaat de komende jaren via haar werk zelf een verschil maken voor anderen, wiens achtergrond ze beter begrijpt dan wie ook!
Volgende week borduren we voort op het verhaal van Joy en zullen we verslag doen van de teambijeenkomst van deze week.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 7 – Deze week: Jipe, aan het werk met Compassionate Inquiry

Vandaag delen we met jullie het verhaal van iemand die al een tijd tegen dingen aanloopt die verband houden met de kindertijd. Naar aanleiding van een persoonlijk gesprek ontving Jipe van ons de oefening in Compassionate Inquiry die we onlangs in een blog beschreven. Ze is ermee aan de slag gegaan en heeft na een paar keer schrijven al heftige, maar waardevolle inzichten opgedaan. Onderstaand deelt ze haar ervaring.

“Onlangs ontving ik het lijstje met de vragen van Compassionate Inquiry die meer helderheid kunnen brengen. Dit is wat er boven staat als toelichting: ‘Een compassievolle zoektocht naar het innerlijke verhaal achter wat we als mens met ons gedrag, onze visies en emoties aan de buitenwereld laten zien’. Dat is een zoektocht waarmee ik al langere tijd bezig ben. Het is een tocht waarbij ik het gevoel heb alsmaar in rondjes te draaien en niet veel op te schieten. Gevoelsmatig weet ik wat ik wil, maar ik kan het niet goed onder woorden brengen, laat staan dat ik een idee heb waar dat waarnaar ik verlang, te vinden is. De eerste zin geeft echter precies aan waarnaar ik op zoek ben! Voor het eerst in al die tijd zie ik woorden op papier staan die precies omschrijven wat ik bedoel. Ik wil mijn innerlijke verhaal in de eerste plaats voor mijzelf helder krijgen, maar zeker ook beter leren begrijpen hoe dat is voor anderen om mij heen.

Schoorvoetend ben ik begonnen aan twee keer per week de zes vragen te beantwoorden: waartegen zeg ik geen nee terwijl ik dat wél wil, wat is daarvan de impact, wat voel ik in mijn lijf, wat is het verhaal erachter, waar heb ik die overtuigingen geleerd, en waartegen zou ik ja willen zeggen? Ik aarzelde erg om eraan te beginnen, omdat ik weet dat de antwoorden op de vragen alles wat ik ken op zijn kop gaan zetten. Ik weet niet waartoe dat gaat leiden, wat ik ermee overhoop haal…
In het schrijfproces begin ik erachter te komen wat de verklaring zou kunnen zijn voor het zeer moeizame contact met één van mijn stiefkinderen. Zonder in details te willen treden, kan ik zeggen dat deze relatie dramatisch slecht te noemen is. Ik heb nooit geweten wat het werkelijk inhoudt om een ‘bloedhekel’ aan iemand te hebben, maar inmiddels weet ik dat wel. De boosheid, woede en zelfs haat van mij naar dit kind toe zijn heel intens. Ik blokkeer helemaal als we in elkaars buurt zijn. Alleen al het horen van de ademhaling triggert bij mij afkeer en afweer. Dan vlucht ik het liefst weg, omdat ik weet dat ik niks positiefs kan bijdragen aan het contact. Geen contact hebben voelt dan veiliger en verstandiger. Op die intense ervaring heb ik mijzelf altijd afgerekend; ik heb me ervoor geschaamd. Dit is niet hoe ik wil zijn. Ik ben toch de volwassene? Ik zou toch moeten kunnen relativeren en ‘volwassen’ moeten reageren?

Door het proces van Compassionate Inquiry in te stappen, wordt er echt van alles omgewoeld. Zo heb ik ontdekt dat er opmerkelijke overeenkomsten zijn tussen hoe mijn vader en mijn ene stiefkind doen. Ik ervaar bij hen geen empathie. Ze lijken in een eigen wereld te leven, met een eigen waarheid, een wereld waarin geen ruimte is voor een andere inbreng of andere waarheden. Als er iets fout gaat, ligt dat in hun beleving nooit aan hen, maar altijd aan de ander, aan hoe die iets opvat. Ik voel in hun spreken geen troost, in hun handelen geen warmte.

Ik begin me nu echter te realiseren dat de emoties die ik bij mijn stiefkind ervaar, vooral zo heftig voor me zijn omdat ze pijnlijke herinneringen aan mijn kindertijd wakker schudden. Als kind van mijn vader ben ik opgegroeid op een manier die heeft gemaakt dat ik altijd aan mijzelf twijfel. Mijn eigenwaarde voelt vaak als bijna 0, net als mijn geloof in eigen kunnen: ook bijna 0. En als ik dan al eens iets probeer, zit dat beruchte duiveltje op mijn schouder de boel te verzieken, als een wezen met de onhebbelijkheden, energie en houding van mijn vader, een stem die alles benoemt wat ik niet kan en die beschadigende opmerkingen plaatst… mijn ‘inner critic’. De muur waarvan ik voel dat mijn vader die om zich heen heeft gebouwd… daar kan ik niet doorheen kijken.

Mijn stiefkind lijkt geen krachtige eigen identiteit te hebben opgebouwd. Wat ik zie, is dat veel gedragingen, hobby’s en liefhebberijen worden gekopieerd van anderen naar wie wordt opgekeken. Dingen worden gedaan zoals anderen ze doen. Ik zie daarin veel na-apen en heel weinig oorspronkelijkheid. Ik heb altijd moeite gehad met gebrek aan authenticiteit; dat werkt me gruwelijk op mijn zenuwen. Dat brengt met zich mee dat ik het als heel moeilijk ervaar om een stabiele relatie aan te gaan. Ik begrijp bij dit stiefkind waar het vandaan komt, maar toch is voor mij de trigger te groot om het van me te laten afglijden, het te zien voor wat het is en het me niet zo persoonlijk aan te trekken. Wat ik waarneem in onze interactie, raakt te zeer aan de pijn van vroeger en aan hoe het ook tegenwoordig nog vaak verloopt in het contact met mijn vader.

Dit zijn dingen die voor mij het leven heel ingewikkeld maken. Nu ik met de zes vragen op een compassievolle manier mijn eigen verhaal aan het onderzoeken ben, krijg ik meer duidelijkheid over diverse dynamieken. Het voelt als een opluchting, als een feestje bijna, dat ik begrijp waar mijn haat en boosheid vandaan komen. Tegelijkertijd voelt dat ook beangstigend. Die boosheid in mij is zo heftig. Waar moet ik ermee heen? Hoe kan ik daaraan een andere duiding geven? Hoe kan ik loskomen van die woede? Kan ik, net als bij mijn stiefkind, ook bij mijn vader gaan zien waar het vandaan komt? Kan ik gaan voelen dat veel niet over mij ging of gaat, maar over zijn pijn? Dat is de stap die ik wil leren zetten en ik wil werkelijk dat proces aangaan. Met compassie kijken naar het gedrag van de ander dat mij zo triggert, is op dit moment nog te veel gevraagd. Daarom wil ik beginnen om met compassie naar mijzelf te leren kijken, in de hoop dat ik meer innerlijke rust ga vinden.”

Wat een mooie reflectie is dit! Wat heel duidelijk uit Jipes woorden naar voren komt, is dat het zogenaamde ‘schaduwwerk’, het naar boven brengen van de donkere kanten van je leven en je persoonlijkheid, de aspecten ervan die onderdrukt zijn, een proces is dat moed en aandacht vraagt en verdient. Het is ook niet zomaar ‘klaar’; er is tijd voor nodig, samen met veilige ruimte waarin er naar je wordt geluisterd, waarin al je emoties er mogen zijn en ze niet worden afgewezen en veroordeeld. Het gewonde kind in de volwassene moet mogen rouwen en schreeuwen van boosheid en verdriet.
Wanneer we ons bewustzijn ten aanzien van onze oude pijn willen vergroten om de wond te helpen helen, hebben we dus mensen nodig die er voor ons willen zijn. Dat betekent ook dat we bij gelegenheid allemaal in een positie zullen komen waarin we voor een ánder zo iemand kunnen zijn. Dat lukt vaak beter naarmate we zelf meer schaduwwerk hebben gedaan, maar soms ook is juist het luisteren naar de ander dat wat verbinding en heling brengt.

Er ligt een heel nieuw jaar voor ons. We hopen dat iedereen die op zoek is, in liefdevol contact met anderen kwetsbaar en moedig durft te zijn om zo bij zichzelf of de ander te helen wat pijn deed. Een mooie uitspraak die bij een helingsceremonie werd gedaan, is deze: ‘Wie de pijn durft aan te kijken, heelt zeven generaties terug en zeven generaties vooruit.’
Wat een kans om bij te dragen aan een gelukkiger wereld!

De ervaringsdeskundige, Aflevering 6 – Deze week: Anja en Peter, Deel 3 (Slot)

De verloren verbinding met onszelf (trauma) kan heel moeilijk terug te vinden zijn. Wie ben ik eigenlijk? Wat wil ik eigenlijk? Je hebt misschien een grote gevoeligheid ontwikkeld voor wat anderen vinden en willen, maar hoe zit het met jou…? Kun je je eigen wijsheid aanboren? Durf je dat? Ervaar je bufferende bescherming, ‘holding space’, een oordeelloze aanwezigheid van iemand bij wie je je emoties mag laten zien, waarna je je eigen oplossingen kunt verzinnen?
Durft David dat? Peter merkt op dat hij in David’s ogen geregeld afwijzing lijkt te zien. Ook Anja geeft aan de verbinding vaak niet te voelen. Ze zijn teleurgesteld dat ze zo weinig waardering van David krijgen, terwijl ze zo hun best doen. Ze zoeken naar waardering voor wie ze zijn en wat ze doen. De hele situatie heeft een negatieve invloed op hun zelfwaardering, op hun relatie, op hun gezondheid.

De vraag is echter… waar is dat begonnen, dat gebrek aan waardering? De oorsprong daarvan ligt waarschijnlijk in wat ze zojuist met de legging zichtbaar hebben gemaakt: in het ouderlijk gezin mochten ze niet werkelijk zijn wie ze waren. Er was veel kritiek en hun zelfexpressie werd beperkt. Het niet gewaardeerd worden als kind heeft bij hen beiden een wond doen ontstaan. Die wond verdient heling, zoals ook de wonden van hun ouders heling verdienden. Zoals zij dat zelf echter voor hun ouders niet konden, kan David dat voor hen niet realiseren. Hij is niet zijn sprankelende zelf, maar dat zijn ze momenteel zelf ook niet, zo hebben ze expliciet aangegeven. Een kind kan je eigen kindertijd niet met terugwerkende kracht herstellen. Daarvoor zijn andere stappen nodig. Een eerste kan zijn dat je zelf waardeert hoe je je best hebt gedaan. Je hebt je ingezet met alles wat je had; meer was er niet. Oude pijn leeft vaak dicht onder de oppervlakte. Er is soms maar weinig nodig om die aan te raken. Als David het niet met Anja eens is, voelt ze irritatie en probeert ze zich te verantwoorden, zoals ze naar haar ouders deed. Als David ontevreden is en schreeuwt, krijgt Peter een knoop in zijn maag en klapt hij dicht, zoals hij deed als zijn vader explodeerde. We onderzoeken welk gevoel daarbij hoort, bij dat gedrag. Nadat hij een aantal dingen heeft genoemd die meer labels en oordelen behelzen, komt hij bij de kern: “Verdriet, leegte, eenzaamheid.”

Ik leg uit hoe onrijp het mensenbrein nog is bij de geboorte en hoe snel het zich vormt onder invloed van sociale ervaringen. Ik vertel dat vooral een gevoel van onveiligheid tot gevolg heeft dat je een aantal ‘snelwegen’ ontwikkelt die je vlot en adequaat in een overlevingsmodus brengen, maar die het moeilijk maken om gebalanceerd te reageren en dingen zorgvuldig te overwegen. Het meest primitieve deel van je brein schreeuwt ‘Alarm!’ en dus is dat hoe je reageert: met verdedigingsmechanismes. Hoe meer het brein in het vroege leven in oxytocine wordt ‘gemarineerd’, hoe fijner vertakt het neurologische netwerk zich ontwikkelt en hoe rijker je gedragspatroon. Hoe meer je de emoties die uit angst en onveiligheid en eenzaamheid voortvloeien onderdrukt (de-pressie!), hoe groter de kans dat ze tot schade leiden: schade voor je sociale functioneren, voor je mentale welzijn, voor je gezondheid.

Anja zegt dat ze inderdaad nog vaak voelt dat ze zich moet verdedigen tegenover haar ouders en we bespreken of er sprake is van ‘moeten’. Zou ze de wijze waarop haar ouders die verantwoording proberen af te dwingen, kunnen leren zien als hún manier om gehoord te worden…? We stellen vast dat er tussen ouders en kinderen voortdurend veel spiegeling plaatsvindt: Anja wilde ooit door haar moeder gehoord worden en voelde zich niet gehoord, wat waarschijnlijk kwam omdat haar moeder probeerde door Anja te worden gehoord, wier taak dat niet was en nu zijn we een hele generatie verder. Het resultaat: onbegrip en miscommunicatie en verstoring van de relatie in meerdere richtingen… heel verdrietig. En toch is het belangrijk te bedenken dat ieder gedragspatroon dat we ontwikkelen, ooit functioneel was, zelfs als het je later hopeloos in de weg zit. Door zo te kijken, kunnen we namelijk compassie ontwikkelen en leren zien waardoor iets is veroorzaakt. Dan gaat het niet meer over ‘Wat is er met jou aan de hand?’, maar over ‘Wat is er met jou gebeurd?’,  niet over ‘Wat is jouw probleem?’, maar over ‘Wat is jouw verhaal?’. Zo’n attitude vergt tijd en aandacht, maar heeft het potentieel alles ten goede te veranderen.

Ze vertellen over een zorgverlener die hen heeft aangeraden niet te streng voor zichzelf te zijn en dat ze het prima doen, maar zo voelt het helemaal niet. “Laatst zei David: ‘Ik wou dat ik er niet was, dat ik dood was’… en dat vind ik heel erg, dat hij dat zo voelt…” Anja is in tranen bij deze heftige openbaring. Ik vraag of één van hen dat gevoel herkent. Peter zegt: “Ja, dat heb ik weleens gehad, dat gevoel van… als ik er niet meer was, dan hoefde ik niet zo veel en hoefde ik niet aldoor zo na te denken…”
Ik kom terug op een eerder onderwerp en vraag of het geen tijd is om David te vertellen over het moeizame IVF-traject, want mij zou het niet verbazen als een deel van zijn uitspraken daarmee te maken heeft. Ze vragen zich af of dat niet te moeilijk voor hem is, waarop ik me afvraag of het misschien nog steeds te moeilijk en te verdrietig voor henzelf is. Ze zien namelijk hoe lief en zachtmoedig hij is voor baby’s. Hem te moeten vertellen dat hij nooit een brusje zal krijgen… en dat dan ook zelf weer onder ogen zien… dat is niet niks. Toch willen ze het overwegen, dit zware thema op een volwassen manier met hem bespreken: “Hij heeft ons natuurlijk horen praten, dus hij weet misschien meer dan we denken…”

Hoe dan ook voelen ze dat er wat moet veranderen. Ze vinden allebei dat ze nu te vaak zeggen dat ze wat hij doet, niet lief vinden, en ze realiseren zich dat David dat mogelijk vertaalt als ‘IK ben niet lief’, een boodschap die ze helemaal niet willen afgeven. Ik deel hun zorg daarover en zeg dat hij authentiek is als hij al die zware en moeilijke dingen zegt. De dappere stap die ze kunnen zetten, zit erin dat ze zich afvragen: “Wat triggert mij in wat hij zegt? Waarom is dit voor mij zo moeilijk?” En ook: als hij zich zo voelt, kunnen ze daar dan ‘holding space’ voor bieden? Kunnen ze met hem in het donker zitten? En hoe lang kunnen ze zelf nog in het donker zitten? Het is moeilijk voor ze om goed voor hem te zorgen, als hun eigen energie zo tekortschiet. Ik geef het voorbeeld van het zuurstofmasker in een vliegtuig: ouders moeten dat altijd eerst zélf opzetten voordat ze kun kind helpen. Dat voorbeeld vindt weerklank en dat is mooi; sommige oneliners kunnen je op de gekste momenten flitsend snel terugbrengen naar de kern, zonder hele theoretische beschouwingen. Met behulp daarvan kunnen ze elkaar ondersteunen bij het veranderen van ingesleten gewoontes.

Wat ook de vervolgstappen zullen zijn… alles begint met bewustzijn, met het begrijpen van de eigen en andermans gedrags- en reactiepatronen. Er is geen spiegel zo scherp en confronterend als een kind voor de ouders en de ontevredenheid van David is Anja en Peter niet onbekend: er zijn veel dimensies in hun leven die ze graag anders zouden zien en die aandacht verdienen. Als er aldoor stress bij hen is over de dingen die niet lekker lopen, dan raakt hun hele systeem ontregeld en wordt het bijna onmogelijk voor ze om voor David als coregulerende volwassene aanwezig te zijn. Ze kunnen proberen in Davids huid te kruipen als het moeizaam loopt: als ze in zijn schoenen stonden, wat zouden ze dan nodig hebben? En wellicht zijn ze al begonnen daarmee (ze hebben me tenslotte benaderd!) en moeten ze alle drie nog afkicken van de hoge adrenalinespiegels van de voorbije periode. De alertheid van adrenaline geeft het gevoel dat je ‘alive’ bent, dat het leven spannend is, maar adrenaline is ook enorm verslavend. Als er dan meer rust komt en tijd voor bezinning en bespiegeling, voelt dat haast bedreigender dan de voortdurende stress.

Anja heeft inmiddels een heerlijke lunch bereid en we eten samen na een afrondende trekking van twee mooie zingevingskaarten die voor allebei heel passend zijn. Ze vertellen hoe ze elkaar hebben leren kennen en hoe spannend dat was, hoe ze ellenlange mails stuurden en als een blok voor elkaar vielen.

We hebben lang gepraat en ik heb heel veel liefde gezien en ook veel pijn en verdriet. Er is bij allebei veel bereidheid om te geven en het goede te doen, om te leren en te proberen, en tegelijkertijd is er ook zoveel behoefte om te ontvangen. Dat is logisch, want als mens smachten we nu eenmaal naar betekenisvolle verbinding, nabijheid en koestering. Ik hoop oprecht dat we een klein begin hebben kunnen maken met uitvinden waar behoeften onbevredigd zijn gebleven en alsnog vervuld mogen worden. We hebben de kluwen wat ontward en nu is het aan hen om de draadjes nader te bestuderen.
Als Anja me naar de trein heeft gebracht, loop ik in gedachten naar het perron. Ik ben moe en dankbaar, verdrietig voor hun oude pijn en hoopvol door hun open kwetsbaarheid.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 6 – Deze week: Anja en Peter, Deel 2

Vorige week eindigden we met de legging van Het Mattenspel door Anja en Peter.
Hun beider legging maakt dingen zichtbaar. Als Anja bij het leggen van de geluksklavers is aanbeland, wordt het haar te veel. Ik heb haar wangen al langzaam roder zien worden; ik heb haar onrust gevoeld en nu zoekt ze mijn ogen. Ik ben geraakt door haar tranen. Ze slaat haar handen voor haar gezicht, neemt een pauze en legt vervolgens met betraande ogen de emoji’s bij de verschillende matten. Ze slaagt erin alles af te ronden en erop te reflecteren, net als Peter.

Peter vertelt hoe het gezinshuis vroeger een verbindende factor was. Nu de kinderen volwassen zijn en niet meer in dat huis wonen, lijkt de verbintenis tussen de gezinsleden zoek. Na het overlijden van de grootouders is ook hun verbindende rol weggevallen. Peters vader is niet in Nederland geboren en Anja heeft het gevoel dat hij zich hier na al die decennia nog altijd niet werkelijk thuis voelt. Ze vragen zich als gezin af of hij niet al jaren in een depressie verkeert. Hij moppert, hij is futloos, komt tot niks, drinkt te veel… het is geen feestje om het aan te zien. Dat lijkt misschien gek, na zoveel jaren, maar toen de ouders in het begin van hun huwelijk in vaders land van oorsprong woonden, kon moeder daar ook niet aarden. De plek waar we vandaan komen, lijkt toch heel erg diep in ons verankerd te liggen en verbonden te zijn met identiteit, zingeving en levensgeluk. Blijft je ziel zich ontheemd voelen op een onbekende plek? Of is dat gevoel van ontheemding verbonden met een ziel die misschien al van kindsbeen af dolende was door onveilige hechting? Vaders psychose aan het einde van Peters puberteit was heftig voor hem: Peter kon een zwakke vader niet accepteren. Hij nam afstand van zijn vader, maar nam in het gezin juist een zorgzame rol op zich. Als hij terugkijkt, vindt hij dat hij in die rol tekort is geschoten – de relaties staan onder druk.

Ik merk op dat hij een verantwoordelijkheid op zich nam die niet voor hem was bedoeld en dat hij met mildheid mag kijken naar hoe hij naar beste kunnen heeft geprobeerd een taak te vervullen die bij zijn vader hoorde. Zo’n rolomkering wordt parentificatie genoemd, met als basis het woord ‘parent’, ouder. Ze hebben er in het gezin eigenlijk nooit echt over gesproken: “We zijn niet zulke praters, niet écht praten, bedoel ik… maar mijn moeder begint het nu na jaren slikken ook zat te worden. Ik houd zielsveel van hem en ik realiseer me dat hij veel heeft meegemaakt, maar hij helpt alles naar de kloten. Hij glijdt af en mijn jongste zus en ik hebben het daar heel moeilijk mee. Bij Anja thuis klopte het, maar bij ons thuis niet.” Hij vertelt dat zijn moeder en oudste zus het meer wegstoppen. Persoonlijk vind ik het vooral ontroerend dat hij het er zo moeilijk mee heeft. Het laat zien dat zijn hart wijd openstaat, dat hij zich laat raken door wat niet goed gaat, dat hij bij het toelichten van de situatie nu zelfs in tranen is. Het is zo mooi, als mensen kunnen huilen. Het werkt reinigend; het lucht op, het maakt schoon, het ontlaadt – en dus neemt het ook stress weg. Verdriet is een pure emotie, die dicht bij je kern ligt.

Anja en Peter praten samen over hoe verschillend ze het drinken van Peters vader ervaren. Peter is ermee opgegroeid, maar Anja niet. Haar thuissituatie was heel anders: “Klopte het bij ons wél dan? Ik weet het niet… Mijn ouders waren altijd liefdevol en mijn moeder was thuis met thee en wat lekkers; het was stabiel en warm thuis. Ik heb een periode gehad dat ik de verkeerde kant op ging, verkeerde vrienden had, verkeerde jongens ontmoette. Ik heb ook boulimia gehad in die tijd, maar mijn ouders waren altijd liefdevol. Wel hadden ze veel kritiek en ik heb me vaak niet gezien gevoeld. Er was veel oordeel en afkeuring; er was onbegrip en ruzie over beslissingen die ik nam of dingen die ik wilde. Ik ben weggelopen, heb drugs gebruikt, ik loog over waar ik was, maar ik mocht altijd terugkomen. Ik heb daardoor veel schuldgevoel over wat ik mijn ouders heb aangedaan. Het lijkt me verschrikkelijk, als je een dochter hebt die dat doet; ik vond het zielig voor mijn ouders. Zij hadden volgens mij nooit ruzie en waren altijd lief voor elkaar. Sporten en bewegen en dansen waren mijn uitlaatklep, maar ik ben wel lang op zoek geweest naar mezelf. Ik was blij, maar ook boos en verdrietig. Ik deed, door alle strengheid en bemoeizucht, veel dingen stiekem; ik was heel recalcitrant, omdat ze mij zo op de huid zaten.” Ze valt van schrik stil en is opnieuw in tranen als ze zich met gebroken stem hardop afvraagt: “Misschien doe ik dat nu met Z ook wel…” Ze snikt en zegt met angst in haar stem dat ze bang is hem al te hebben verpest: “Het zaadje dat je nu plant, groeit zijn leven met hem mee. Ik wil niet dat het nu al fout is gegaan, want op school is hij een heel blij en enthousiast mannetje…”

Ze heeft inmiddels heel wat negatieve kwalificaties over zichzelf geuit en op een gegeven moment vraag ik haar wat haar definitie is van ‘liefdevol’. Ze zegt dat het voor haar betekent dat ze altijd terug kon keren naar huis, dat ze altijd welkom was, ondanks alle streken die ze uithaalde. Ik probeer een andere verwoording te kiezen voor wat ze allemaal heeft gezegd: “Wat je zegt, klinkt alsof je bedoelt dat hoewel je eigenlijk niet deugde, niet goed genoeg was, ze je tóch bleven aanvaarden.” Ze knikt; zoiets bedoelt ze inderdaad. Ik geef aan dat dat gevoel niet goed genoeg te zijn, ook ergens is ontstaan en waarschijnlijk nog veel dieper zit. Ze denkt na, knikt langzaam en zegt: “Ja… dat heeft denk ik te maken met dat ze alles altijd bekritiseerden…”

Dit is een mooi inzicht. Ik vertel dat vrijwel alle ouders hun kinderen naar beste kunnen begeleiden, maar dat sommige maar een beperkte gereedschapskist hebben om die begeleiding te bieden. Als ouders zelf ook belast zijn door hun levensgeschiedenis, krijgen kinderen soms een onzichtbare intergenerationele traumalast te dragen. Dat ‘niet goed genoeg zijn’ kan dan een heel diepe overtuiging worden, die met schuld en schaamte gepaard gaat. Een kind kan schuldgevoel ervaren richting de ouders, maar zouden ouders ook schuldgevoel kunnen hebben naar hun kinderen…? En nóg een stap verder: zouden we alle oordelen kunnen loslaten, zeker ook die over onszelf? Kunnen we leren er anders, met meer compassie naar te kijken? Kunnen we begrijpen dat veel gedrag niet gekozen is, maar zich bijna automatisch aandient, vanuit die oude overlevingspatronen?

We spreken over de verhouding tussen hechting en authenticiteit, over allerlei vormen van gedrag die je als verslaving zou kunnen beschrijven en die vaak tot doel hebben een gevoel van erkenning en bevrediging tot stand te brengen. Daardoor neemt de stress af en kan ons systeem tot rust komen. Het probleem is alleen dat veel verslavingen op de lange termijn allerlei negatieve consequenties met zich meebrengen. Wie zich in zijn eigen sociale context onvoldoende gehoord en gezien voelt, probeert in een andere omgeving alsnog de behoefte aan erkenning te bevredigen. De dingen die daarvoor worden gedaan (bijvoorbeeld keihard werken, sportprestaties behalen, uitblinken in een hobby, roken of drinken of drugs gebruiken), zijn op zichzelf een risicofactor voor stress en ellende. Zo kom je in een heel negatieve spiraal naar beneden. Je duikt in overlevingsstrategieën, maar eigenlijk werk je toe naar je ondergang. Verslavingen hebben als onderliggende pijn meestal eenzaamheid en gebrek aan zingeving. Peters vader is er een levend voorbeeld van en Anja en Peter vinden zelf momenteel ook maar moeilijk de weg omhoog terug.

We stellen vast dat Anja en Peter allebei aan het struggelen zijn om hun leven weer meer in lijn te krijgen met hoe ze het graag zouden zien. Ze hebben het gevoel vast te zitten in de situatie en weten niet goed hoe eruit te komen. We bespreken hoe je als kind vast kunt zitten zonder eruit weg te kunnen, omdat je afhankelijk bent van de ouderlijke zorg. Eenmaal volwassen heb je andere opties: je kunt wél weg. Er zijn veel dingen die je wél kunt veranderen. Dat is echter lang niet altijd eenvoudig. Veel kinderen onderdrukken van jongs af hun authenticiteit omdat ze voelen dat die de hechtingsrelatie met hun ouders onder druk zet. Dat is een adequate reactie in die fase, maar je verliest daardoor de diepe verbinding met jezelf – de kern van wat we trauma noemen.

 

 

 

De ervaringsdeskundige, Aflevering 6 – Deze week: Anja en Peter, Deel 1

Ze benadert me omdat ze zorgen heeft om hun zoon van zeven. Het loopt allemaal niet zo lekker. De jonge mens onder hun vleugels lijkt zijn blije spontaniteit de laatste tijd niet goed aan de dag te kunnen leggen. Hij moppert veel. Ogenschijnlijk heel gewone verzoeken roepen bijna bij voorbaat weerstand op en hij oogt geregeld verdrietig en ontevreden. De ouders zijn zich er samen van bewust dat de kans reëel is dat dit met dingen van henzelf te maken heeft, maar ze krijgen er geen grip op. Ze zouden graag eens in gesprek gaan, zodat we samen kunnen kijken naar waar dit misschien vandaan komt. Wat spiegelt hun kind naar hen toe? het zijn dat hun ouderschap onbewust wordt gekleurd door hun eigen pijn en dat hun zoon die terugkaatst? Wat zouden ze kunnen doen om die pijn te helen en weer meer lichtheid te brengen in de relatie met zichzelf, elkaar en hem? Het zijn grote vragen en dus proberen we een situatie te creëren waarin we ruim de tijd hebben om samen op onderzoek te gaan.

Vanwege de afstand tot mijn woonplaats duurt het even voordat we een geschikt moment vinden, een moment waarop ze allebei aanwezig kunnen zijn en vrijuit kunnen praten, zonder zich omwille van hun zoon te hoeven inhouden bij wat mogelijk een intens gesprek wordt. Uiteindelijk besluiten we dat ik al de avond voorafgaand aan het consult bij ze zal aankomen en bij hen zal logeren. Ik ben laat door mijn andere afspraak en kom nat van de regen binnenvallen in de ruime woonkamer, die met planten, aardetinten en warme verlichting een fijne sfeer ademt. Wat bijzonder, elkaar nu al te leren kennen! Hun bereidheid mij gastvrijheid te verlenen en mijn bereidheid om de afstand letterlijk te overbruggen voedt het wederzijdse vertrouwen. We bespreken dat het veel vaker zo zou mogen zijn, dat wanneer je worstelt met iets, je iemand bij jou in huis uitnodigt, op jouw plek, in jouw wereld, waar jij thuis bent en de ander gast is. Met een consult bij je thuis is het gemakkelijker je autonomie te bewaren. Dan is het voor degene die jou komt ondersteunen duidelijker dat diens rol is gebaseerd op dienstbaarheid, en niet op autoriteit, ondanks de meegebrachte kennis en expertise. Waar het om gaat is immers het wakker roepen van jouw innerlijk weten door degene die bij jou te gast is.

“Is dat wel professioneel?”, had me de dag ervoor iemand gevraagd, “logeren bij je cliënten…?” Het was een vraag die me verwarde. Het leek me niet belangrijk – of misschien juist wél, maar omgekeerd. Ik had al uitgebreid contact gehad en zag het niet als een bezwaar. Het voorstel was bovendien van de cliënt zelf gekomen en ik had de uitnodiging alleen maar hoeven aannemen. Ik realiseerde me door de vraag alleen wel dat ons met z’n allen een beeld hebben gevormd van hoe een ‘professioneel contact’ eruitziet en dat bepaalde vormen daar dan niet in lijken te passen, terwijl ze misschien wel tot een beter resultaat zouden kunnen leiden.

Ik realiseerde me ook dat we zorg voor onze naaste enorm hebben geïnstitutionaliseerd: je komt met een vraag om ondersteuning naar een kantoor of een kliniek of een behandelkamer, waar de betreffende zorgverlener of deskundige de scepter zwaait. Misschien staan de geuren en kleuren op die plek je tegen of roept de fysieke omgeving verdrietige herinneringen op of nare associaties. In dat geval ben je meteen al niet helemaal je ontspannen zelf – je begint als het ware met een achterstand. En zodoende realiseerde ik me ook dat de veranderingen die voor veel settings nodig zijn, nog veel meer behelzen dan we vaak denken. Als ‘grass roots’-organisatie kan ik over zulke zaken beslissingen nemen zoals ze mij in overleg met de cliënt goed lijkt en dat stemde me blij en dankbaar.
Als mijn natte jas aan de kapstok hangt, drinken we gedrieën thee. We praten over van alles en nog wat en ervaren deze bijzondere start van het consult als een heel mooie start. Als we de volgende ochtend opstaan en gezamenlijk aan het werk gaan, is er al meer vertrouwdheid dan er zou zijn geweest wanneer ik pas net was aangekomen.

We beginnen met een moment van stilte, om te voelen hoe we allemaal aanwezig zijn, welke emoties en fysieke sensaties we meebrengen naar de dingen die we samen gaan onderzoeken.
Vervolgens evalueren we de oefening en inventariseren we in grote lijnen wat door Anja en Peter als het grootste knelpunt wordt ervaren. Dat kunnen ze vlot verwoorden: hun zoon is de laatste tijd ontevredener dan passend lijkt voor een kind van zeven. De communicatie bevat momenteel een aantal telkens terugkerende elementen: “Geen zin in”, “Nee, dat wil ik niet!”, “Ik vind jou stom”, “Ik mag nooit iets”, “Je bent saai”, “Nee, ik ga niet naar bed, want ik wil nog buiten spelen”, “Ik lust dat niet”, “Ik wil meer snoep”, “Waarom moet ik mijn schoenen aan?” Gedurende de uren dat we in gesprek zijn, komen al deze uitspraken voorbij en het is begrijpelijk dat de ouders er moe van worden en soms met de handen in het haar zitten over wat er kan of moet veranderen. Ik snap dat heel erg goed. En toch… ik zie het ook als een cadeau dat David zich nog steeds uitspreekt: hij laat zien dat er iets wringt in het gezinssysteem. Ze bieden hem blijkbaar toch ook veel veiligheid, want hij is niet bang voor Anja en Peter, maar gaat de confrontatie met ze aan. De vraag is: wat wil hij vertellen? Aan welke diepe, pijnlijke overtuigingen in zijn ouders appelleert hij? En ook: is er een manier waarop het gemakkelijker wordt om het negatieve oordeel over zijn gedrag los te laten en te zoeken naar de emotie achter het gedrag en naar de behoefte achter de emotie?

Dat is moeilijk, uiteraard, en Peter zegt dat hij het gemeen vindt om zulke dingen te zeggen: “Als je zoiets tegen een volwassene zegt, dan kwets je iemand heel erg.” Ik vraag of dat echt zo is. Als ik zoiets tegen Peter zou zeggen, zou hem dat kwetsen of zou hij zich gekwetst vóelen… en kan hij het verschil tussen die twee zien…? Wanneer mensen dingen tegen ons of over ons zeggen waarvan we overduidelijk weten dat ze niet waar zijn, kunnen we dat dan van ons laten afglijden…? Of zit de lastigheid juist daarin dat ze iets zeggen waarover we zelf al onzeker zijn? Wat sluimert er in onszelf, dat wordt aangeraakt met een ‘rotopmerking’? Anja en Peter denken na. We blikken terug op het gesprek van de avond ervoor, waarin ze om beurten hebben aangegeven dat ze op het moment zoekende zijn, dat ze het gevoel hebben stil te staan in hun ontwikkeling. Ze komen nog niet werkelijk tot hun recht en hun bestemming hebben ze nog niet gevonden. Er zijn wel redenen aan te wijzen voor onrust en verdriet. Een heel belangrijke is dat ze graag nog een tweede kindje zouden hebben gekregen en dat ze daarvoor, na een aantal miskramen, een moeizaam IVF-traject zijn gestart, dat dertien keer in een teleurstelling uitmondde. Dat heeft veel pijn gedaan; dat heeft hun geduld met elkaar en hun zoon op de proef gesteld: “We hadden toen echt wel een kort lontje…” Ze zijn daarover in de rouw, ook over het feit dat hij nog zo klein was en eigenlijk niet op hun blije aandacht kon bouwen. Ze hebben hem het verhaal hierover nog niet verteld, maar de vraag is of hij het op een dieper niveau misschien niet allang weet. Misschien doet hij in zijn eentje zijn stinkende best om naar zijn beide ouders toe te spiegelen wat bij hen nog een open wond is. Wat ‘acting out’ wordt genoemd, ‘afreageren’, gaat meestal over verdriet, over het naar buiten brengen van wat er van binnen leeft en waaraan geen woorden kunnen worden geven.

Omdat beelden soms meer zeggen dan woorden, beginnen we met een visuele stap. De plaatjes die ze kiezen, hebben iets bijzonders: de drie van Anja sluiten op een bepaalde manier wonderwel aan bij de drie van Peter en het is mooi om te zien dat er bij alle momenteel gevoelde onbalans een match is tussen hun keuzes. Daarmee is niet alles opgelost, maar het is hoopvol om de verbinding te zien.
Hierna leggen ze de systemische methodiek, Het Mattenspel, nadat we hebben doorgenomen dat ze allebei bij elkaars legging aanwezig kunnen zijn, op voorwaarde dat ze de ander in stilte ruimte kunnen geven. Dat voelt voor allebei goed en ik haal het spel tevoorschijn.
Ze leggen allebei met aandacht en toewijding; het proces maakt dingen zichtbaar die op een onbewust niveau al leefden, maar tranen losmaken nu ze zo confronterend op tafel liggen.