Vrijheid en veiligheid om gewoon te ‘zijn’ – je ware Zelf

Min of meer out of the blue stuurde hij me een appje: “Hi Marianne, hoe is het met je?” Ik was verrast, aangenaam verrast, en was benieuwd of het bij die vraag bleef of dat er nog meer kwam. Ik was onderweg met iemand en zag geen gelegenheid om zorgvuldig te antwoorden. Dat deed ik pas vlak na middernacht, toen ik weer thuis was. Ik had die nacht nog een Compassionate Inquiry-sessie voor de boeg en wilde nog even slapen voordat die zou beginnen, maar ik wilde ook deze vraag beantwoorden; ik had het gevoel dat er meer achter vandaan zou komen en wilde daar ruimte voor creëren.

Ik liet weten het een lieve, onverwachte vraag te vinden en vertelde eerlijk hoe het ervoor staat momenteel: “Het is een intensieve tijd. Ik ben sinds februari Compassionate Inquiry-student in de professionele jaartraining. CI is een psychotherapeutische benadering waarbij zelfonderzoek in deze eerste fase de essentie is. Waanzinnig transformatief, insane amount of introspection, self-reflection, questioning habits, and so on and so forth. Ik voel me bevoorrecht te zijn toegelaten en tegelijkertijd is het ook enorm spannend en emotioneel om te ervaren wat dit allemaal gaat brengen.”

Hij was nog wakker en antwoordde: “Ik zit al jaren vast en ben toe aan een nieuwe uitdaging, maar liep de laatste jaren te veel achter mijzelf aan om een pad naar buiten te zien. Ik wilde wat anders, maar er diende zich niks aan. Alles sukkelde voort en ik zat besluiteloos te wachten op een nieuwe wending.” Ik las het met aandacht en dacht aan hem. Ik ken zijn werk en ben ervan onder de indruk. Ik realiseerde me hoezeer we ons vaak kunnen vergissen in hoe ‘goed’ het met iemand gaat. Aan de buitenkant kan het er geweldig uitzien, terwijl er van binnen allerlei vormen van verdriet, ongemak, eenzaamheid en teleurstelling zijn. Tegelijkertijd vond ik het ergens ook geweldig dat hij aan het ‘wachten’ was. In het ‘ongemak’ zitten, er gewoon mee ‘zijn’ (meer ‘human being’ dan ‘human doing’) is een kunst die niet iedereen verstaat. Het vraagt moed die niet iedereen beschikbaar heeft. De vertraging die ermee gepaard gaat, kan echter heilzaam zijn. Ze kan ons laten zien dat er wat mag of, als we werkelijk weer willen floreren, móet veranderen, terwijl we op hetzelfde moment erkennen dat we nog niet weten op welke manier en hoe en wanneer, en mét wie en wat en zónder wie en wat. Eerst maar eens te voelen dát het tijd is voor verandering is al een waardevol inzicht in zichzelf. Als je dan ook al durft uit te reiken, dan heb je al een paar enorm belangrijke stappen gezet.

Het tijdstip van onze conversatie was wat vreemd, misschien, zo na middernacht, maar soms is dat nu eenmaal het beste moment, als de duisternis ons omringt en de wereld stil is, als we even niet worden afgeleid door andere dingen, als het vreemd genoeg soms veiliger voelt om je super kwetsbaar te maken naar iemand die je vertrouwt. Dat deed hij: “Ik heb een afspraak gemaakt voor een retraite met psychedelische middelen, omdat ik denk dat dat misschien een doorbraak kan geven die ik op een andere manier niet lijk te kunnen bereiken. Verslavingen zitten me in de weg; ik val daar steeds weer in terug en kom daardoor niet verder. Er is pijn die ik alsmaar weer probeer te verdoven. Ik durfde zo lang niet mijzelf te zijn. Er waren wat mooie rolmodellen in mijn leven die me moed hebben gegeven, maar er is veel dat nog steeds in mij rondwoelt en me belemmert. Nog steeds vind ik het lastig om echt mijn draai te vinden.”

We wisselden uit over vertragen en je aanpassen aan de omstandigheden. Ik citeerde de quote van Krishnamurti: “It is no sign of health to be well-adjusted to a profoundly sick society”, dikwijls aangehaald door Gabor Maté, zeker ook in de context van zijn boek ‘De mythe van normaal’. “Wow, die wil ik op een t-shirt en een tegeltje!”, was zijn enthousiaste reactie. “Ik ga je vaker schrijven, maar nu die powernap doen, jij, voordat je straks je sessie in gaat!”

Dat deed ik, maar toen ik later die nacht weer wakker was, schoten me toch nog dingen te binnen die ik wilde delen, opties die wellicht behulpzaam zouden kunnen zijn bij het vinden van een nieuw pad. Ik appte ze, viel in slaap en werd wakker gemaakt omdat er wat op het programma stond. Toen realiseerde ik me dat ik was vergeten om het gesprek goed af te ronden: “Dankjewel voor ‘reaching out’ en voor je kwetsbaarheid – een eer om die in ontvangst te mogen nemen. I will honour it.”

De laatste tijd heb ik geregeld dit soort bijzondere gesprekken en ontmoetingen, waarbij mensen diepe, intense ervaringen delen, al hun verdediging afleggen en hardop uitspreken wat ze voorzichtig aan zichzelf aan het erkennen zijn: “Ik voelde me niet goed zoals het ging. Ik ben zoekende. Het is heftig. Ik wil mijn leven anders inrichten. Ik wil van mijn verslavingsgedrag af, maar er is zoveel pijn die ik niet verdragen kan. Ik realiseer me nu pas dat ik in mijn leven zo vaak zelf de slingers moest ophangen, dat er niemand was die dat voor mij deed. Sinds kort weet ik dat ik me als kind vaak zo intens alleen heb gevoeld.” Wat een eer, om als stille getuige die ‘precious pain’ uitgesproken te horen worden en er zonder oordeel ‘holding space’ aan te mogen bieden.

Ze grijpen me aan, al die verhalen. Ze maken me er intens van bewust hoeveel kinderen het moeilijk hebben, ook als ze niet ontsporen, ook als je het aan de buitenkant niet kunt zien, ook als ze later een voor de buitenwereld ogenschijnlijk succesvol leven opbouwen. Dan is het wel wrang om te lezen dat het kabinet vindt dat te veel kinderen psychische hulp krijgen. Hoe moeten we dat duiden? Wat zegt dat over hoe het kabinet kijkt naar de problemen van jongeren? Waar komen die volgens het kabinet vandaan? Wat is volgens het kabinet de consequentie van ‘te veel hulp’? En wat denkt het kabinet dat de gevolgen gaan zijn als die hulp steeds verder wordt teruggeschroefd, wanneer we als samenleving niet meer werkelijk tot ons laten doordringen wat het betekent voor de toekomst als jongeren zo uit balans zijn en zozeer het gevoel hebben dat ze het leven niet op de rit krijgen? Wat voor beleid gaat het kabinet ontwikkelen om dat verdrietige tij te keren?

Later die dag pakten we de gespreksdraad nog weer op. Hij zei met niet heel hoge verwachtingen de geplande retraite te willen ingaan, maar toch ook hoop te hebben op inzichten. Dat snapte ik; dat herkende ik. Ik was open geweest naar hem over mijn eigen ervaringen en vermoedelijk was dat een element in de eerlijke uitwisseling die we nu hadden. We spraken over hoe ‘verlichting’ niet eens het doel hoeft te zijn: eerst alleen maar eens meer rust en balans, een gevoel op je plek te zijn, gezien, gehoord, bemind. We spraken ook over de noodzaak van veiligheid om empathie te ontwikkelen en hoe dat niet lukt als vertrouwen ontbreekt. En vandaar kwamen we terug bij de kern, bij de oorsprong van gebrek aan empathie en vertrouwen in de wereld: bij het jonge kind dat opgroeit met ouders die zelf destijds zoveel hebben gemist dat ze de basisbehoeften van hun kind onvoldoende kunnen zien en bevredigen.

Voor nu was ons kringetje rond; binnenkort spinnen we een nieuwe draad uit – de datum is geprikt. Ik hoop dat de retraite voor hem een geweldige, koesterende ervaring mag worden en een ontwikkeling in gang zal zetten naar een gevoel van bevrijding en vrijheid. Het is hem intens gegund.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 9 – Deze week: Hester, Deel 2

Vorige week hoorden we over het begin van het leven van Hester. Vandaag vertelt ze over haar ziekte.

Ze trouwde, werd zwanger en daarmee begon een periode met veel verdrietige, moeilijke ervaringen. De eerste zwangerschap eindigde in een miskraam. De tweede zwangerschap bracht een dochter, die een alleengeboren tweeling was. Er volgde nog een zwangerschap, die eveneens op een miskraam uitliep. Daarna werd een tweede dochter geboren, scheidden haar ouders, en kwam er nog een derde dochter, eveneens de helft van een tweeling. “Deze jongste dochter heeft daarvan nog steeds veel last. Het voelt voor haar alsof ze nog steeds op zoek is naar haar andere helft. Het wonderlijke was dat de oudste tijdens die zwangerschap zei dat ik twee baby’s in mijn buik had en ze heeft ook last gehad van het verlies van dat andere kindje. Ik vloeide, maar bleef ook zwanger, dus voor ons was de situatie duidelijk. Mijn vruchtbare jaren waren hierdoor heftig en hebben me afgemat. Bovendien had ik toen al last van TMS (Tension Mysositis/Myoneural Syndroom); ik had werkelijk altijd pijn en was, net als mijn moeder, vaak de uitputting nabij. Vervolgens werd ook mijn man flink ziek en er was, naast niet-reguliere medische behandelingen, tijdnodig voordat hij weer naar wens functioneerde. Toen onze jongste dochter 3 werd, zijn in één jaar tijd mijn beide ouders overleden. Al met al hebben we echt heel zware jaren gehad. Op een gegeven moment bleek ook dat ik, naast mijn pijnklachten, een zware toxische belasting had. Ik denk dat ik als kind al emotioneel uitgeput was en dat mijn overlevingsdrang en de spirituele kennis die ik al had, mij door mijn crisis heen hebben gesleept.”

Met deze term ‘crisis’ verwijst ze naar haar ziekte van vijf jaar geleden. Na de eerste miskraam kreeg ze van vrienden een boek over spiritualiteit dat haar een gevoel van ‘thuiskomen’ bezorgde en dat aanzette tot meer verdieping op dat vlak. “Vanaf toen heb ik als een soort hongerige ziel gelezen, gelezen, gelezen, ook al dacht ik na de middelbare school dat ik dat nooit meer zou doen! In spiritualiteit en creativiteit ligt voor mij de essentie van mijn ziel en dat lezen heeft me geholpen daarin houvast te vinden. Ik ben daardoor bijvoorbeeld gaan zien dat ik geen type ben om mijzelf te ‘vermarkten’. Werk waarbij ik mijzelf commercieel moet profileren… da’s niks voor mij. Zo houd ik van schrijven, maar mijn kinderboekjes uitbrengen… daar zou ik iemand voor moeten vinden. Ook poëzie, mandalatekeningen, ansichtkaarten… ik kan er geen business van maken, maar nu ik beter ben, voel ik, anders dan tijdens mijn ziekte, eindelijk ruimte om na te denken over hoe ik dat zou kunnen aanpakken.

Ons gezin groeide op en daarin heb ik zeker ook blijdschap en dankbaarheid ervaren. Toch denk ik achteraf dat ik veel in de overlevingsstand verkeerde. Toen de kinderen de deur uit waren, viel ik in een gat. Er doken existentiële levensvragen op over waar ik vandaan kom, wie ik ben en waarom ik hier ben. Ik dacht: ‘Ik móet iets doen in de maatschappij, want anders ben ik ‘mislukt’ en dan pakte ik maar weer iets op wat niet bij me paste. We zijn heel vaak verhuisd en overal probeerde ik een nieuwe start te maken. Met vrijwilligerswerk en diverse kunstzinnige activiteiten heb ik zeker wel gelukkige jaren gehad, vooral van 2011 tot 2018. Daarna volgde ik een therapie die mij helemaal heeft doen instorten. Verhuizen, in de overgang komen, lichamelijke klachten, blokkades in het emotionele deel van mijn brein… ik wilde een soort sabbatical inlassen, maar de gekozen therapie haalde alles overhoop en zei dat ik het daarna allemaal mocht loslaten en dat het dan ‘klaar’ zou zijn. De therapievorm onderzoekt vooraf echter niet hoe het is gesteld met je emotionele stabiliteit en draagkracht. Ik raakte in paniek en mijn hele systeem zei ‘nee’; ik zat té vol met alles.

Hoewel ik nu zie dat dat instorten nodig was, omdat ik als kind werkelijk álles op slot had gezet, was het wel enorm heftig. Ik had nooit geleerd werkelijk te voelen en door mijn ziekte bleef er alleen nog maar voelen over. Ik kon er niet meer omheen: ik móest alles voelen en doorvoelen, in de tweeënhalf jaar dat ik voornamelijk in bed lag. Tegelijkertijd hadden mijn hersenen eigenlijk niet het vermogen om alle prikkels en emoties te verwerken. Ik had het gevoel dat ik gek werd en daar leek het ook op. Dat leidde ertoe dat een stoet aan zorgverleners mij een scala aan medicijnen en vooral ook psychofarmaca voorschreef. Het is mijn rotsvaste overtuiging dat die mij grotendeels alleen maar zieker hebben gemaakt. Ik werd er nog beroerder van dan ik al was. Ze legden een sluier tussen mijn fysieke lichaam en mijn ziel; zo voelde het: alsof ik door de negatieve kracht van de medicatie mijn eigen kracht en het licht in mij, mijn zelfgenezende vermogen, niet meer kon aanboren.

Jaren later ben ik me gaan afvragen wat het eigenlijk was dat ik nodig had en bij geen enkele therapie of zorgverlener vond of kreeg. Wat ik nodig had gehad, is denk ik om bij iemand in een heel veilige ruimte op een behandeltafel te liggen en op een heel zachte manier te worden aangeraakt, waardoor ik weer had kunnen leren voelen. Ik had een therapeut nodig die mij in piepkleine stapjes dichter bij de pijn van vroeger kon brengen, naar de momenten waarop ik me niet gehoord had gevoeld en naar de pijn en het verdriet die daardoor in mijn lichaam opgeslagen zijn geraakt. Een voorbeeld daarvan is dat mijn amandelen eruit moesten. Destijds mochten ouders daar niet bij blijven en waren heel jonge kinderen helemaal moederziel alleen in zo’n ziekenhuis. Mij heeft dat toen zó bang gemaakt, dat ik uit mijn lichaam ben getreden. Ik ben bewusteloos geraakt en heb de hele operatie gezien, de dokter met de lamp op zijn hoofd, het operatieschort, de kinderstoel, het ballonnetje… ik heb alles gezien, maar ik heb dat heel ver weggestopt. De verlatingsangst, die ik toch al had, is daarmee verder aangewakkerd en tijdens mijn ziekte merkte ik dat mijn lichaam al die gebeurtenissen kwijt wilde uit het celgeheugen.

Er zijn wel meer dingen gebeurd die allemaal binnen dat kader passen. Sommige daarvan hebben ook weer te maken met dat al eerder benoemde schuld-schaamte-schande-programma dat zo diep in mijn moeder verankerd lag. Als iets zogenaamd mijn of mijn moeders schuld was, creëerde dat schaamte en vervolgens was ik of zij dan een schande voor de sociale omgeving. Dat is een heel toxische dynamiek om in op te groeien. De overtuiging ontstond dat als ik nu maar niet dit of dat of zus of zo… dán zou mijn moeder niet zo ongelukkig zijn. Er was heel veel angst ook, vanuit de kerkelijke dogmatiek, om naar de hel te gaan. Door mijn ziekte ben ik gaan zien dat heel die last niet van mij, maar van mijn moeder was en dat ik die niet hoef te dragen.

Het was alleen geen sinecure om me door dat alles heen te werken. Ik ben zo’n drie jaar ziek geweest en er waren periodes dat ik wel tien uur per dag huilde; soms kwam daar ook nog gillen en schreeuwen bij, van wanhoop en woede en dwanggedachtes, en door de effecten van de medicatie. Ik probeerde alles kwijt te raken en van me af te praten, praatte daardoor soms de hele dag en schoot geregeld van de ene in de andere paniekaanval. Er was eigenlijk niet met mij samen te leven in die tijd, dus voor mijn man was het ook enorm heftig. Uiteindelijk is het allemaal helend geweest, voor mij, voor hem en voor onze relatie, maar het was een loodzware reis die we moesten afleggen.”

Ze vertelt hoe ze vier jaar lang maar iets van drie of vier uur per nacht sliep, hoe haar zenuwstelsel zó overbelast was dat ze zowel hyperactief als apathisch was, zowel depressief en manisch als psychotisch, en hoe ze wel 50 therapeuten heeft gezien die haar allemaal niet verder konden helpen, zeker niet omdat er ook periodes waren waarin ze maar vijf minuten kon praten voordat ze weer totaal uitgeput was. “Ik heb ook heel veel op mijn kop gekregen, dat ik egoïstisch was en aan mijn gezin moest denken, dat ik een andere mindset moest hanteren, dat ik wat positiever moest zijn, dat ik langer moest doorgaan met bepaalde trajecten, hoewel alles in mij schreeuwde dat ik onveilig was. Die boosheid van anderen, hoe onterecht ook, voedde dan weer mijn schuldgevoel. Ik vond dat allemaal zo ingewikkeld, want ik voelde dat hoe ik was… dat dat niet mijn ware zelf was. Ik wilde maar al te graag beter worden, maar het lúkte niet en ik werd er wanhopig van. Ik vreesde het allemaal niet te zullen overleven. Uiteindelijk is de oplossing pas gekomen toen ik stopte met het zoeken ernaar.”

Volgende week lezen we het slot van het gesprek met Hester.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 9 – Deze week: Hester, Deel 1

We treffen elkaar bij een bijeenkomst over de invloed van onderdrukte emoties op de fysieke gezondheid. Daar heeft ze veel mee te maken gehad en ze zou er graag eens uitgebreider over vertellen. Voor een consult voelt de tijd nog niet helemaal rijp, maar een interview… dat lijkt haar een goed idee! Niet lang daarna komt Hester (pseudoniem) bij mij in de praktijk en met thee en lekkers en kaarsjes aan hebben we een paar goede uren samen.

“Ik heb een tijdje geleden besloten dat ik mezelf niet meer klein wil maken, dat schuld, schaamte, schande en oordeel er allemaal vanaf mogen en dat ik ruimte mag innemen, puur om wie ik ben en om mijn ervaring van het overwinnen van een diepe crisis met zeer ernstige ziekte te delen met anderen die er mogelijk wat aan hebben. Dat is echt waarom ik hier nu bij jou ben. Ik heb een groot deel van mijn leven met heftige minderwaardigheidsgevoelens te maken gehad en mijn ziekte heeft me daar voor een heel groot deel vanaf geholpen.”

We inventariseren eerst uit wat voor nest ze komt. Ze is de tweede in een gezin met vier kinderen. Haar ouders zijn na 39 jaar huwelijk alsnog gescheiden; ze was toen zwanger van de middelste van drie kinderen. Dat de invloed van prenataal trauma als gevolg van stress bij de moeder groot kan zijn, hoorde ze onlangs in een lezing van Anna Verwaal. “Mijn eigen situatie heeft zich bij mijn dochter herhaald. Mijn ouders woonden bij opa en oma in huis, naast het bedrijf, en door omstandigheden moesten huis en bedrijf worden afgebroken en moesten we verhuizen. Mijn moeder was toen zwanger van mij en mijn vader werd werkloos. Mijn ouders waren intellectueel goed aan elkaar gewaagd, maar sociaal gezien hadden ze een andere achtergrond. Door de toestanden moesten ze verhuizen naar een buurt met sociale huurwoningen en ik had het gevoel dat mijn moeder daar zeer ongelukkig was – zij was dat niet gewend. Ik ben twee weken voor die verhuizing geboren en mijn moeder was totaal bekaf en overspannen. Daar werd niet over gepraat, maar ik heb dat altijd gevoeld. Vanwege de stressvolle omstandigheden besloot mijn vader dat het beter was om mij naar een bevriend stel zonder kinderen te brengen voor een tijdje, zodat mijn moeder meer rust had. Ik weet niet hoe oud ik precies was en hoe lang het heeft geduurd, maar ik was echt nog een pasgeboren baby en werd dus van mijn moeder gescheiden, terwijl mijn zus thuis bleef.

Deze Tante, zoals ik haar noemde, was een lieve, rustige vrouw en ze ervoer mij echt als haar kind. Toen ik na een tijdje terugging naar huis, lukte het niet met de moederbinding. Ik begon pas te praten toen ik twee was en bij ieder dingetje of pijntje dat moeilijk was, wilde ik dat Tante zou komen. Toen ik obstipatieklachten kreeg, verordonneerde de huisarts een Tante-verbod van een half jaar, zodat ik mij weer aan mijn moeder zou gaan hechten. Ik heb mijn leven lang een goede band met Tante gehad en al mijn herinneringen tot aan mijn zesde jaar liggen bij haar. Van thuis weet ik echter bijna niks. De hele situatie heeft bij mij verlatingsangst gecreëerd en soms speelt die nog op.

En vreemd genoeg… toen ik zwanger was van de jongste, was ik óók compleet overspannen. We woonden in een raar huis met een nare energie en zijn in de achtste zwangerschapsmaand nog verhuisd. Toen deze hooggevoelige dochter zwanger was van haar tweede, woonde ze óók in een naar huis, waarin een vrouw zelfmoord had gepleegd en toen is ze ook nog met acht of negen maanden zwangerschap verhuisd. Ik gun het mijn kleindochter echt dat haar dat niet óók overkomt en ik vraag me soms af wat het is, dat zich dat zo drie keer heeft voorgedaan. Wat wil dat zeggen? Gelukkig kan ik er met onze dochter heel open over praten, maar je kunt het niet ongedaan maken.

Ik heb sowieso best nog veel onbeantwoorde vragen. Ik was als kind altijd heel erg niet aanwezig, alsof ik op mijn eigen wolk zat, in mijn eigen bubbel leefde. Op mijn oudste broer waren mijn ouders heel erg trots; hij werd opgehemeld en kon bij hen geen kwaad doen en ik dacht altijd: ‘Waarom word ík niet gezien en gehoord? Ik ben toch ook zoet en braaf? Ik mag er toch ook zijn?’ Ik voelde me destijds door mijn moeder niet begrepen. Ik was altijd anders; ik was hooggevoelig en schopte heilige huisjes omver. Eenmaal thuis uit school moest ik mijn energie kwijt en was ik heel druk, maar vervolgens sloot ik me weer op in mijn bubbel; men begreep mij niet. Ik had en heb nog steeds moeite om echt fysiek in mijn lichaam te wonen, zeg maar, en ik huilde als kind veel, ogenschijnlijk om niks, en ik kon heel dramatisch doen… Mijn pijngrens is ook nu nog laag. Toch was ik vergeleken met de rest van het gezin een rebel en ik paste niet in het schuld-schaamte-schande-programma van mijn moeder. Alles moest netjes en braaf zijn en dat was ik niet.”

Ze vertelt dat haar vader na de verhuizing eerst nog een nieuwe baan vond, maar daarna ziek werd en vanaf zijn 46e, toen Hester 11 jaar oud was, altijd thuis was en nooit meer beter is geworden. Haar moeder was druk met de kinderen en de zorg voor haar man. Dat er jaren na het derde kind nog een nakomertje kwam, vond moeder heel moeilijk. Ze was voortdurend op de rand van uitputting. Beide ouders hebben volgens Hester ongelooflijk hun best hebben gedaan om er het allerbeste van te maken, maar toch leidde het gezin een zeer beperkt leven, met een heel kleine sociale kring. Dat had zijn weerslag op de kinderen en ook op het huwelijk, dat na een kleine veertig jaar en therapie door moeder, toch nog strandde.

Hester begon na de basisschool aan het atheneum; dat was pittig voor haar en eigenlijk wilde ze liever naar het HAVO, want muziek was daar inmiddels een officieel examenvak en dat zou haar helpen naar het conservatorium te gaan. Haar ouders wilden haar echter op het atheneum houden: hun dochter zou dat doen wat ze zelf niet hadden kunnen realiseren. Ze mocht niet naar het HAVO. Ze voltooide het atheneum en had het gevoel daarna nooit meer een boek te willen aanraken. Muziek zou het worden: het conservatorium in Den Haag, de deur uit, al realiseerde ze zich pas later dat ze eigenlijk totaal niet wist wat haar interesseerde. Ze had een wens om naar Poona te gaan en Bhagwan-volgeling te worden, maar ook dat was voor een keurig katholiek meisje geen optie. Je best doen, braaf zijn, studeren, een baan vinden, een gezin stichten… dat was de verwachte loop der dingen.

“Ik was er alleen helemaal niet op toegerust om goed op eigen benen te staan. Zo was ik niet opgevoed; ik wist niet hoe je sociale contacten kon leggen, ik kon de weg niet vinden. Ieder weekend ging ik naar huis en dan nam ik mijn was mee…” Ze schudt haar hoofd over dat beeld van een meisje dat zich vanuit een kleine, beschermde gezinsomgeving staande moest houden in ‘de grote wereld’: “Wat een dráma was het… Ik speelde blokfluit en wist vanaf het begin dat het niks voor me was, maar het was in ieder geval beter dan de door mijn ouders voorgestelde secretaresseopleiding. Ik dacht… als ik dát moet doen en dan thuis moet blijven wonen, dan ga ik dood; dat trek ik niet. Ook andere opties, zoals diëtetiek of de bibliotheekacademie zijn nog de revue gepasseerd, maar het paste op de één of andere manier allemaal niet. Na het derde jaar ben ik in Den Haag gestopt en uiteindelijk heb ik het conservatorium in Maastricht afgemaakt. Daar waren de eisen lang niet zo hoog; daar was het veel schoolser en beter behapbaar en daar kon ik wél meekomen en mijn examens halen.”

Ze vertelt hoe ze van jongs af het gevoel heeft gehad dat ze een vierkantje was dat in een maatschappelijk rondje moest worden geperst: “Altijd netjes, me altijd keurig gedragen, me aanpassen… maar ik was rebels! Ik wilde mijn eigen leven leiden! Ik wilde er anders uitzien! Ik wilde dat allemaal dolgraag, maar ik had niet de vaardigheden en het zelfvertrouwen kunnen ontwikkelen om het ook werkelijk te doen. Ik was een braaf, bijna depressief, wereldvreemd, eenzaam, gedichten schrijvend pubermeisje…”

Deze eigenschappen maakten dat ze ook podiumangst had, dus een carrière als musicus zat er niet in. Ze gaf les, vanwege de hoge werkloosheid met name als invaller, maar ook daaraan beleefde ze weinig plezier. Ze had nu wél een conservatoriumdiploma, maar was níet als musicus aan het werk. In plaats daarvan werkte ze met kinderen die op blokfluitles moesten voordat ze een ‘echt’ instrument mochten spelen – het voelde als tijdverdrijf waaraan de passie ontbrak. Ze wist toen nog niet dat dat het einde was van een fase waarin ze betaald werk deed.

Volgende week horen we meer over Hester.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 8 – Deze week: Joy

In het voorjaar van 2022 kwam ik in contact met een kleinschalige zorginstelling in Assen, waar men heel gericht aandacht heeft voor de achtergrond van de bewoners, waarin vaak vroegkinderlijk trauma voorkomt. Ook bij de medewerkers en stagiaires is er geregeld een voorgeschiedenis van ingrijpende gebeurtenissen die het leven bemoeilijk(t)en. Eén van de mensen in opleiding vorig jaar was ‘Joy’ (pseudoniem). Ze vroeg me of ik samen met haar een les op haar school wilde geven. Dat is gebeurd en in mei en juni van 2022 blogden we daarover.
Nu bereiden Joy en ik samen een bijeenkomst van het zorgboerderijteam voor. Dat is een mooie aanleiding om Joy’s verhaal in het licht te zetten. We delen het onderstaand graag met je!

“De eerste dertien jaren van mijn leven groeide ik op bij mijn moeder in een onveilige situatie. Ze leefde in haar eigen bubbel en als ze eruit kwam of wij kwamen in die van haar, dan schreeuwde ze tegen ons, mijn broertje en zusje en mij. Ze was altijd negatief; ze wilde niks en had nooit ergens zin in, bijvoorbeeld zwemmen of wandelen. Tijd en aandacht had ze niet voor ons; we waren eerder een last. Ze zei altijd: “Je bent niks waard; je bent dom en je hebt dezelfde rotkop als je vader.” Als ik iets over mijn vader zei, werd mijn moeder helemaal gek en ging ze schreeuwend tekeer. Het resulteerde er meestal in dat ik een tik kreeg en zonder eten naar bed ging. Ik ging bijna nooit onder de douche; ik was altijd vies en liep in kapotte kleding rond. Door de vechtscheiding van mijn ouders mocht ik mijn vader bijna nooit zien. Als hij mij dan wél eens mocht ophalen, vond mijn vader het rot voor mij hoe ik erbij liep. Vaak douchte ik dan eerst bij hem thuis en vervolgens kreeg ik schone kleren aan.

Mijn moeders vriend, mijn stiefvader, kwam uit een groot gezin van vijftien personen. Hij werd vroeger met regelmaat geslagen met een riem. Dat waren de normen en waarden waarmee hij opgroeide. Met drank op veranderde hij in een beest. Hij pleegde geweldsdelicten en sloeg ons met een gordijnrail of met de hand. Met regelmaat sloeg hij ook het hele huis kort en klein. Als kind was ik erg bang; ik voelde mij slachtoffer. Vooral als mijn stiefvader alles had stukgeslagen en de politie aan de deur kwam, dacht ik: “Waarom doen ze niks? Zien ze me niet?” Ik zat huilend op de trap en dacht: “Help mij, doe iets!” Ze deden niks; ze draaiden zich simpelweg om en verdwenen. Ook in deze situatie voelde ik me niet gezien en niet gehoord en dit was voor mij een bevestiging dat ik niks waard was.

Op de basisschool werd ik uitgesloten en gepest om hoe ik er in mijn vieze kleren met gaten bij liep, maar ook omdat mijn stiefvader regelmatig vast zat. Ik mocht met niemand spelen en niemand mocht bij mij komen. Ik voelde me als kind in feite ook een gedetineerde. Ik voelde me vies, eenzaam en verdrietig. Als ik over mijn stiefvader zei: “Hij is mijn vader niet”, geloofde niemand mij, want mijn biologische vader was amper in beeld. Niemand zag wie en hoe hij was. Dit voelde heel rot, alsof ik niet gezien en gehoord werd. Ik was namelijk heel trots op mijn echte papa, maar ik kon mijn trots met niemand delen.

Door de vechtscheiding van mijn ouders kwam ik onder toezicht te staan. Mijn moeder palmde de gezinsvoogd in met manipulatie en leugens. Daardoor werd mijn biologische vader overal van beschuldigd, ook van mishandeling en misbruik. Mijn vertrouwen in mijzelf was al weg, maar ook in de voogd en de politie had ik toen geen vertrouwen meer. Mijn moeder zei altijd: “Je hebt dezelfde rotkop als je vader; je hebt vadervlekken in plaats van moedervlekken.” Volgens haar was ik dom en kon ik niks en ik dacht dat het wel waar zou zijn; niemand hielp me tenslotte. Niet gezien niet gehoord… telkens weer voelde alles als een bevestiging dat ik niks waard was.

Ik voelde me vreselijk eenzaam en verdrietig; ik lag vaak in bed te huilen en dan ik miste mijn echte vader. Ik wilde graag bij papa wonen, maar ik mocht hem meer niet dan wel zien. Ik durfde niet te zeggen dat ik bij hem wilde wonen; dat had ik één keer gedaan en toen kreeg ik zoveel klappen met een plastic gordijnrail dat mijn lichaam paars was van de striemen. Mijn hele kast was kapotgeslagen en mijn kleding was uit het raam naar buiten gegooid. Vluchten kon ik niet, uit angst nog meer klappen te krijgen, dus ik vluchtte in mijn eigen hoofd. Daar zat ik helemaal in mijn eigen bubbel. In mijn basisschoolrapport is dit bij elk jaar terug te lezen: “Joy is afwezig en lijkt vaak ver weg in dromenland te zijn.”

Op mijn dertiende heb ik dan toch besloten dat ik ging zeggen dat ik bij papa wilde wonen. Ik heb er twee dagen over gedaan om het uiteindelijk te vertellen. Doodsbang was ik om flinke, rake klappen te krijgen. Dat gebeurde inderdaad, maar toch kreeg ik papa’s telefoonnummer. De broer van mijn stiefvader hielp mij om mijn vader te bereiken. Hij was er binnen een half uur; hij had nog nooit zo snel gereden om mij op te halen. Mijn moeder was kapot van verdriet omdat ik voor mijn vader koos en dat gold ook voor mijn broertje en zusje. Ik ging met papa mee om bij hem te gaan wonen; de adrenaline gierde door mijn lichaam. Ik was blij omdat ik eindelijk bij papa was, maar tegelijkertijd voelde ik me, hoe onterecht ook, schuldig over hoe ik de thuissituatie achterliet.

Mijn vader had een heel andere, veilige gezinssituatie; zoiets had ik nooit gekend. Ik was onveilig gehecht en kon met de rust en veiligheid helemaal niet omgaan. Door mijn hechtingsproblematiek ging ik heel ver om te kijken waar mijn vaders grenzen lagen. Ik loog over alles, want dat moest bij mijn moeder altijd. Ik mocht namelijk niks; ik moest gelijk uit school thuiskomen. Mijn stiefvader postte vaak bij school om te zien of ik daadwerkelijk gelijk naar huis ging. Zo niet, dan werd ik daarvoor gestraft. Ik begon te stelen, en al heel jong begon ik ook met roken en blowen. Ik gebruikte geweld als iets mij niet aanstond, want ook dat was een aanpak die ik had meegekregen. Ik was bij mijn vader in huis niet te houden; hij schakelde al vrij snel hulp in. Hij wilde proberen mij in een situatie van begeleid wonen te krijgen of op een internaat, omdat hij zich thuis met mij geen raad meer wist. Ik was inmiddels zo ver heen dat het me niks kon schelen. Net als mijn vader wist ook ik me geen raad met de omstandigheden bij hem. Ik worstelde ermee dat ik de eerste dertien jaar van mijn leven was mishandeld en verwaarloosd en dat schreeuwen, geweld, alcoholmisbruik en ruzie de enige ‘normen’ en ‘waarden’ waren die ik had meegekregen. En tegelijkertijd worstelde ik met enorme schuldgevoelens richting mijn moeder, broertje en zusje: ik had hen in de steek gelaten in een vreselijke situatie.

Mijn biologische vader heeft hulp ingeschakeld en hij heeft een lange adem en een lange weg met mij afgelegd. Hij is al vroeg grijs geworden; ik zeg altijd dat dat dankzij mij is en dan lachen we er samen om. Mijn herstelproces was een heel heftige rit. Ik heb traumabehandeling en EMDR gehad en uiteindelijk heb ik mezelf gevonden en ben ik geworden zoals ik nu ben. Ik heb ervoor gekozen om een opleiding te gaan doen om mensen in soortgelijke situaties of problematiek te begeleiden, namelijk ‘Maatschappelijke zorg specifieke doelgroepen’ met als keuzedeel ‘Ervaringsdeskundige’. Op mijn weg naar dit diploma heb ik veel geleerd en heb ik een krachtige persoonlijke groei doorgemaakt. Het was leuk en leerzaam, ook in het werkveld. Ik krijg er veel energie van en ik ben trots op de vrouw die ik nu ben.”

De kindertijd wordt vaak beschreven als de mooiste tijd van een mensenleven, waarin onbezorgd spelen en genieten voorop staan. Het verhaal van Joy is één van de vele voorbeelden van kinderen voor wie dat bepaald niet geldt. Er is enorm veel moed en doorzettingsvermogen nodig om een situatie als die van Joy te transformeren. Of een jongere dan pech of geluk heeft met de mensen die op het pad verschijnen, kan een wereld van verschil maken. Als er een helpende hand en een veilige haven is om tot rust en tot ontwikkeling te komen, iemand die in jou gelooft, kan er voorzichtig herstel ontstaan. Joy heeft haar opleiding inmiddels afgerond en gaat de komende jaren via haar werk zelf een verschil maken voor anderen, wiens achtergrond ze beter begrijpt dan wie ook!
Volgende week borduren we voort op het verhaal van Joy en zullen we verslag doen van de teambijeenkomst van deze week.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 7 – Deze week: Jipe, aan het werk met Compassionate Inquiry

Vandaag delen we met jullie het verhaal van iemand die al een tijd tegen dingen aanloopt die verband houden met de kindertijd. Naar aanleiding van een persoonlijk gesprek ontving Jipe van ons de oefening in Compassionate Inquiry die we onlangs in een blog beschreven. Ze is ermee aan de slag gegaan en heeft na een paar keer schrijven al heftige, maar waardevolle inzichten opgedaan. Onderstaand deelt ze haar ervaring.

“Onlangs ontving ik het lijstje met de vragen van Compassionate Inquiry die meer helderheid kunnen brengen. Dit is wat er boven staat als toelichting: ‘Een compassievolle zoektocht naar het innerlijke verhaal achter wat we als mens met ons gedrag, onze visies en emoties aan de buitenwereld laten zien’. Dat is een zoektocht waarmee ik al langere tijd bezig ben. Het is een tocht waarbij ik het gevoel heb alsmaar in rondjes te draaien en niet veel op te schieten. Gevoelsmatig weet ik wat ik wil, maar ik kan het niet goed onder woorden brengen, laat staan dat ik een idee heb waar dat waarnaar ik verlang, te vinden is. De eerste zin geeft echter precies aan waarnaar ik op zoek ben! Voor het eerst in al die tijd zie ik woorden op papier staan die precies omschrijven wat ik bedoel. Ik wil mijn innerlijke verhaal in de eerste plaats voor mijzelf helder krijgen, maar zeker ook beter leren begrijpen hoe dat is voor anderen om mij heen.

Schoorvoetend ben ik begonnen aan twee keer per week de zes vragen te beantwoorden: waartegen zeg ik geen nee terwijl ik dat wél wil, wat is daarvan de impact, wat voel ik in mijn lijf, wat is het verhaal erachter, waar heb ik die overtuigingen geleerd, en waartegen zou ik ja willen zeggen? Ik aarzelde erg om eraan te beginnen, omdat ik weet dat de antwoorden op de vragen alles wat ik ken op zijn kop gaan zetten. Ik weet niet waartoe dat gaat leiden, wat ik ermee overhoop haal…
In het schrijfproces begin ik erachter te komen wat de verklaring zou kunnen zijn voor het zeer moeizame contact met één van mijn stiefkinderen. Zonder in details te willen treden, kan ik zeggen dat deze relatie dramatisch slecht te noemen is. Ik heb nooit geweten wat het werkelijk inhoudt om een ‘bloedhekel’ aan iemand te hebben, maar inmiddels weet ik dat wel. De boosheid, woede en zelfs haat van mij naar dit kind toe zijn heel intens. Ik blokkeer helemaal als we in elkaars buurt zijn. Alleen al het horen van de ademhaling triggert bij mij afkeer en afweer. Dan vlucht ik het liefst weg, omdat ik weet dat ik niks positiefs kan bijdragen aan het contact. Geen contact hebben voelt dan veiliger en verstandiger. Op die intense ervaring heb ik mijzelf altijd afgerekend; ik heb me ervoor geschaamd. Dit is niet hoe ik wil zijn. Ik ben toch de volwassene? Ik zou toch moeten kunnen relativeren en ‘volwassen’ moeten reageren?

Door het proces van Compassionate Inquiry in te stappen, wordt er echt van alles omgewoeld. Zo heb ik ontdekt dat er opmerkelijke overeenkomsten zijn tussen hoe mijn vader en mijn ene stiefkind doen. Ik ervaar bij hen geen empathie. Ze lijken in een eigen wereld te leven, met een eigen waarheid, een wereld waarin geen ruimte is voor een andere inbreng of andere waarheden. Als er iets fout gaat, ligt dat in hun beleving nooit aan hen, maar altijd aan de ander, aan hoe die iets opvat. Ik voel in hun spreken geen troost, in hun handelen geen warmte.

Ik begin me nu echter te realiseren dat de emoties die ik bij mijn stiefkind ervaar, vooral zo heftig voor me zijn omdat ze pijnlijke herinneringen aan mijn kindertijd wakker schudden. Als kind van mijn vader ben ik opgegroeid op een manier die heeft gemaakt dat ik altijd aan mijzelf twijfel. Mijn eigenwaarde voelt vaak als bijna 0, net als mijn geloof in eigen kunnen: ook bijna 0. En als ik dan al eens iets probeer, zit dat beruchte duiveltje op mijn schouder de boel te verzieken, als een wezen met de onhebbelijkheden, energie en houding van mijn vader, een stem die alles benoemt wat ik niet kan en die beschadigende opmerkingen plaatst… mijn ‘inner critic’. De muur waarvan ik voel dat mijn vader die om zich heen heeft gebouwd… daar kan ik niet doorheen kijken.

Mijn stiefkind lijkt geen krachtige eigen identiteit te hebben opgebouwd. Wat ik zie, is dat veel gedragingen, hobby’s en liefhebberijen worden gekopieerd van anderen naar wie wordt opgekeken. Dingen worden gedaan zoals anderen ze doen. Ik zie daarin veel na-apen en heel weinig oorspronkelijkheid. Ik heb altijd moeite gehad met gebrek aan authenticiteit; dat werkt me gruwelijk op mijn zenuwen. Dat brengt met zich mee dat ik het als heel moeilijk ervaar om een stabiele relatie aan te gaan. Ik begrijp bij dit stiefkind waar het vandaan komt, maar toch is voor mij de trigger te groot om het van me te laten afglijden, het te zien voor wat het is en het me niet zo persoonlijk aan te trekken. Wat ik waarneem in onze interactie, raakt te zeer aan de pijn van vroeger en aan hoe het ook tegenwoordig nog vaak verloopt in het contact met mijn vader.

Dit zijn dingen die voor mij het leven heel ingewikkeld maken. Nu ik met de zes vragen op een compassievolle manier mijn eigen verhaal aan het onderzoeken ben, krijg ik meer duidelijkheid over diverse dynamieken. Het voelt als een opluchting, als een feestje bijna, dat ik begrijp waar mijn haat en boosheid vandaan komen. Tegelijkertijd voelt dat ook beangstigend. Die boosheid in mij is zo heftig. Waar moet ik ermee heen? Hoe kan ik daaraan een andere duiding geven? Hoe kan ik loskomen van die woede? Kan ik, net als bij mijn stiefkind, ook bij mijn vader gaan zien waar het vandaan komt? Kan ik gaan voelen dat veel niet over mij ging of gaat, maar over zijn pijn? Dat is de stap die ik wil leren zetten en ik wil werkelijk dat proces aangaan. Met compassie kijken naar het gedrag van de ander dat mij zo triggert, is op dit moment nog te veel gevraagd. Daarom wil ik beginnen om met compassie naar mijzelf te leren kijken, in de hoop dat ik meer innerlijke rust ga vinden.”

Wat een mooie reflectie is dit! Wat heel duidelijk uit Jipes woorden naar voren komt, is dat het zogenaamde ‘schaduwwerk’, het naar boven brengen van de donkere kanten van je leven en je persoonlijkheid, de aspecten ervan die onderdrukt zijn, een proces is dat moed en aandacht vraagt en verdient. Het is ook niet zomaar ‘klaar’; er is tijd voor nodig, samen met veilige ruimte waarin er naar je wordt geluisterd, waarin al je emoties er mogen zijn en ze niet worden afgewezen en veroordeeld. Het gewonde kind in de volwassene moet mogen rouwen en schreeuwen van boosheid en verdriet.
Wanneer we ons bewustzijn ten aanzien van onze oude pijn willen vergroten om de wond te helpen helen, hebben we dus mensen nodig die er voor ons willen zijn. Dat betekent ook dat we bij gelegenheid allemaal in een positie zullen komen waarin we voor een ánder zo iemand kunnen zijn. Dat lukt vaak beter naarmate we zelf meer schaduwwerk hebben gedaan, maar soms ook is juist het luisteren naar de ander dat wat verbinding en heling brengt.

Er ligt een heel nieuw jaar voor ons. We hopen dat iedereen die op zoek is, in liefdevol contact met anderen kwetsbaar en moedig durft te zijn om zo bij zichzelf of de ander te helen wat pijn deed. Een mooie uitspraak die bij een helingsceremonie werd gedaan, is deze: ‘Wie de pijn durft aan te kijken, heelt zeven generaties terug en zeven generaties vooruit.’
Wat een kans om bij te dragen aan een gelukkiger wereld!