De ervaringsdeskundige, Aflevering 2 – Deze week: Simone, Deel 1

Het is mooi nazomerweer als ik aankom bij mijn interviewee van vandaag, Simone (pseudoniem). Ik had voorgesteld dat we beginnen met een spel en dat klonk haar goed in de oren. Ze wordt blij als ik de elementen tevoorschijn haal en haar uitleg wat de bedoeling is. We maken de tafel leeg, zodat ze flink speelruimte heeft. Het idee is dat we zicht krijgen op de vraag hoe haar wereld eruitzag op een bepaalde leeftijd in haar kindertijd. Ze kiest de leeftijd van 13 jaar en gaat aan de slag. Ze mag van de acht gekleurde ‘matten’ maximaal zes kiezen en daar een plek van een persoon aan koppelen, te beginnen met ‘ik’. Na de matten volgen er poppetjes, huizen, wegen, vervoermiddelen, geluksklavers en emoji’s. Ze heeft tijd nodig om de onderlinge verhoudingen naar wens gelegd te krijgen. Als ze het gevoel heeft klaar te zijn, gaan we het gesprek aan. Tijdens het gesprek zal ze nog geregeld naar de neergelegde ‘Mattenspel’-elementen kijken en verbaasd vaststellen hoe die allerlei interacties in haar leven als jong meisje zichtbaar maken.

Ze heeft een pittige tijd achter de rug en is een zoektocht gestart; ze wil de oorsprong van haar pijn niet langer uit de weg gaan. Ze realiseert zich dat zij, net als een familielid, de stemmen van vroeger misschien niet volledig tot zwijgen zal kunnen brengen, maar ze wil de pijn niet aldoor meer zo voelen schuren, meer rust vinden, haar eigen grenzen beter leren bewaken, waar ze jarenlang overheen heeft laten lopen. “Soms lijkt het misschien alsof ik een autoriteitsallergie heb, maar dat geloof ik eigenlijk niet. Ik kan best autoriteit verdragen, maar voor machtsmisbruik heb ik een scherp ontwikkeld zintuig. En de laatste tijd realiseer ik me dat machtsmisbruik me triggert. Deels heb ik al meer zicht op de oorzaken daarvan. Mijn ouders hadden een streng katholieke achtergrond en vonden dingen normaal die ik helemaal niet normaal vind, zoals het onderscheid tussen man en vrouw, maar ook de manier waarop er met ons als kinderen werd omgegaan en waarop mijn vader probeerde om met bepaalde aspecten van zijn positie indruk te maken, zoals ook de pastoor dat deed.” Ik knik en vertel over ‘symbolisch geweld’, het misbruik maken van macht en aanzien en Simone herkent de verschillende elementen. Later in het gesprek zullen die nog een aantal keren voorbijkomen.

Tijdens het leggen van het spel is een deel van de openingsvraag die we altijd stellen al beantwoord, namelijk de vraag naar iemands achtergrond.
“Ik ben tussen mijn achtste en dertiende levensjaar binnen de noordelijke provincies heel vaak verhuisd. Vanaf de verhuizing op mijn dertiende kreeg ik het echt moeilijk. Ik kwam in de puberteit, was mijn vriendin en mijn fijne, vertrouwde school kwijt, moest afstand doen van de hond, die altijd mijn grote vriend was geweest en voor wie in het nieuwe huis volgens mijn ouders geen plaats meer was, en mijn ouders en zus waren altijd aan het werk in de winkel die we daar hadden, waardoor ik bijna altijd alleen thuis was. Tijdens de verhuizing overleed mijn opa. Mijn hele leven voelde vreemd voor me. Ik kon de school niet vinden. Mijn ouders hadden niet even een keer de route met mij gefietst. Gelukkig kwam ik onderweg een klasgenoot tegen die ook net daarheen was verhuisd. Op school sprak iedereen Fries en ik verstond bijna niemand. Ik voelde me min of meer gedropt in een totaal onbekende omgeving… ja… die verhuizing was echt traumatiserend voor me. Als ik terugdenk, denk ik dat mijn kameleonkwaliteiten daar zijn ontstaan: ik probeerde me zo snel mogelijk aan te passen, zodat ik er weer bij zou horen, maar dat lukte niet echt. Ik voelde me een normaal kind, maar de normale kinderen gingen niet met me om, alleen de kinderen die zelf, om andere redenen, niet echt bij de groep hoorden trokken naar mij toe en dat zag ík dan weer niet zo zitten… Tsja… zo denk je dan, op je 13e…” Ze is stil en overweegt het gevoel van toen. “In deze periode heeft zich heel veel boosheid ontwikkeld. Daarvóór vond ik het soms ook al moeilijk thuis, maar na die verhuizing werd alles nog een heel stuk erger.”

Fotograaf Cecilia Paredes

Ik vraag bij wie ze terecht kon in haar vroege kindertijd.
“Dat was toen toch wel mijn moeder. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit een klik had met mijn vader. Hij was er wel, maar ik vond hem vaak vervelend. Hij begreep mij niet en liet dat ook merken. Hij was heel autoritair, terwijl mijn moeder een gezelligheidsmens was, bij wie iedereen altijd kon aanschuiven. Bij haar kon ik zijn wie ik was en ik vond het heerlijk bij haar. Ik weet nog dat ik een keer met mijn pop op de bank zat en haar vroeg: ‘Mama, kan ik ook met jou trouwen?’ Ik was heel teleurgesteld toen bleek dat dat niet mogelijk was.
Mijn vader was door de week en op zaterdag altijd aan het werk; hij was alleen op zondag thuis en dan was hij heel rooms en streng en kil. Dan moesten we er netjes uitzien en controleerde hij of mijn moeder op zaterdag het huis wel goed genoeg had gepoetst. Als hij vond van niet, dan pakte hij de stofzuiger en een sopemmer en deed hij het dunnetjes over.
Mijn moeder was naar de mening van mijn oma, haar moeder, eigenlijk aan de late kant getrouwd. Ze was 27 en de eerste jaren kwamen er ook nog geen kinderen en dat vond mijn oma maar niks. Toen de huisarts mijn moeder op haar 35e, na een zware bevalling van mij, vertelde dat het beter was dat ze geen kinderen meer kreeg, zag mijn vader mij als de ‘schuldige’: nu zou hij, die graag een opvolger voor zijn zaak wilde, die mogelijkheid zijn ontnomen. Hij had nu twee dochters, terwijl hij verlangde naar een zoon. Later zei hij dingen als: ‘Ja, jij was een zwaar, dik kind; daardoor kon mama geen kinderen meer krijgen.’ Hij legde het vol verwijten bij mij neer en heeft mij altijd een naar mens gevonden; hij heeft letterlijk gezegd: ‘Ik heb niks met haar.’ Dat heb ik heel mijn leven gevoeld in hoe hij met mij omging en onderscheid maakte tussen mijn zus en mij.”

Hoe zou Simone haar thuisomgeving omschrijven?
“Er was veel structuur in huis, de beroemde ‘rust, reinheid en regelmaat’, en ik ben heel erg beschermd opgegroeid. We gingen nooit op vakantie, dus ik heb als kind nauwelijks wat meegemaakt.”
Ze vertelt dat ze op haar 18e min of meer het huis uit vluchtte. Ze wilde niet in het bedrijf van haar vader werken, maar toen ze op kamers woonde, voelde ze zich net zo alleen als thuis: “Ik liep tegen de wereld aan en tegen mezelf. Ik zat als een wereldvreemd meisje in een studentenhuis met bijna allemaal jongens. Hun ouders belden zó vaak dat ze zich onbereikbaar hielden, maar de mijne belden nooit. Mijn ouders hadden me nergens bij geholpen en ik heb alles alleen moeten doen en meestal ook zelf moeten betalen. Ik schrok van allerlei dingen waar ik mee te maken kreeg en was altijd op mijn hoede. Met zo’n houding ga je niet experimenteren en word je heel voorzichtig.”

Als ik vraag aan welke periode ze de fijnste herinneringen heeft, is ze heel duidelijk: “Dat was in mijn geboortehuis, met de tuin daar en een parasol, kinderen om mee te spelen, lekker kleuren, een eitje bakken… het huiselijke, het gezellige – dat vond ik heel erg fijn en dat heb ik na mijn 8e niet meer zo gevoeld. Mijn moeder werd namelijk ook steeds ongelukkiger en gebruikte mij om haar hart te luchten. Ze werd door mijn vader als een medewerker behandeld, maar ze werd niet betaald en kon soms niet rondkomen van het huishoudgeld dat ze kreeg. Ik zei weleens: ‘Dat is toch belachelijk? Het kan toch niet zo zijn dat jij niet kan kopen wat je nodig hebt omdat hij je niet meer geeft, terwijl jij óók de hele week keihard aan het werk bent?!’ Dat vond zij ook, maar dan zei ze: ‘Ja, maar je weet toch hoe hij is?’ Ik zei dat ze voor zichzelf moest opkomen, maar ze was bang voor hem.”

Volgende week lees je het vervolg van het gesprek met Simone, waarin onder andere haar verdrietigste herinneringen aan bod komen en hoe die in haar beleving een aantal gewoontes in de hand hebben gewerkt die haar zwaar vallen.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 1 – Deze week: Elizabeth, Deel 5 (slot)

Vorige week eindigden we met het belang van onvoorwaardelijke liefde; deze week gaan we verder op dit pad van aspecten die helpen bij genezing.

“Als je nu naar je leven kijkt en zegt dat je echt gelukkig bent… wat zijn dan de hoofdlijnen die er betekenis aan geven?”

“Ja… mijn partner natuurlijk… Hij is gewoon zo geweldig…” Een paar keer tijdens ons gesprek hebben haar ogen geglansd en kleurden ze rood langs de randen, maar nu ze de vraag krijgt wat haar leven zin geeft, stromen de tranen vrijelijk. Ze krijgt een knuffel, pakt een tissue uit de keuken en gaat weer zitten. Ze zegt dat het hebben van een partner die onvoorwaardelijk van haar houdt verreweg het beste is dat haar ooit is overkomen.

Het is wonderbaarlijk om te zien hoe het uiteindelijk meestal hierop neerkomt: sterke, liefdevolle relaties met anderen zorgen dat mensen gedijen. We zijn inderdaad ‘wired for connection’. Via verbinding voelen we overvloed; we groeien en bloeien. Zonder verbinding voelen we ons berooid; we lijden en kwijnen weg. Als we ons gehoord en gezien voelen, kunnen we genezen van wat pijnlijk was. Als we ons veilig en zeker voelen, kunnen we met mededogen onszelf onderzoeken en werken aan onze problemen en onze genezing.

Ze vervolgt met een geëmotioneerde stem: “Hij heeft gewoon oneindig veel geduld met mij. Ik heb in een eerder stadium met al die shit moeten dealen en ik sprak met een vriend die zei: ‘Waarom nu naar een psycholoog gaan, terwijl je al zeven jaar weg bent van thuis?’ Ik denk dat ik in de eerste jaren dat ik van huis weg was, gewoon heel goed was in het wegduwen van wat ik voelde, altijd bezorgd over een nieuw visum, over verhuizen naar een ander land of wat dan ook. Er was nooit de mentale ruimte om met al deze shit te aan het werk te gaan, om er doorheen te gaan en het te verwerken. Ik ben op mijn 18e vertrokken en heb er nooit meer naar gekeken. Nu voel ik me veiliger; ik heb een baan, een liefhebbende partner, ik ben niet meer gestrest over rondkomen tot het einde van de maand. Ineens was er nu deze mentale ruimte en begonnen er dingen naar boven te komen. Toen dacht ik: ‘Oké, ik heb een professional nodig om me hier doorheen te helpen!’ ”

“Dat is heel moedig van je!”

“Ja! Mijn partner is er vanaf het begin van dit proces, zo’n vier jaar geleden, bij geweest. Dingen in mezelf leren herkennen, omgaan met alle shit die opkomt, leren me te verontschuldigen, en hij is zo oneindig geduldig geweest met alles en heeft me onvoorwaardelijke liefde getoond, wat echt het beste is wat een mens kan overkomen… Wauw! Hij staat zeker bovenaan die lijst.”

“Besef je dat er iets aan jou moet zijn dat het liefhebben waard is…? Ik bedoel, hij is niet gewoon een sukkel die een slachtoffer vindt en de reddersrol speelt, toch?”

“Nou… ja… maar soms vraag ik me af of ik niet gewoon weer manipulatief ben en dat hij van me houdt omdat ik de juiste woorden zeg en hem zo de juiste dingen voor me laat doen.”

“Dit is dus hoe diep geworteld dit gevoel is… dat zelfs als je echt bemind wordt, je je nog steeds afvraagt ​​of je het echt waard bent.”

“Ja, absoluut. Het is moeilijk om het onvoorwaardelijke aspect ervan te aanvaarden, omdat ik nog steeds het gevoel heb dat ik die diepe verbinding niet waard ben.”

Voor veel mensen met trauma is het aspect ‘waardigheid’ zeer prominent aanwezig. Als we de verbinding met ons ware zelf verliezen, kan het moeilijk zijn om een diep vertrouwen te koesteren dat we liefde, verbinding en vreugde in het leven waard zijn. In lijn hiermee keren we terug naar het thema van trouw blijven aan jezelf, authentiek zijn en je daar goed bij voelen.

“Hoe authentiek denk je dat je kunt zijn in je huidige leven en werk?”

Elizabeth zucht: “Euhm… niet erg, denk ik… Het hangt van de situatie af, maar ik merk altijd dat ik mezelf controleer en opnieuw controleer, vooral in sociale situaties. Ik heb het gevoel dat ik op geen enkele manier mezelf kan zijn en dat mensen me dan accepteren. Dat is zo’n gewaagde manier om naar sociale ontmoetingen te kijken, dat… nou ja… dat kan niet!” Ze zegt het met passie en samen lachen we erom, al zijn we ons bewust van het feit dat er blijkbaar nog een lange weg te gaan is.

We dagen haar plagerig uit: “Hoe zou dat eruit zien, de authentieke Elizabeth?!”

Ze licht op: “Heel uitgesproken, heel luidruchtig, geïnteresseerd in van alles! Ik heb het gevoel dat ik een soort allesomvattende brug ben tussen onderwerpen en interessegebieden die de meeste mensen niet combineren, maar ik kan niet echt openlijk over al deze onderwerpen praten, omdat mensen zouden kunnen zeggen ‘oh, het is raar dat ze daarvan houdt, omdat onze groep mensen daar niet van houdt’. Dus ja… de authentieke Elizabeth is veel luider dan ze overkomt, en niet constant voorzichtig met de manier waarop ze dingen benadert. Ik ben constant bezig met het opnieuw evalueren en overdenken van dingen, en dat zou geen deel moeten uitmaken van mijn authenticiteit.”

We spreken over de impact van stress op het lichaam, van voortdurend alert zijn op gevaar, nadat Elizabeth vermeldt dat ze onlangs een bloedanalyse heeft ondergaan en enkele onverwachte waarden had. Ze zegt: “Ik realiseerde me tot nu toe niet dat stress zo’n sterke invloed op het lichaam heeft.”

“Oh, dat is interessant! Je realiseerde je dat tot voor kort niet? Eigenlijk is dit waar alles om draait en het wordt wel ‘psycho-neuro-immuno-endocrinologie’ genoemd, het effect van de psyche op de neurofysiologie en het immuunsysteem en de hormonale regulatie. Eigenlijk is het ook de kern van wat sommigen zien als een belangrijke definitie van trauma: ‘het is niet wat er met je gebeurt, maar wat er binnenin je gebeurt als gevolg van wat er met je gebeurt’. Het kan worden gezien als ‘een wond van de geest’, een ontkoppeling van het zelf. Je had het over je zussen die gewoon alles in zich opnamen en onderdrukken hoe ze zich voelden ten opzichte van je ouders. Maar wat we zien is dat als je je emoties en gevoelens onderdruk, je je immuunsysteem onderdrukt en dit kan leiden tot allerlei fysieke problemen en ook depressies.”

Elizabeth kijkt verbaasd en onderbreekt: “Mijn zus is altijd ziek; ze heeft altijd wel iets!”

“Stress… toxische stress, langdurige, chronische stress!”

Verbaasd luistert ze naar de link die ze nu ontdekt: “Wauw!”

“Verder, als het gaat om je volledige potentieel te kunnen inzetten, zijn hoge adrenaline- en cortisolspiegels neurotoxisch; ze vreten hersencellen weg, wat betekent dat je verbindingen in de hersenen verliest die je reacties op triggers uit de omgeving sturen. Je ontwikkelt dan een beperkt aantal ‘basisroutes’ voor als er iets gebeurt. Hoe meer een route wordt bewandeld, hoe sterker deze wordt. Het wordt de standaard route, de veilige modus. Het wordt jouw manier van omgaan met wat er gebeurt en je hebt minder gespecialiseerd netwerk tot je beschikking om in verschillende situaties verschillend te reageren. Hoe langer je de stress onderdrukt, hoe groter je kansen zijn op allerlei soorten niet-besmettelijke ziektes, bloeddrukverhoging, hartproblemen en zelfs kanker. Als je je immuunsysteem langdurig onderdrukt, heeft je lichaam steeds meer moeite om gezondheidsbedreigingen te bestrijden en je balans, je homeostase, te behouden. Als je hier dieper in duikt, wordt het gemakkelijker om te zien hoe stressfysiologie een rol speelt in de algehele gezondheid.”

We merken op dat ze meerdere keren de ‘shit’ die naar boven is gekomen, naar voren heeft gebracht. We vragen ons af op welk punt ze vooral zou willen genezen. “Ja … nogmaals, alle dingen die ik heb geïnternaliseerd en die erg ongezond zijn. Lange tijd was mijn coping-mechanisme zelfbeschadiging, zoals snijden; zo ging ik met dingen om. Dat is iets dat nog moet worden opgelost. Ik voel me echt tekort gedaan en verraden als ik kijk naar alle dingen die andere mensen hebben, zoals een goede relatie met hun ouders, en daar voel ik me erg bitter over en jaloers op andere mensen die dat hebben… en dat gevoel beïnvloedt echt mijn relaties met andere mensen. Dat zijn zo’n beetje de belangrijkste dingen die ik met een professional hoop uit te zoeken.”

“Als je zegt ‘bitter en jaloers’… zou je dat dan kunnen herformuleren op een meer compassievolle manier naar jezelf toe?” Ze glimlacht en wordt zacht: “Ja… misschien als verdriet om wat ik niet had…?” “Rouw…?” “Ja, rouw is daar een heel goed woord voor. Rouw en verdriet voelen als iets wat een gemakkelijker proces is dan bijvoorbeeld jaloezie. Je doorloopt fases van rouw en werkt je omhoog.” “Ja, precies, terwijl jaloers en verbitterd zijn nog steeds erg veroordelend is naar jezelf toe, in plaats van medelevend…” Ze knikt: “Ja…dat is waar; dat is opnieuw een interessant perspectief.”

We vragen ons af of ze ideeën heeft over waarom haar moeder haar niet de zorgzame en attente bufferende bescherming kon bieden die ze nodig had.

“Ik bedoel… ik denk dat dit deels kwam omdat ze niet heeft geleerd hoe ze dat moet doen, omdat ze het zelf nooit heeft gekregen. Ze voelt zich over het algemeen ook bedreigd in haar eigen leven, denk ik, in haar identiteit als goede moeder. Het is ironisch, want dat zei ze wel eens: ‘Ik ben zo’n slechte moeder.’ Ik denk dat ze daar erg onzeker over was. Ze wilde echt controle, en omdat ze als kind in die chaotische omgeving geen controle had over haar eigen leven, voelde ze dat ze controle kon uitoefenen toen ze moeder werd en haar eigen gezin stichtte. Ze wilde die niet opgeven en terwijl ik opgroeide en steeds meer begon te twijfelen, bleef ze die behoefte aan controle behouden. Ik denk dat ze gewoon bang was. Ik denk dat mijn moeder, nadat ik van huis was gegaan, waarschijnlijk erg verdrietig was. Ik herken dat element en ik voel me steeds meer verdrietig voor haar; hoe langer ik afstand kan nemen van die woede, hoe meer ik bijna medelijden met haar krijg.”

We noemen nog eens die volgorde van gedrag, dat het resultaat is van een emotie, die voortkomt uit een onvervulde onderliggende behoefte. Als je dat erkent, verandert je blik op en aanpak van een probleem. Focussen op gedrag laat veel onderliggende pijn onaangeroerd en is misschien niet zo nuttig. Op de een of andere manier lijkt het erop dat Elizabeth haar pad naar genezing al aan het bewandelen is, want ze onderkent het intergenerationele trauma; ze begrijpt dat het gedrag van haar moeder waarschijnlijk was gebaseerd op angstgevoelens en ze heeft medelijden met haar.

Wij ronden af en danken Elizabeth oprecht voor haar openheid en zullen haar op de hoogte houden van de blogposting. Ze begeleidt ons naar beneden en we nemen warm afscheid. Terwijl we onze fietsen losmaken, hangt de indruk van Elizabeths openhartigheid nog om ons heen. De wolken van eerder op de ochtend zijn verdwenen en de zon is doorgebroken. De meeuwen zijn er nog steeds; ze vliegen schreeuwend rond en verraden de nabijheid van de zee. We besluiten naar de kustlijn te fietsen, over het strand te lopen en te lunchen met de zon op ons gezicht, terwijl we het verhaal laten bezinken waarnaar we met eerbied hebben geluisterd.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 1 – Deze week: Elizabeth, Deel 4

Vorige week spraken we over de impact van je authentieke zelf zijn op de relatie met verzorgers en hoe hun reactie op dat authentieke zelf je gevoel van eigenwaarde kan beïnvloeden.

Deze week komen we bij het thema ‘slechte gewoonten’, en vragen we Elizabeth of ze gedragingen heeft die ze zo zou kwalificeren en of ze denkt dat die een reactie zijn op de ervaringen van haar vroege jaren. Ze denkt na en zegt: “Geen excuses aanbieden is er zeker een die ik thuis heb opgepikt. En toen ik eindelijk alleen in het buitenland was, was ook middelengebruik een groot ding: ik had geen ervaring met alcohol en was elke avond dronken. En nog één: vooroordelen. Ik merk dat ik vaak onbewust vooroordelen heb over veel dingen, ook al doe ik echt mijn best om open-minded te zijn. Zelfingenomenheid is een andere, het gevoel van ‘ik verdien dit omdat ik beter ben en omdat ik weet dat…’ Ik zou zeggen dat ik vaak te snel mijn oordeel klaar heb.” We vragen of dit invloed heeft op haar werk en dat bevestigt ze. Ze legt uit hoe ze met veel verschillende culturen werkt en hoe mensen een verschillende werkethiek hebben. Ze raakt ‘ongelooflijk gefrustreerd’ als mensen niet op tijd hun werk afleveren of niet goed communiceren: “Mijn directe, reflexmatige reactie is altijd: ‘Kom op, schiet ‘s op met die klus!’ en ik vind het verschrikkelijk om zo snel zulke vooroordelen klaar te hebben; ik haat het, want het voelt soms bijna als racisme!”

Elizabeth toont indrukwekkende en opmerkelijke zelfreflectie in haar woorden, wat een veelbelovende weg naar genezing is. Wanneer we begrijpen dat ons gedrag een coping-mechanisme is in een poging ons welzijn voor dit moment te vergroten, kunnen we er gemakkelijker aan werken. We kunnen dan meer compassie hebben voor onszelf, ongeacht de lengte of duur van de helende reis die voor ons ligt. Het trieste van Elizabeths woorden is echter dat ze duidelijk ziet dat ze in haar huidige leven kenmerken uit haar kinderjaren meedraagt die het haar moeilijk maken om mensen in haar sociale omgeving open en vertrouwensvol te benaderen, of het nu om collega’s of om anderen gaat, ook al spant ze zich daar nog zo voor in. Ze is zich heel erg bewust van zichzelf, ervaart daarbij een negatief zelfoordeel en schaamte, wat leidt tot een negatief zelfbeeld, wat resulteert in nog meer zelfbewustzijn. Het is een vicieuze cirkel, die moeilijk te doorbreken is.

“Wat denk je… wat zie je als de drijvende kracht achter die gedachten? Waar komen ze vandaan? Welk doel dient het om zo te denken?”

“Euhm…” Er valt een lange pauze terwijl Elizabeth over een antwoord nadenkt. De meeuwen vliegen om het huis en we kunnen ze horen schreeuwen terwijl we in innige stilte bij elkaar zitten. Ze neemt de tijd en reageert dan aarzelend: “Volgens mij komt het voort uit een soort ongeduld, uit jezelf begraven en opgaan in je werk. Als kind ontsnapte ik aan alles door te lezen; ik las en las en las, en dompelde mezelf onder in de wereld van mijn boeken, alles om mijn ouders niet in de weg te zitten. Ik was een slimme meid, liep altijd voor op mijn klas. En als ik nu merk dat iemand niet tegen mijn competenties op kan, dat ik dan gefrustreerd raak. Het lastige is…” Ze neemt een lange pauze en denkt na over hoe verder te gaan. Ze haalt diep adem, wacht nog even en vervolgt voorzichtig: “… het voelt bijna goed, het gevoel beter te zijn dan de ander; het is frustrerend en het is tegelijk ook bevredigend om je beter te voelen dan andere mensen. Als ik het echt onder een microscoop bekijk, denk ik dat daar een element zit, dat het me een goed gevoel over mezelf geeft om te zien dat andere mensen moeite hebben om mijn werkniveau bij te houden.”

“Wat mooi dat je het woord ‘ontsnappen’ gebruikt, omdat sommige definities van trauma zeggen dat ‘alles wat helpt om tijdelijk de pijn van het gebrek aan verbinding te verlichten, verslaving is’.”

“Hmm… denk je dat mijn lezen een verslaving was?”

“Nou, je hoeft het niet per se verslaving te noemen, maar sommige mensen zeggen dat alles waar je niet zonder kunt en wat op de lange termijn schadelijk is, maar wat je een tijdelijke verlichting geeft van de pijn waaraan je lijdt, een verslaving zou kunnen worden genoemd. Het is dan jouw manier om je pijn te verdoven, om je los te maken van je omgeving en om te gaan met de moeilijke situatie waarin je je bevindt en die je een gevoel van onzekerheid geeft, het gevoel er niet bij te horen.”

Elizabeth denkt even na en zegt: “Interessant… Mijn ouders pakten voor straf vaak mijn boeken af. Ik vond dat grappig, omdat de meeste ouders moeite hebben om hun kinderen aan het lezen te krijgen, maar nu je het zegt… Misschien was het afpakken van mijn boeken in zekere zin ook traumatisch, omdat die boeken mijn enige manier waren om geestelijk gezond te blijven. Het is een interessant perspectief.”

“Het kan heel interessant zijn om er zo naar te kijken, omdat het je een duidelijker beeld kan geven van ‘wat had ik nodig om me op zijn minst een beetje gelukkig en okay te voelen; wat moest ik doen om weer contact met mezelf te maken, zodat ik weer kon voelen wie ik werkelijk ben en hoe werd dat onmogelijk gemaakt of bestraft of beschuldigd of beschaamd door anderen of hoe werd dat gebruikt om te zorgen dat ik me schuldig zou voelen?’ Je kunt je altijd afvragen op welke manier de ‘slechte gewoonten’ jou dienen; wat doen ze voor je, hoe zijn ze behulpzaam?”

Elizabeth knikt: “Ja, ik worstelde altijd met mijn zelfbeeld toen ik opgroeide, want mijn moeder bleef me slechte dingen over mezelf vertellen die ik 100% geloofde. Dit kan vervolgens heel snel veranderen in zelfhaat… laaiende zelfhaat waarmee ik nog altijd worstel. Dat gevoel wordt dan heel overheersend. Ik denk dat het doel is dat ermee wordt gediend, het feit dat ik me beter voel dan anderen in mijn werk, een tijdelijke pleister op de wond: ‘ik ben geen loser, ik ben beter dan zij…’ en dat ik daar dan wat troost in vind.”

“Inderdaad. Sommige trauma-experts zouden zeggen dat als we onze ‘slechte gewoonten’ zien als onze eigen, unieke manier van omgaan met de moeilijke omstandigheden, we met veel meer compassie naar onszelf kunnen kijken. Dan kunnen we stoppen onszelf zulke negatieve labels op te plakken. Je noemde al een heel aantal van zulke moeilijke labels over jezelf, en ik herken ze omdat ik zelf ook vertrouwd ben met dat proces. Nu ik veel meer over dit onderwerp heb nagedacht, herken ik het beter bij mezelf, en zie ik het ook als andere mensen het zichzelf aandoen: ‘Ik ben gewoon lui, ik ben gewoon confronterend, ik ben gewoon dom…’ Niet-confronterend zijn kun je bijvoorbeeld als een positieve eigenschap bestempelen, maar als het een vorm is van de situatie ontvluchten, zoals bij je vader, dan kan het ook giftig zijn. Daarom hangt het vaak echt af van hoe je het labelt. Als je de reis naar waar je nu in je leven bent, labelt als het gevolg van je gretige nieuwsgierigheid, dan krijgt het verhaal een heel andere kleur dan wanneer je het als confronterend bestempelt.

“Ja… dat is helemaal waar…”

Elizabeth vertelt in haar verhaal over ontvluchten, dissociatie, over het loskoppelen van haar gelukkige zelf ter voorkoming van ruzie met haar ouders. Ze benoemt ook de strafmaatregelen die haar ouders namen om te proberen hun dochter onder controle te krijgen en van haar af te pakken wat volgens haar echt van haar was: een onderzoekende houding, een brandend verlangen om kennis op te doen en haar nieuwsgierigheid te bevredigen, manieren om contact te maken met haar innerlijke drive voor dingen. Straffen vergroot echter het verlies van de onderlinge verbinding, zowel die met haar ouders als die met haar authentieke zelf. We zijn in Elizabeths woorden getuige van heel moedige overwegingen. We luisteren aandachtig en zijn mentaal aanwezig bij haar verhaal, waardoor duidelijk wordt dat het deze keer om haar opvattingen en beslissingen gaat. Door op deze manier ruimte te creëren voor Elizabeth, een veilige ruimte waar ze wordt gehoord en gezien en waar haar verhalen niet worden beoordeeld of afgewezen, kunnen we samen voorzichtige stappen zetten om bepaalde vormen van gedrag te herformuleren als copingstrategieën. We ervaren het als een eer om getuige te mogen zijn van hoe ze zich openstelt en haar verhaal met ons deelt. Voor iedereen met trauma-ervaringen zijn steun en onvoorwaardelijke liefde uiterst waardevol op het pad naar genezing.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 1 – Deze week: Elizabeth, Deel 3

De fijne, en soms pijnlijk lastige balans tussen gehechtheid en authenticiteit

Vorige week spraken we over de impact van schaamte en verbroken verbinding als hindernissen voor het gevoel er echt bij te horen. Deze week duiken we dieper in de fijne en soms pijnlijk lastige balans tussen gehechtheid en authenticiteit.
We beginnen met Elizabeth te vragen naar het moment en de wijze waarop ze, terugkijkend op haar kinderjaren, tot de conclusie kwam dat dingen met elkaar verbonden waren. “Ik had onlangs mijn intake bij een psycholoog en die stelde ook ongeveer deze vraag [gelukkig!]. Wat me echt heel scherp is bijgebleven, is het gevoel altijd op mijn tenen te lopen, omdat ik nooit wist waarover mijn moeder zou ontploffen. Ondanks alle leuke dingen op school en het sporten en het ontbreken van financiële zorgen… zodra ik thuiskwam, moest ik heel voorzichtig zijn, want alles kon tot een explosie leiden.”

We merken op dat haar moeder veel meer aanwezig is in haar herinneringen dan haar vader: “Absoluut. Mijn moeder was de hoofdrolspeler. Mijn vader en ik hebben nooit een slechte relatie gehad, ook al was ik boos dat hij ons niet verdedigde, vooral als bij haar echt uit de hand liep, maar ik voelde nooit enige vijandigheid naar hem toe. Het voelde als ‘good cop, bad cop’ en mijn moeder was absoluut de bad cop.” Ze lacht, maar niet blij of oprecht. Ze pauzeert en vervolgt: “Ik heb een heel duidelijke herinnering aan de keer dat mijn moeder me in het gezicht sloeg bij een gelegenheid waarbij ik mijn zusje dwarsboomde. Ik was daar heel goed in. Mijn moeder werd boos en sloeg me. Zoiets gebeurde echter niet vaak, en als het gebeurde, denk ik dat ik het verdiende; ik was een verwend nest. Het is apart, want als ik aan het woord ‘mishandeling’ denk, zou ik het nooit op mezelf toepassen. Als iemand naar me toe zou komen en me zou vertellen dat ze samenwoont met iemand die haar constant uitscheldt en schreeuwt en haar slaat, zou ik zeggen: “Wegwezen daar!”” Maar hoewel dat in feite de relatie is die ik met mijn moeder had, ik zou het label van mishandeling nooit op mezelf plakken, vroeger niet en nu ook niet. Waarom niet? Nou, het is een zware term en zoveel mensen zijn veel slechter af dan ik, dus ik heb het gevoel dat ik niet het recht heb om dat label te gebruiken voor wat er met mij is gebeurd. Het zou voelen alsof je anderen onrecht aandoet.” In de stilte die volgt, horen we de meeuwen weer luid schreeuwen. “Ja”, vervolgt ze, “ik hoop hier binnenkort met mijn psycholoog over te praten!” Met haar lach, waarbij we aanhaken, doorbreken we de opgebouwde spanning.

Jezelf negatieve etiketten opplakken, verteerd worden door schuld en schaamte, je levensverhaal als minder waardevol of minder bijzonder zien, is een veel voorkomend denkpatroon in onderzoek naar trauma. Wanneer we doorkrijgen dat degenen die ons zouden moeten koesteren en beschermen, zodat we ons gelukkig en levendig en veilig voelen, degenen blijken te zijn die ons pijn doen en maken dat we ons niet thuis voelen en eenzaam zijn, maakt ons dat bang, onzeker en verdrietig. Dit kan ons wereldbeeld zozeer vernietigen dat we irrationele verklaringen gaan zoeken voor wat er is gebeurd. Als gevolg hiervan kunnen we onszelf klein maken en naar beneden praten en onszelf wijsmaken dat het niet zo erg was, en dat we dat wat ons overkwam, waarschijnlijk verdienden. We vertellen onszelf daarmee een verhaal dat maar één doel heeft, namelijk onszelf te redden uit een gevoel van diepe angst voor totaal ten onder gaan, het helemaal niet waard te zijn om te bestaan. Dit kan ons op korte termijn redden, maar de toxische stress bouwt zich op en door het gebrek aan bufferende bescherming van een zorgzame, attente volwassene raken onze systemen op de lange termijn ontregeld. Dit hoeft echter niet altijd voor iedereen het geval te zijn. Een belangrijke vaardigheid als ouder is om te weten wanneer en hoe je naar je kind toe meer gezaghebbend (niet autoritair) kunt zijn, zodat er een veilige hechting ontstaat. Als de gehechtheid echter onveilig is en de authenticiteit van het kind niet gezien mag worden, werkt dit bijna voor niemand goed uit, voor het kind noch voor de ouder. Dit is het thema van de strijd tussen authenticiteit en gehechtheid waar onder meer Gabor Maté en Ingeborg Bosch nader op ingaan.

We blijven ons afvragen: “Is het niet vreemd dat we als kinderen het gevoel kregen dat we zo’n benadering van onze ouders verdienden?”Elizabeth reageert: “Mijn ouders noemden me respectloos, omdat ik altijd een antwoord terug had. Het ergste was echter de emotionele manipulatie, niet de fysieke mishandeling. Het was echt het emotionele aspect. Ze kon gewoon gillen, gillen, gillen tegen me, schreeuwen, me uitschelden, me het gevoel geven dat ik een manipulatief persoon ben. En dat is iets wat ik tot op de dag van vandaag nog steeds geloof, want dat heeft ze me altijd verteld. Het werd een deel van mijn identiteit, dit gevoel van ‘ik denk dat dat gewoon is wie ik ben, een manipulatief persoon’.”
We lichten toe dat dit behoorlijk zelfdestructief kan zijn. Wanneer je als kind dergelijke kwalificaties maar vaak genoeg hoort, dan ga je er waarschijnlijk in geloven en dan je je misschien zelfs ook zo gedragen. Ze deelt een aantal zeer droevige herinneringen: “Ik was rond de 12 of 13 en veel van mijn vrienden hadden anorexia. Ik heb zelf ook een eetstoornis ontwikkeld en ik herinner me dat mijn ouders me nauwelijks steunden: ‘Dit is zo’n bullshit; je bent gedraagt je als een klein kind.’ Ze brachten me naar een kliniek voor therapie en zelfs jaren nadat de stoornis was opgelost, zei mijn moeder wanneer ik geen zin had om te eten of zoiets: ‘Oh, niet weer deze shit…’ Die momenten horen bij de grootste dieptepunten in mijn leven, dat ik me realiseerde dat ze me niet serieus nam bij de dingen die moeilijk waren voor me. Het kon haar niet echt wat schelen of, als het haar wel wat kon schelen, liet ze dat wel op een heel rare manier merken.”

“Hadden je zussen dezelfde problemen met je ouders?” Ze is heel vastberaden: “Nee, het betrof alleen mij! Zij gingen er op heel andere manieren mee om. Ze waren erg goed in het niet provoceren van mijn moeder en geen knuppels in het hoenderhok gooien. Ik ergerde mijn ouders constant, praatte terug en ging met plezier de strijd aan. Mijn beide zussen leerden het spel beter te spelen, denk ik, terwijl ze me ook als de oudere zus zagen en beseften dat ze het niet wilden doen zoals ik deed.” Op de vraag wat ‘het spel’ was, antwoordt ze onverschrokken: “Oh, hoe mam niet pissig te maken, hoe de vrede in huis te bewaren!” We bieden een alternatieve optie: “Maar wat als het spel zou zijn ‘hoe blijf ik het dichtst bij mijn authenticiteit’, misschien ben jij dan de winnaar …?” Ze kijkt, pauzeert en knikt dan: “Ja, zeker… Ik was eigenlijk geschokt toen ik van mijn zussen hoorde dat ze zich emotioneel precies zo voelden als ik. Ze gingen er alleen anders mee om. Ik sprak altijd mijn mening uit, en daardoor leidde alles voortdurend tot strijd, terwijl zij gewoon ‘ja mama’ zeiden en naar hun kamer gingen. Ik denk dat mij goed observeerder en de consequenties leerden kennen.” We vragen ons af of ze, terugkijkend, wenst dat ze de situatie anders had aangepakt en ze antwoordt met een volmondig ‘Nee!’ “Ik ben blij dat ik hoe dan ook trouw ben gebleven aan mezelf, ook al heeft het me veel pijn gekost. Ik denk niet dat ik daar gewoon zou kunnen zitten en alles zou pikken; dat is gewoon niet hoe ik ben. Welke persoonlijkheid ik in die jaren ook heb ontwikkeld, alles heeft me geleid naar waar ik nu ben en naar het fantastische leven dat ik nu leid. Dus, hoe kan ik er spijt van krijgen als ik zo gelukkig ben met waar ik nu sta?”

We vieren deze conclusie met Elizabeth mee en vragen ons af of ze het gevoel heeft dat bepaalde aspecten van haar jeugd bijzonder relevant zijn voor haar persoonlijke ontwikkeling in haar leven. “Ik denk dat ik tot op de dag van vandaag een onverzadigbare nieuwsgierigheid heb die voortkomt uit alle activiteiten waaraan ik als kind heb mogen deelnemen. Die gretigheid voedt mijn liefde voor reizen, mijn liefde voor echte ‘nerd’ dingen en mijn wens om een ​​master te behalen in het vakgebied dat ik heb gekozen. Dat vind ik heel leuk aan mezelf. Ik heb veel kunnen doen, zolang het maar niet buiten het domein van mijn ouders was. Ze waren rond mijn 18e bijvoorbeeld heel duidelijk over het niet financieren van mijn universiteit als het geen christelijke opleiding was: ‘Ga gerust naar een seculiere school, maar dan sta je er alleen voor’, zeiden ze.”

Dan: “Mijn moeder noemde me altijd manipulatief. In zekere zin had ze gelijk: ik kan dat wel zijn; Ik probeer meestal mijn zin te krijgen. Ik schijn ook het humeur van mijn moeder te hebben geërfd, het heethoofdige, ‘kom-maar-op-want-ik-vecht’-achtige. Woede is vaak mijn eerste reactie in geval van frustratie en dit was echt iets waaraan ik moest werken toen mijn partner en ik gingen samenwonen; ik moet andere manieren vinden om mijn woede te kanaliseren. Het feit dat hij zo’n geweldig persoon is en echt niet-confronterend, is zo behulpzaam geweest. Ik ben veel reflectiever geworden over mijn eigen gedrag en ik kan om feedback vragen over hoe ik heb gereageerd en mijn excuses aanbieden wanneer dat nodig is. Me verontschuldigen maakte me altijd zo ongemakkelijk; ik wilde gewoon niet toegeven dat ik ongelijk had…’ Ze klemt haar tanden op elkaar als ze denkt aan hoe het voor haar voelde en schudt haar hoofd. “Nu kan ik zeggen ‘kijk, het spijt me; kan ik het goedmaken met je?’ en dat voelt heel goed. Het is zo’n verschil…” Mijn moeder heeft nooit haar excuses aangeboden aan ons, nooit, niet aan mij en mijn zussen, en niet aan mijn vader. Ik heb nooit geleerd hoe ik mijn excuses moet aanbieden aan anderen. Pas later leerde ik dat je dat moet kunnen, als je dingen met mensen wilt oplossen.” Ze vertelt hoe ze de laatste periode, in COVID-tijd, wat meer contact met haar moeder heeft gehad, hoewel het vertrouwen dat nog over was, zwaar beschadigd is. “Ik wil de ervaring die mijn moeder met haar moeder had niet herhalen, om aan haar sterfbed te staan en het gevoel te hebben dat we nooit hebben geprobeerd om dingen op te lossen. Ze is alleen nog steeds niet erg zelfbewust en het zou moeilijk voor me zijn om met haar te praten over alles wat er is gebeurd zonder haar te beschuldigen of haar in de verdediging te laten schieten.’

Volgende week zullen we het hebben over slechte gewoonten en verslaving, vermijden ze onder ogen te zien, en het genezingsproces dat door onvoorwaardelijke liefde wordt ondersteund.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 1 – Deze week: Elizabeth, Deel 2

Wanneer schaamte en gebrek aan verbinding verhinderen dat je je thuis voelt

Vorige week hebben we een begin gemaakt met het verkennen van Elizabeths jeugd, de dingen die ze zich nog goed kon herinneren en de dingen die op de een of andere manier verdwenen leken te zijn.
We duiken dieper in haar jongste jaren en vragen of er een bepaalde sfeer is die ze zich van die tijd kan herinneren. Ze zit en denkt na… Op de achtergrond horen we het geluid van meeuwen die over het balkon vliegen. Vervolgens noemt ze het vioolspelen op 3- of 4-jarige leeftijd, de op- en neergaande relatie met haar zus en een aantal specifieke herinneringen aan de kerk. “Veel van mijn goede vrienden uit de tijd dat ik jong was, kwamen uit de kerk. Ik heb herinneringen aan spelen buiten de kerk in een enorm korenveld, of in de zomers naar Jezuskamp gaan – dat soort dingen.”

“Was er iets van een echt gemeenschapsgevoel?”

Ze beaamt dat: “Ja, zeker een gemeenschapsgevoel. Vreemd, toch? Ik was super, megareligieus tot ik ongeveer 16 was. Een groot deel van mijn jeugd was ik echt helemaal dol op de kerk, de evangelische tak. Ik bestudeerde de Bijbel, deed workshops en ging naar kampen. Er was echter ook een aspect van ‘shaming’, schaamte oproepen, en van controle. Ik herinner het me heel duidelijk, ik was ongeveer 10 – je mocht geen korte broeken boven je knie of mouwen boven je schouder dragen, of mobiele telefoons bij je hebben. Op een dag had ik een korte broek die tot net boven de knie kwam, en de kampdirecteur nam me apart en gaf me een preek over hoe dat ongepast was en zei dat ik me moest omkleden. Ik schaamde me zo… Er was zeker een element van ‘shaming en blaming’, en zeer strikte regels waaraan we ons moesten houden.
Toch hadden we ook veel plezier tijdens de kampen en samen met al mijn vrienden voelde ik me echt thuis in deze gemeenschap. Het voelt soms alsof de belangrijkste fases van groter worden zich in deze kampen afspeelden: de eerste jongen op wie ik verliefd was, mijn eerste menstruatie (een grote mijlpaal voor me), dat ik werd gedoopt – heel veel levensgebeurtenissen vonden plaats in de zomers in het Jezuskamp. Ik was er dus zeer aan gehecht; het was zo’n groot deel van mijn leven en dat is waarschijnlijk de reden waarom het tot mijn 16e of 17e heeft geduurd om het geloof achter me te laten.”
Op de vraag wat er gebeurde op die leeftijd, zegt ze dat het geen bepalend punt was, maar meer een geleidelijk proces met lezen en denken en het in twijfel trekken van de traditionele opvattingen van haar ouders en de gemeenschap, bijvoorbeeld over homoseksualiteit en religie.

“Een van de weinige herinneringen die ik heb van toen ik een jaar of vijf was – ik nam elke dag de stereotypische gele bus naar school en ik zat naast een meisje genaamd Zoe, en Zoe vertelde me op een dag (nadat ze ontdekte dat ik op die leeftijd zo christelijk was als je maar kunt zijn op die leeftijd) dat ‘God niet echt is’. En ik had zoiets van… ‘Wat bedoel je, God is niet echt?’ Dit was de eerste keer dat ik zoiets hoorde, dus ik ging naar mijn moeder en vroeg: ‘Mam, bestaat God echt?’ Ze werd zo boos: ‘Hoe durf je deze vraag te stellen! Natuurlijk bestaat God echt, je zou je moeten schamen!’ Ik herinner me dat ik gewoon wat troost zocht, iets van: ‘Laten we erover praten en het bespreken, waarom vraag je dit’… dat soort gesprekken. Zo ging het helemaal niet; mijn moeder toonde geen nieuwsgierigheid naar mijn vragen. Toen dacht ik: ‘Natuurlijk heeft ze gelijk, hoe kan ik dat vragen…’ Maar als ik me dat nu nog zo levendig herinner, heeft het me duidelijk meer geraakt dan ik dacht.” Ze vervolgt: “Ik was een heel slim meisje dat eindeloos vragen over de wereld stelde en verschillende ideologieën om me heen zag. Dat maakte me steeds nieuwsgieriger naar andere omgevingen en toen ik 18 werd, besloot ik het huis en de kerk te verlaten.”

In de voorgaande paragrafen heeft Elizabeth het woord ‘schaamte’ meerdere keren genoemd. Schaamte is een zeer moeilijk begrip om mee om te gaan, zowel voor degenen die het ervaren als voor degenen die het onderzoeken en proberen uit te leggen, omdat het een zeer gecompliceerde emotie is met veel sociaal-culturele aspecten. Als we jong zijn, hebben we de liefde van onze naaste verzorgers nodig om een gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen, het idee dat we het waard zijn om liefde en verbondenheid te ervaren. Gestresste en strijdende ouders stralen een energie uit die wordt opgepikt door hun kinderen, die, afhankelijk als ze zijn van hun ouders om te overleven, de ouderlijke ellende proberen te verlichten en zichzelf gemakkelijk de schuld ervan kunnen geven. Het zelfverwijt verandert vaak in schaamte, wat een indringend, vernietigend effect kan hebben op iemands gevoel van eigenwaarde: ‘Verdien ik het om bemind te worden? Zullen deze mensen me in de steek laten omdat ze slecht over me denken? Moet ik voldoen aan wat er van mij wordt gevraagd, zodat men mij weer waardevol vindt omdat ik me heb aangepast?’
Zulke overwegingen wekken een diep gevoel van angst op en kunnen mensen in een constante stress-modus brengen waarin allerlei verdedigingsmechanismen worden geactiveerd. Als mens hunkeren we naar een zinvolle verbinding met anderen, waarin we onszelf kunnen zijn, en als we die niet kunnen krijgen van degenen in onze sociale omgeving, zoeken we naar andere bronnen van troost en manieren om het gevoel van eenzaamheid en gebrek aan verbondenheid te verdoven (en precies dat is waar verslavingen en ander ongezond gedrag op de loer liggen).
In haar boek ‘Daring Greatly’ spreekt sociaal wetenschapper Brené Brown over hoe ‘aanpassen’ precies het tegenovergestelde is van ‘je thuis voelen’. Je aanpassen betekent vaak dat je een situatie beoordeelt en probeert te voldoen aan de normen van de groep; die accepteert je *ondanks* je authenticiteit, zolang je je maar ‘gedraagt’. Je thuis voelen betekent dat mensen je accepteren *vanwege* je authenticiteit; je hoeft niet te veranderen wie je bent – je hoeft alleen te zijn wie je bent. Elizabeth geeft een paar voorbeelden waarbij ze zich ongemakkelijk voelde als ze zich aanpaste aan de normen van anderen. Ze verloor daarmee op de een of andere manier de verbinding met zichzelf, iets wat ze pas jaren later ontdekte; ze zegt zelfs dat ze nog steeds bezig is om zich opnieuw met haar authentieke zelf te verbinden.

Naar aanleiding van het gesprek met haar moeder over religie, praten we over andere situaties waarin ze troost zocht en over wie haar die troost kon bieden. “Ik denk dat mijn vader en mijn zus degenen waren. Mijn vader… hij is heel rustig, heel niet-confronterend. Aan de andere kant… Ik haatte hem uiteindelijk ook, omdat hij nooit opkwam voor mij en mijn zus; hij stond altijd aan mijn moeders kant. Maar tegelijkertijd was hij een heel vriendelijk en zachtaardig persoon, dus als ik echt van streek zou zijn, zou hij degene zijn naar wie ik toe zou gaan. Toch was dit niet in termen van ‘ik worstel met mijn wereldbeeld en ik heb hulp nodig…’ Daarmee zou ik ook niet naar mijn vader gaan. Ja, als ik terugkijk, voel ik dat er echt een gapend gat was, dat ik niemand had die ouder was en naar wie ik toe kon gaan voor advies of troost. Dat ontbrak voor mij in de ervaring met mijn ouders; er was niemand op wie ik altijd kon rekenen, geen constante…” We vragen ons af of het een gebrek was aan een continue hechtingsfiguur en ze zegt: “Ja, precies. Je wisselt elk jaar van leraar, je gaat weg; er zijn mensen met wie je niet echt kunt praten omdat ze vrienden zijn van je moeder uit de kerk, enzovoort. Zelfs nu voel ik hetzelfde, vooral omdat ik allerlei mijlpalen in mijn leven doormaak, zoals het krijgen van mijn eerste baan nu. Ik zou graag met mijn moeder willen praten over de grote stappen die ik zet en haar vertellen hoe ik me voel, maar zo’n band is er niet echt.”
Dit gevoel van gebrek aan vertrouwde figuren kan dus blijven bestaan ​​tot in de volwassenheid; de ervaring wordt een constante gedurende het hele leven. Voor Elizabeth maakte de eenzaamheid de kindertijd moeilijk en het gevoel blijft ook in de volwassenheid complex.

De vraag rijst of dat gebrek aan verbondenheid alleen met de religieuze aspecten te maken heeft. Elizabeth zegt dat haar moeder christen werd nadat haar ouders verkering kregen op de universiteit. Haar vader groeide op met de kerk, maar haar moeder trad pas later toe en was toen zeer toegewijd. “Ik denk dat mijn moeder op zoek was naar zingeving in haar eigen leven, omdat ze een vreselijk verschrikkelijke relatie met haar ouders had. Toen ik vier jaar oud was, gebeurde er iets tijdens een bezoek aan mijn grootouders. Mijn moeder liep weg en we gingen nooit meer naar ze toe. Ik was 12 toen mijn oma stierf, maar we gingen niet naar haar begrafenis. Er werd niet over gesproken; ik had geen emotionele band met haar en ik miste haar niet toen ze stierf. Rond die tijd, toen ik al in Europa was, kwam ik erachter dat mijn moeder een blog had geschreven met foto’s van haar laatste bezoek aan mijn oma, haar moeder, nadat ze haar jarenlang niet had gezien. Blijkbaar vond er een gesprek plaats waarin mijn oma tegen mijn moeder zei: ‘Ik ben zo teleurgesteld in je, je bent zo’n mislukkeling’, en toen stierf ze… Ik was echt geschokt toen ik dat las.” We bespreken dat, ongeacht of dit de precieze woorden waren, dit is hoe het bij haar moeder is aangekomen: ‘Dus … helemaal waar of niet… dit is het gevoel dat ze eraan overhield, dus, hè? Dit is wat ze heeft geïnternaliseerd. Ik begrijp volledig dat mijn problemen met met mijn moeder toen ik opgroeide, volledig voortkomen uit de problemen die zij had met háár moeder. We hebben er alleen nooit echt over gesproken en ik heb geen idee hoe ik het ter sprake zou kunnen brengen, wetende hoe gevoelig dit onderwerp voor haar is. Soms heb ik het gevoel dat ik heel dat verhaal overdrijf, maar ik ben me gaan realiseren dat de manier waarop het me nu beïnvloedt, laat zien hoe relevant het was en hoe logisch mijn gevoel van weerzin.”

In deze trieste regels horen we Elizabeth uitweiden over de intergenerationele effecten van trauma. Haar moeder heeft duidelijk geleden onder een zeer moeilijke relatie met haar eigen moeder, en achteraf kan Elizabeth zien hoe dit van invloed was op de manier waarop haar moeder haar en haar zussen opvoedde. Een verband zien tussen je eigen jeugd en die van je ouders is al een belangrijke ontdekking om te doen, één die kan dienen als een eerste stap naar een beter begrip van waar relationele en andere problemen misschien vandaan komen.

De vraag hoe je hiermee kunt omgaan is heel belangrijk. In alle situaties waar trauma aanwezig is en waar schaamte en schuld vaak een belangrijke rol spelen, kan het nuttig zijn om te weten wat de onderstromen zijn, de onderwerpen die niet ter sprake komen, maar die wel aanwezig zijn en een negatieve invloed hebben op de relaties binnen een gezin, een gemeenschap, of zelfs een hele cultuur. Deze onderstromen kunnen soms zichtbaar worden gemaakt door een niet-invasieve aanpak waarbij de vraag centraal staat: ‘Wat is er met je gebeurd? Wat is je verhaal?’ Als we een omgeving kunnen bieden met ‘holding space’, ruimte voor de ander waarin we met heel ons hart en zonder oordeel kunnen luisteren, en als we daarbij ‘compassionate inquiry’ kunnen toepassen (met mededogen vragen naar wat er is gebeurd), dan kunnen mensen misschien de moed vinden om hun verhaal te vertellen, om met nieuwe ogen en meer compassie te kijken naar hun eigen levensgeschiedenis te kijken. Dit kan een zeer helende werking hebben op alle betrokkenen.

Volgende week gaan we nog dieper in op de gezinssfeer bij Elizabeth thuis.