De ervaringsdeskundige, Aflevering 1 – Deze week: Elizabeth, Deel 4

Vorige week spraken we over de impact van je authentieke zelf zijn op de relatie met verzorgers en hoe hun reactie op dat authentieke zelf je gevoel van eigenwaarde kan beïnvloeden.

Deze week komen we bij het thema ‘slechte gewoonten’, en vragen we Elizabeth of ze gedragingen heeft die ze zo zou kwalificeren en of ze denkt dat die een reactie zijn op de ervaringen van haar vroege jaren. Ze denkt na en zegt: “Geen excuses aanbieden is er zeker een die ik thuis heb opgepikt. En toen ik eindelijk alleen in het buitenland was, was ook middelengebruik een groot ding: ik had geen ervaring met alcohol en was elke avond dronken. En nog één: vooroordelen. Ik merk dat ik vaak onbewust vooroordelen heb over veel dingen, ook al doe ik echt mijn best om open-minded te zijn. Zelfingenomenheid is een andere, het gevoel van ‘ik verdien dit omdat ik beter ben en omdat ik weet dat…’ Ik zou zeggen dat ik vaak te snel mijn oordeel klaar heb.” We vragen of dit invloed heeft op haar werk en dat bevestigt ze. Ze legt uit hoe ze met veel verschillende culturen werkt en hoe mensen een verschillende werkethiek hebben. Ze raakt ‘ongelooflijk gefrustreerd’ als mensen niet op tijd hun werk afleveren of niet goed communiceren: “Mijn directe, reflexmatige reactie is altijd: ‘Kom op, schiet ‘s op met die klus!’ en ik vind het verschrikkelijk om zo snel zulke vooroordelen klaar te hebben; ik haat het, want het voelt soms bijna als racisme!”

Elizabeth toont indrukwekkende en opmerkelijke zelfreflectie in haar woorden, wat een veelbelovende weg naar genezing is. Wanneer we begrijpen dat ons gedrag een coping-mechanisme is in een poging ons welzijn voor dit moment te vergroten, kunnen we er gemakkelijker aan werken. We kunnen dan meer compassie hebben voor onszelf, ongeacht de lengte of duur van de helende reis die voor ons ligt. Het trieste van Elizabeths woorden is echter dat ze duidelijk ziet dat ze in haar huidige leven kenmerken uit haar kinderjaren meedraagt die het haar moeilijk maken om mensen in haar sociale omgeving open en vertrouwensvol te benaderen, of het nu om collega’s of om anderen gaat, ook al spant ze zich daar nog zo voor in. Ze is zich heel erg bewust van zichzelf, ervaart daarbij een negatief zelfoordeel en schaamte, wat leidt tot een negatief zelfbeeld, wat resulteert in nog meer zelfbewustzijn. Het is een vicieuze cirkel, die moeilijk te doorbreken is.

“Wat denk je… wat zie je als de drijvende kracht achter die gedachten? Waar komen ze vandaan? Welk doel dient het om zo te denken?”

“Euhm…” Er valt een lange pauze terwijl Elizabeth over een antwoord nadenkt. De meeuwen vliegen om het huis en we kunnen ze horen schreeuwen terwijl we in innige stilte bij elkaar zitten. Ze neemt de tijd en reageert dan aarzelend: “Volgens mij komt het voort uit een soort ongeduld, uit jezelf begraven en opgaan in je werk. Als kind ontsnapte ik aan alles door te lezen; ik las en las en las, en dompelde mezelf onder in de wereld van mijn boeken, alles om mijn ouders niet in de weg te zitten. Ik was een slimme meid, liep altijd voor op mijn klas. En als ik nu merk dat iemand niet tegen mijn competenties op kan, dat ik dan gefrustreerd raak. Het lastige is…” Ze neemt een lange pauze en denkt na over hoe verder te gaan. Ze haalt diep adem, wacht nog even en vervolgt voorzichtig: “… het voelt bijna goed, het gevoel beter te zijn dan de ander; het is frustrerend en het is tegelijk ook bevredigend om je beter te voelen dan andere mensen. Als ik het echt onder een microscoop bekijk, denk ik dat daar een element zit, dat het me een goed gevoel over mezelf geeft om te zien dat andere mensen moeite hebben om mijn werkniveau bij te houden.”

“Wat mooi dat je het woord ‘ontsnappen’ gebruikt, omdat sommige definities van trauma zeggen dat ‘alles wat helpt om tijdelijk de pijn van het gebrek aan verbinding te verlichten, verslaving is’.”

“Hmm… denk je dat mijn lezen een verslaving was?”

“Nou, je hoeft het niet per se verslaving te noemen, maar sommige mensen zeggen dat alles waar je niet zonder kunt en wat op de lange termijn schadelijk is, maar wat je een tijdelijke verlichting geeft van de pijn waaraan je lijdt, een verslaving zou kunnen worden genoemd. Het is dan jouw manier om je pijn te verdoven, om je los te maken van je omgeving en om te gaan met de moeilijke situatie waarin je je bevindt en die je een gevoel van onzekerheid geeft, het gevoel er niet bij te horen.”

Elizabeth denkt even na en zegt: “Interessant… Mijn ouders pakten voor straf vaak mijn boeken af. Ik vond dat grappig, omdat de meeste ouders moeite hebben om hun kinderen aan het lezen te krijgen, maar nu je het zegt… Misschien was het afpakken van mijn boeken in zekere zin ook traumatisch, omdat die boeken mijn enige manier waren om geestelijk gezond te blijven. Het is een interessant perspectief.”

“Het kan heel interessant zijn om er zo naar te kijken, omdat het je een duidelijker beeld kan geven van ‘wat had ik nodig om me op zijn minst een beetje gelukkig en okay te voelen; wat moest ik doen om weer contact met mezelf te maken, zodat ik weer kon voelen wie ik werkelijk ben en hoe werd dat onmogelijk gemaakt of bestraft of beschuldigd of beschaamd door anderen of hoe werd dat gebruikt om te zorgen dat ik me schuldig zou voelen?’ Je kunt je altijd afvragen op welke manier de ‘slechte gewoonten’ jou dienen; wat doen ze voor je, hoe zijn ze behulpzaam?”

Elizabeth knikt: “Ja, ik worstelde altijd met mijn zelfbeeld toen ik opgroeide, want mijn moeder bleef me slechte dingen over mezelf vertellen die ik 100% geloofde. Dit kan vervolgens heel snel veranderen in zelfhaat… laaiende zelfhaat waarmee ik nog altijd worstel. Dat gevoel wordt dan heel overheersend. Ik denk dat het doel is dat ermee wordt gediend, het feit dat ik me beter voel dan anderen in mijn werk, een tijdelijke pleister op de wond: ‘ik ben geen loser, ik ben beter dan zij…’ en dat ik daar dan wat troost in vind.”

“Inderdaad. Sommige trauma-experts zouden zeggen dat als we onze ‘slechte gewoonten’ zien als onze eigen, unieke manier van omgaan met de moeilijke omstandigheden, we met veel meer compassie naar onszelf kunnen kijken. Dan kunnen we stoppen onszelf zulke negatieve labels op te plakken. Je noemde al een heel aantal van zulke moeilijke labels over jezelf, en ik herken ze omdat ik zelf ook vertrouwd ben met dat proces. Nu ik veel meer over dit onderwerp heb nagedacht, herken ik het beter bij mezelf, en zie ik het ook als andere mensen het zichzelf aandoen: ‘Ik ben gewoon lui, ik ben gewoon confronterend, ik ben gewoon dom…’ Niet-confronterend zijn kun je bijvoorbeeld als een positieve eigenschap bestempelen, maar als het een vorm is van de situatie ontvluchten, zoals bij je vader, dan kan het ook giftig zijn. Daarom hangt het vaak echt af van hoe je het labelt. Als je de reis naar waar je nu in je leven bent, labelt als het gevolg van je gretige nieuwsgierigheid, dan krijgt het verhaal een heel andere kleur dan wanneer je het als confronterend bestempelt.

“Ja… dat is helemaal waar…”

Elizabeth vertelt in haar verhaal over ontvluchten, dissociatie, over het loskoppelen van haar gelukkige zelf ter voorkoming van ruzie met haar ouders. Ze benoemt ook de strafmaatregelen die haar ouders namen om te proberen hun dochter onder controle te krijgen en van haar af te pakken wat volgens haar echt van haar was: een onderzoekende houding, een brandend verlangen om kennis op te doen en haar nieuwsgierigheid te bevredigen, manieren om contact te maken met haar innerlijke drive voor dingen. Straffen vergroot echter het verlies van de onderlinge verbinding, zowel die met haar ouders als die met haar authentieke zelf. We zijn in Elizabeths woorden getuige van heel moedige overwegingen. We luisteren aandachtig en zijn mentaal aanwezig bij haar verhaal, waardoor duidelijk wordt dat het deze keer om haar opvattingen en beslissingen gaat. Door op deze manier ruimte te creëren voor Elizabeth, een veilige ruimte waar ze wordt gehoord en gezien en waar haar verhalen niet worden beoordeeld of afgewezen, kunnen we samen voorzichtige stappen zetten om bepaalde vormen van gedrag te herformuleren als copingstrategieën. We ervaren het als een eer om getuige te mogen zijn van hoe ze zich openstelt en haar verhaal met ons deelt. Voor iedereen met trauma-ervaringen zijn steun en onvoorwaardelijke liefde uiterst waardevol op het pad naar genezing.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 1 – Deze week: Elizabeth, Deel 3

De fijne, en soms pijnlijk lastige balans tussen gehechtheid en authenticiteit

Vorige week spraken we over de impact van schaamte en verbroken verbinding als hindernissen voor het gevoel er echt bij te horen. Deze week duiken we dieper in de fijne en soms pijnlijk lastige balans tussen gehechtheid en authenticiteit.
We beginnen met Elizabeth te vragen naar het moment en de wijze waarop ze, terugkijkend op haar kinderjaren, tot de conclusie kwam dat dingen met elkaar verbonden waren. “Ik had onlangs mijn intake bij een psycholoog en die stelde ook ongeveer deze vraag [gelukkig!]. Wat me echt heel scherp is bijgebleven, is het gevoel altijd op mijn tenen te lopen, omdat ik nooit wist waarover mijn moeder zou ontploffen. Ondanks alle leuke dingen op school en het sporten en het ontbreken van financiële zorgen… zodra ik thuiskwam, moest ik heel voorzichtig zijn, want alles kon tot een explosie leiden.”

We merken op dat haar moeder veel meer aanwezig is in haar herinneringen dan haar vader: “Absoluut. Mijn moeder was de hoofdrolspeler. Mijn vader en ik hebben nooit een slechte relatie gehad, ook al was ik boos dat hij ons niet verdedigde, vooral als bij haar echt uit de hand liep, maar ik voelde nooit enige vijandigheid naar hem toe. Het voelde als ‘good cop, bad cop’ en mijn moeder was absoluut de bad cop.” Ze lacht, maar niet blij of oprecht. Ze pauzeert en vervolgt: “Ik heb een heel duidelijke herinnering aan de keer dat mijn moeder me in het gezicht sloeg bij een gelegenheid waarbij ik mijn zusje dwarsboomde. Ik was daar heel goed in. Mijn moeder werd boos en sloeg me. Zoiets gebeurde echter niet vaak, en als het gebeurde, denk ik dat ik het verdiende; ik was een verwend nest. Het is apart, want als ik aan het woord ‘mishandeling’ denk, zou ik het nooit op mezelf toepassen. Als iemand naar me toe zou komen en me zou vertellen dat ze samenwoont met iemand die haar constant uitscheldt en schreeuwt en haar slaat, zou ik zeggen: “Wegwezen daar!”” Maar hoewel dat in feite de relatie is die ik met mijn moeder had, ik zou het label van mishandeling nooit op mezelf plakken, vroeger niet en nu ook niet. Waarom niet? Nou, het is een zware term en zoveel mensen zijn veel slechter af dan ik, dus ik heb het gevoel dat ik niet het recht heb om dat label te gebruiken voor wat er met mij is gebeurd. Het zou voelen alsof je anderen onrecht aandoet.” In de stilte die volgt, horen we de meeuwen weer luid schreeuwen. “Ja”, vervolgt ze, “ik hoop hier binnenkort met mijn psycholoog over te praten!” Met haar lach, waarbij we aanhaken, doorbreken we de opgebouwde spanning.

Jezelf negatieve etiketten opplakken, verteerd worden door schuld en schaamte, je levensverhaal als minder waardevol of minder bijzonder zien, is een veel voorkomend denkpatroon in onderzoek naar trauma. Wanneer we doorkrijgen dat degenen die ons zouden moeten koesteren en beschermen, zodat we ons gelukkig en levendig en veilig voelen, degenen blijken te zijn die ons pijn doen en maken dat we ons niet thuis voelen en eenzaam zijn, maakt ons dat bang, onzeker en verdrietig. Dit kan ons wereldbeeld zozeer vernietigen dat we irrationele verklaringen gaan zoeken voor wat er is gebeurd. Als gevolg hiervan kunnen we onszelf klein maken en naar beneden praten en onszelf wijsmaken dat het niet zo erg was, en dat we dat wat ons overkwam, waarschijnlijk verdienden. We vertellen onszelf daarmee een verhaal dat maar één doel heeft, namelijk onszelf te redden uit een gevoel van diepe angst voor totaal ten onder gaan, het helemaal niet waard te zijn om te bestaan. Dit kan ons op korte termijn redden, maar de toxische stress bouwt zich op en door het gebrek aan bufferende bescherming van een zorgzame, attente volwassene raken onze systemen op de lange termijn ontregeld. Dit hoeft echter niet altijd voor iedereen het geval te zijn. Een belangrijke vaardigheid als ouder is om te weten wanneer en hoe je naar je kind toe meer gezaghebbend (niet autoritair) kunt zijn, zodat er een veilige hechting ontstaat. Als de gehechtheid echter onveilig is en de authenticiteit van het kind niet gezien mag worden, werkt dit bijna voor niemand goed uit, voor het kind noch voor de ouder. Dit is het thema van de strijd tussen authenticiteit en gehechtheid waar onder meer Gabor Maté en Ingeborg Bosch nader op ingaan.

We blijven ons afvragen: “Is het niet vreemd dat we als kinderen het gevoel kregen dat we zo’n benadering van onze ouders verdienden?”Elizabeth reageert: “Mijn ouders noemden me respectloos, omdat ik altijd een antwoord terug had. Het ergste was echter de emotionele manipulatie, niet de fysieke mishandeling. Het was echt het emotionele aspect. Ze kon gewoon gillen, gillen, gillen tegen me, schreeuwen, me uitschelden, me het gevoel geven dat ik een manipulatief persoon ben. En dat is iets wat ik tot op de dag van vandaag nog steeds geloof, want dat heeft ze me altijd verteld. Het werd een deel van mijn identiteit, dit gevoel van ‘ik denk dat dat gewoon is wie ik ben, een manipulatief persoon’.”
We lichten toe dat dit behoorlijk zelfdestructief kan zijn. Wanneer je als kind dergelijke kwalificaties maar vaak genoeg hoort, dan ga je er waarschijnlijk in geloven en dan je je misschien zelfs ook zo gedragen. Ze deelt een aantal zeer droevige herinneringen: “Ik was rond de 12 of 13 en veel van mijn vrienden hadden anorexia. Ik heb zelf ook een eetstoornis ontwikkeld en ik herinner me dat mijn ouders me nauwelijks steunden: ‘Dit is zo’n bullshit; je bent gedraagt je als een klein kind.’ Ze brachten me naar een kliniek voor therapie en zelfs jaren nadat de stoornis was opgelost, zei mijn moeder wanneer ik geen zin had om te eten of zoiets: ‘Oh, niet weer deze shit…’ Die momenten horen bij de grootste dieptepunten in mijn leven, dat ik me realiseerde dat ze me niet serieus nam bij de dingen die moeilijk waren voor me. Het kon haar niet echt wat schelen of, als het haar wel wat kon schelen, liet ze dat wel op een heel rare manier merken.”

“Hadden je zussen dezelfde problemen met je ouders?” Ze is heel vastberaden: “Nee, het betrof alleen mij! Zij gingen er op heel andere manieren mee om. Ze waren erg goed in het niet provoceren van mijn moeder en geen knuppels in het hoenderhok gooien. Ik ergerde mijn ouders constant, praatte terug en ging met plezier de strijd aan. Mijn beide zussen leerden het spel beter te spelen, denk ik, terwijl ze me ook als de oudere zus zagen en beseften dat ze het niet wilden doen zoals ik deed.” Op de vraag wat ‘het spel’ was, antwoordt ze onverschrokken: “Oh, hoe mam niet pissig te maken, hoe de vrede in huis te bewaren!” We bieden een alternatieve optie: “Maar wat als het spel zou zijn ‘hoe blijf ik het dichtst bij mijn authenticiteit’, misschien ben jij dan de winnaar …?” Ze kijkt, pauzeert en knikt dan: “Ja, zeker… Ik was eigenlijk geschokt toen ik van mijn zussen hoorde dat ze zich emotioneel precies zo voelden als ik. Ze gingen er alleen anders mee om. Ik sprak altijd mijn mening uit, en daardoor leidde alles voortdurend tot strijd, terwijl zij gewoon ‘ja mama’ zeiden en naar hun kamer gingen. Ik denk dat mij goed observeerder en de consequenties leerden kennen.” We vragen ons af of ze, terugkijkend, wenst dat ze de situatie anders had aangepakt en ze antwoordt met een volmondig ‘Nee!’ “Ik ben blij dat ik hoe dan ook trouw ben gebleven aan mezelf, ook al heeft het me veel pijn gekost. Ik denk niet dat ik daar gewoon zou kunnen zitten en alles zou pikken; dat is gewoon niet hoe ik ben. Welke persoonlijkheid ik in die jaren ook heb ontwikkeld, alles heeft me geleid naar waar ik nu ben en naar het fantastische leven dat ik nu leid. Dus, hoe kan ik er spijt van krijgen als ik zo gelukkig ben met waar ik nu sta?”

We vieren deze conclusie met Elizabeth mee en vragen ons af of ze het gevoel heeft dat bepaalde aspecten van haar jeugd bijzonder relevant zijn voor haar persoonlijke ontwikkeling in haar leven. “Ik denk dat ik tot op de dag van vandaag een onverzadigbare nieuwsgierigheid heb die voortkomt uit alle activiteiten waaraan ik als kind heb mogen deelnemen. Die gretigheid voedt mijn liefde voor reizen, mijn liefde voor echte ‘nerd’ dingen en mijn wens om een ​​master te behalen in het vakgebied dat ik heb gekozen. Dat vind ik heel leuk aan mezelf. Ik heb veel kunnen doen, zolang het maar niet buiten het domein van mijn ouders was. Ze waren rond mijn 18e bijvoorbeeld heel duidelijk over het niet financieren van mijn universiteit als het geen christelijke opleiding was: ‘Ga gerust naar een seculiere school, maar dan sta je er alleen voor’, zeiden ze.”

Dan: “Mijn moeder noemde me altijd manipulatief. In zekere zin had ze gelijk: ik kan dat wel zijn; Ik probeer meestal mijn zin te krijgen. Ik schijn ook het humeur van mijn moeder te hebben geërfd, het heethoofdige, ‘kom-maar-op-want-ik-vecht’-achtige. Woede is vaak mijn eerste reactie in geval van frustratie en dit was echt iets waaraan ik moest werken toen mijn partner en ik gingen samenwonen; ik moet andere manieren vinden om mijn woede te kanaliseren. Het feit dat hij zo’n geweldig persoon is en echt niet-confronterend, is zo behulpzaam geweest. Ik ben veel reflectiever geworden over mijn eigen gedrag en ik kan om feedback vragen over hoe ik heb gereageerd en mijn excuses aanbieden wanneer dat nodig is. Me verontschuldigen maakte me altijd zo ongemakkelijk; ik wilde gewoon niet toegeven dat ik ongelijk had…’ Ze klemt haar tanden op elkaar als ze denkt aan hoe het voor haar voelde en schudt haar hoofd. “Nu kan ik zeggen ‘kijk, het spijt me; kan ik het goedmaken met je?’ en dat voelt heel goed. Het is zo’n verschil…” Mijn moeder heeft nooit haar excuses aangeboden aan ons, nooit, niet aan mij en mijn zussen, en niet aan mijn vader. Ik heb nooit geleerd hoe ik mijn excuses moet aanbieden aan anderen. Pas later leerde ik dat je dat moet kunnen, als je dingen met mensen wilt oplossen.” Ze vertelt hoe ze de laatste periode, in COVID-tijd, wat meer contact met haar moeder heeft gehad, hoewel het vertrouwen dat nog over was, zwaar beschadigd is. “Ik wil de ervaring die mijn moeder met haar moeder had niet herhalen, om aan haar sterfbed te staan en het gevoel te hebben dat we nooit hebben geprobeerd om dingen op te lossen. Ze is alleen nog steeds niet erg zelfbewust en het zou moeilijk voor me zijn om met haar te praten over alles wat er is gebeurd zonder haar te beschuldigen of haar in de verdediging te laten schieten.’

Volgende week zullen we het hebben over slechte gewoonten en verslaving, vermijden ze onder ogen te zien, en het genezingsproces dat door onvoorwaardelijke liefde wordt ondersteund.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 1 – Deze week: Elizabeth, Deel 2

Wanneer schaamte en gebrek aan verbinding verhinderen dat je je thuis voelt

Vorige week hebben we een begin gemaakt met het verkennen van Elizabeths jeugd, de dingen die ze zich nog goed kon herinneren en de dingen die op de een of andere manier verdwenen leken te zijn.
We duiken dieper in haar jongste jaren en vragen of er een bepaalde sfeer is die ze zich van die tijd kan herinneren. Ze zit en denkt na… Op de achtergrond horen we het geluid van meeuwen die over het balkon vliegen. Vervolgens noemt ze het vioolspelen op 3- of 4-jarige leeftijd, de op- en neergaande relatie met haar zus en een aantal specifieke herinneringen aan de kerk. “Veel van mijn goede vrienden uit de tijd dat ik jong was, kwamen uit de kerk. Ik heb herinneringen aan spelen buiten de kerk in een enorm korenveld, of in de zomers naar Jezuskamp gaan – dat soort dingen.”

“Was er iets van een echt gemeenschapsgevoel?”

Ze beaamt dat: “Ja, zeker een gemeenschapsgevoel. Vreemd, toch? Ik was super, megareligieus tot ik ongeveer 16 was. Een groot deel van mijn jeugd was ik echt helemaal dol op de kerk, de evangelische tak. Ik bestudeerde de Bijbel, deed workshops en ging naar kampen. Er was echter ook een aspect van ‘shaming’, schaamte oproepen, en van controle. Ik herinner het me heel duidelijk, ik was ongeveer 10 – je mocht geen korte broeken boven je knie of mouwen boven je schouder dragen, of mobiele telefoons bij je hebben. Op een dag had ik een korte broek die tot net boven de knie kwam, en de kampdirecteur nam me apart en gaf me een preek over hoe dat ongepast was en zei dat ik me moest omkleden. Ik schaamde me zo… Er was zeker een element van ‘shaming en blaming’, en zeer strikte regels waaraan we ons moesten houden.
Toch hadden we ook veel plezier tijdens de kampen en samen met al mijn vrienden voelde ik me echt thuis in deze gemeenschap. Het voelt soms alsof de belangrijkste fases van groter worden zich in deze kampen afspeelden: de eerste jongen op wie ik verliefd was, mijn eerste menstruatie (een grote mijlpaal voor me), dat ik werd gedoopt – heel veel levensgebeurtenissen vonden plaats in de zomers in het Jezuskamp. Ik was er dus zeer aan gehecht; het was zo’n groot deel van mijn leven en dat is waarschijnlijk de reden waarom het tot mijn 16e of 17e heeft geduurd om het geloof achter me te laten.”
Op de vraag wat er gebeurde op die leeftijd, zegt ze dat het geen bepalend punt was, maar meer een geleidelijk proces met lezen en denken en het in twijfel trekken van de traditionele opvattingen van haar ouders en de gemeenschap, bijvoorbeeld over homoseksualiteit en religie.

“Een van de weinige herinneringen die ik heb van toen ik een jaar of vijf was – ik nam elke dag de stereotypische gele bus naar school en ik zat naast een meisje genaamd Zoe, en Zoe vertelde me op een dag (nadat ze ontdekte dat ik op die leeftijd zo christelijk was als je maar kunt zijn op die leeftijd) dat ‘God niet echt is’. En ik had zoiets van… ‘Wat bedoel je, God is niet echt?’ Dit was de eerste keer dat ik zoiets hoorde, dus ik ging naar mijn moeder en vroeg: ‘Mam, bestaat God echt?’ Ze werd zo boos: ‘Hoe durf je deze vraag te stellen! Natuurlijk bestaat God echt, je zou je moeten schamen!’ Ik herinner me dat ik gewoon wat troost zocht, iets van: ‘Laten we erover praten en het bespreken, waarom vraag je dit’… dat soort gesprekken. Zo ging het helemaal niet; mijn moeder toonde geen nieuwsgierigheid naar mijn vragen. Toen dacht ik: ‘Natuurlijk heeft ze gelijk, hoe kan ik dat vragen…’ Maar als ik me dat nu nog zo levendig herinner, heeft het me duidelijk meer geraakt dan ik dacht.” Ze vervolgt: “Ik was een heel slim meisje dat eindeloos vragen over de wereld stelde en verschillende ideologieën om me heen zag. Dat maakte me steeds nieuwsgieriger naar andere omgevingen en toen ik 18 werd, besloot ik het huis en de kerk te verlaten.”

In de voorgaande paragrafen heeft Elizabeth het woord ‘schaamte’ meerdere keren genoemd. Schaamte is een zeer moeilijk begrip om mee om te gaan, zowel voor degenen die het ervaren als voor degenen die het onderzoeken en proberen uit te leggen, omdat het een zeer gecompliceerde emotie is met veel sociaal-culturele aspecten. Als we jong zijn, hebben we de liefde van onze naaste verzorgers nodig om een gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen, het idee dat we het waard zijn om liefde en verbondenheid te ervaren. Gestresste en strijdende ouders stralen een energie uit die wordt opgepikt door hun kinderen, die, afhankelijk als ze zijn van hun ouders om te overleven, de ouderlijke ellende proberen te verlichten en zichzelf gemakkelijk de schuld ervan kunnen geven. Het zelfverwijt verandert vaak in schaamte, wat een indringend, vernietigend effect kan hebben op iemands gevoel van eigenwaarde: ‘Verdien ik het om bemind te worden? Zullen deze mensen me in de steek laten omdat ze slecht over me denken? Moet ik voldoen aan wat er van mij wordt gevraagd, zodat men mij weer waardevol vindt omdat ik me heb aangepast?’
Zulke overwegingen wekken een diep gevoel van angst op en kunnen mensen in een constante stress-modus brengen waarin allerlei verdedigingsmechanismen worden geactiveerd. Als mens hunkeren we naar een zinvolle verbinding met anderen, waarin we onszelf kunnen zijn, en als we die niet kunnen krijgen van degenen in onze sociale omgeving, zoeken we naar andere bronnen van troost en manieren om het gevoel van eenzaamheid en gebrek aan verbondenheid te verdoven (en precies dat is waar verslavingen en ander ongezond gedrag op de loer liggen).
In haar boek ‘Daring Greatly’ spreekt sociaal wetenschapper Brené Brown over hoe ‘aanpassen’ precies het tegenovergestelde is van ‘je thuis voelen’. Je aanpassen betekent vaak dat je een situatie beoordeelt en probeert te voldoen aan de normen van de groep; die accepteert je *ondanks* je authenticiteit, zolang je je maar ‘gedraagt’. Je thuis voelen betekent dat mensen je accepteren *vanwege* je authenticiteit; je hoeft niet te veranderen wie je bent – je hoeft alleen te zijn wie je bent. Elizabeth geeft een paar voorbeelden waarbij ze zich ongemakkelijk voelde als ze zich aanpaste aan de normen van anderen. Ze verloor daarmee op de een of andere manier de verbinding met zichzelf, iets wat ze pas jaren later ontdekte; ze zegt zelfs dat ze nog steeds bezig is om zich opnieuw met haar authentieke zelf te verbinden.

Naar aanleiding van het gesprek met haar moeder over religie, praten we over andere situaties waarin ze troost zocht en over wie haar die troost kon bieden. “Ik denk dat mijn vader en mijn zus degenen waren. Mijn vader… hij is heel rustig, heel niet-confronterend. Aan de andere kant… Ik haatte hem uiteindelijk ook, omdat hij nooit opkwam voor mij en mijn zus; hij stond altijd aan mijn moeders kant. Maar tegelijkertijd was hij een heel vriendelijk en zachtaardig persoon, dus als ik echt van streek zou zijn, zou hij degene zijn naar wie ik toe zou gaan. Toch was dit niet in termen van ‘ik worstel met mijn wereldbeeld en ik heb hulp nodig…’ Daarmee zou ik ook niet naar mijn vader gaan. Ja, als ik terugkijk, voel ik dat er echt een gapend gat was, dat ik niemand had die ouder was en naar wie ik toe kon gaan voor advies of troost. Dat ontbrak voor mij in de ervaring met mijn ouders; er was niemand op wie ik altijd kon rekenen, geen constante…” We vragen ons af of het een gebrek was aan een continue hechtingsfiguur en ze zegt: “Ja, precies. Je wisselt elk jaar van leraar, je gaat weg; er zijn mensen met wie je niet echt kunt praten omdat ze vrienden zijn van je moeder uit de kerk, enzovoort. Zelfs nu voel ik hetzelfde, vooral omdat ik allerlei mijlpalen in mijn leven doormaak, zoals het krijgen van mijn eerste baan nu. Ik zou graag met mijn moeder willen praten over de grote stappen die ik zet en haar vertellen hoe ik me voel, maar zo’n band is er niet echt.”
Dit gevoel van gebrek aan vertrouwde figuren kan dus blijven bestaan ​​tot in de volwassenheid; de ervaring wordt een constante gedurende het hele leven. Voor Elizabeth maakte de eenzaamheid de kindertijd moeilijk en het gevoel blijft ook in de volwassenheid complex.

De vraag rijst of dat gebrek aan verbondenheid alleen met de religieuze aspecten te maken heeft. Elizabeth zegt dat haar moeder christen werd nadat haar ouders verkering kregen op de universiteit. Haar vader groeide op met de kerk, maar haar moeder trad pas later toe en was toen zeer toegewijd. “Ik denk dat mijn moeder op zoek was naar zingeving in haar eigen leven, omdat ze een vreselijk verschrikkelijke relatie met haar ouders had. Toen ik vier jaar oud was, gebeurde er iets tijdens een bezoek aan mijn grootouders. Mijn moeder liep weg en we gingen nooit meer naar ze toe. Ik was 12 toen mijn oma stierf, maar we gingen niet naar haar begrafenis. Er werd niet over gesproken; ik had geen emotionele band met haar en ik miste haar niet toen ze stierf. Rond die tijd, toen ik al in Europa was, kwam ik erachter dat mijn moeder een blog had geschreven met foto’s van haar laatste bezoek aan mijn oma, haar moeder, nadat ze haar jarenlang niet had gezien. Blijkbaar vond er een gesprek plaats waarin mijn oma tegen mijn moeder zei: ‘Ik ben zo teleurgesteld in je, je bent zo’n mislukkeling’, en toen stierf ze… Ik was echt geschokt toen ik dat las.” We bespreken dat, ongeacht of dit de precieze woorden waren, dit is hoe het bij haar moeder is aangekomen: ‘Dus … helemaal waar of niet… dit is het gevoel dat ze eraan overhield, dus, hè? Dit is wat ze heeft geïnternaliseerd. Ik begrijp volledig dat mijn problemen met met mijn moeder toen ik opgroeide, volledig voortkomen uit de problemen die zij had met háár moeder. We hebben er alleen nooit echt over gesproken en ik heb geen idee hoe ik het ter sprake zou kunnen brengen, wetende hoe gevoelig dit onderwerp voor haar is. Soms heb ik het gevoel dat ik heel dat verhaal overdrijf, maar ik ben me gaan realiseren dat de manier waarop het me nu beïnvloedt, laat zien hoe relevant het was en hoe logisch mijn gevoel van weerzin.”

In deze trieste regels horen we Elizabeth uitweiden over de intergenerationele effecten van trauma. Haar moeder heeft duidelijk geleden onder een zeer moeilijke relatie met haar eigen moeder, en achteraf kan Elizabeth zien hoe dit van invloed was op de manier waarop haar moeder haar en haar zussen opvoedde. Een verband zien tussen je eigen jeugd en die van je ouders is al een belangrijke ontdekking om te doen, één die kan dienen als een eerste stap naar een beter begrip van waar relationele en andere problemen misschien vandaan komen.

De vraag hoe je hiermee kunt omgaan is heel belangrijk. In alle situaties waar trauma aanwezig is en waar schaamte en schuld vaak een belangrijke rol spelen, kan het nuttig zijn om te weten wat de onderstromen zijn, de onderwerpen die niet ter sprake komen, maar die wel aanwezig zijn en een negatieve invloed hebben op de relaties binnen een gezin, een gemeenschap, of zelfs een hele cultuur. Deze onderstromen kunnen soms zichtbaar worden gemaakt door een niet-invasieve aanpak waarbij de vraag centraal staat: ‘Wat is er met je gebeurd? Wat is je verhaal?’ Als we een omgeving kunnen bieden met ‘holding space’, ruimte voor de ander waarin we met heel ons hart en zonder oordeel kunnen luisteren, en als we daarbij ‘compassionate inquiry’ kunnen toepassen (met mededogen vragen naar wat er is gebeurd), dan kunnen mensen misschien de moed vinden om hun verhaal te vertellen, om met nieuwe ogen en meer compassie te kijken naar hun eigen levensgeschiedenis te kijken. Dit kan een zeer helende werking hebben op alle betrokkenen.

Volgende week gaan we nog dieper in op de gezinssfeer bij Elizabeth thuis.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 1 – Deze week: Elizabeth, Deel 1

Deze week starten we met een serie over ervaringsdeskundigheid met ACE’s. We delen een aantal blogs met je die zijn gebaseerd op een interview met Elizabeth (pseudoniem). In het gesprek dat we met haar hadden, was ze geweldig moedig en open en we voelen ons vereerd dat we met ons publiek de inzichten mogen delen die ze in de loop der jaren heeft gekregen en waarover ze met ons sprak. Houd ons blog in de gaten de komende weken!

Wanneer de herinnering aan de kindertijd verdwenen lijkt

Er werd veel regen verwacht voor vandaag, maar tegen de tijd dat we op de fiets het station verlaten is het droog. We doorkruisen de stad met een telefoon in de hand zodat de GPS ons naar haar huis kan leiden. Elizabeth had verteld hoe blij ze was met hoe haar leven het afgelopen jaar was veranderd. Enthousiast vertelde ze over het nieuwe, mooiere en veel goedkopere appartement dat zij en haar partner hadden gevonden, hoe ze eindelijk een verblijfsvergunning had om de komende vijf jaar in Nederland te blijven en te werken, en hoe ze een baan kreeg bij een liefdadigheidsstichting in een zeer internationaal team.” Alles waar ik zo gestrest en verbitterd over was, is opgelost en ik voel een overweldigende vreugde!”, had ze gezegd. Toch was ze zich nog steeds zeer bewust van wat ze eerder zo moeilijk had gevonden. Nu ze eindelijk meer ruimte in haar hoofd voelde, had ze besloten dat ze naar een psycholoog wilde en dat ze de problemen uit haar vroege jaren wilde aanpakken. Ze wilde schoon schip maken met ‘alle shit die naar boven kwam’, zoals ze het noemde: “Ik ga er nu eindelijk prioriteit aan geven om te genezen van het verleden!” Ongeveer een jaar eerder hadden we het werk van John Bowlby besproken en nadat ze twee titels van iemand had geleend, besloot ze die zelf aan te schaffen, omdat ze er dieper in wilde duiken. Onze uitnodiging om haar te interviewen leek goed bij dat doel te passen en we sluiten niet uit dat de bijeenkomst intens wordt.

We bellen aan en via de intercom zegt ze dat ze naar beneden komt. Als ze de deur opent, barsten we alle drie uit in een grote glimlach. Wat mooi om elkaar weer te ontmoeten na zo’n lange tijd! We begroeten elkaar en dan gaat ze ons voor naar boven. Een eerste trap, een tweede, een steile klim langs wit geschilderde muren en een witte, mooi uitgesneden houten trap. Bovenaan opent ze de afgesloten deur naar nog een derde trap en dan zijn we in hun knusse appartement, waar het daglicht van beide kanten binnenstroomt. De woonkamer heeft een comfortabele bank in één hoek, met zicht op een groot tv-scherm, en een ronde tafel met vier stoelen in de andere, planten op verschillende plaatsen, een studeerhoek aan de overzijde van de kamer, de keuken ertussen, pannen en keukengerei op een lang aanrecht waarvan de achterwand langs de trap loopt waar we naar boven zijn gekomen, magneetdoosjes met kruiden op de koelkast, verschillende theesmaken aan de zijkant ervan, een slaapkamer met een veelkleurig, bloemrijk dekbedovertrek en een oliebrander met een brandende kaars in de badkamer. Het is duidelijk dat ze zichzelf in dit huis een thuis hebben gecreëerd en het is goed om haar opgewekt en stralend te zien met een nieuw kapsel.

Ze zet thee en koffie voor ons en nadat we hebben bijgepraat over wat we hebben uitgespookt, beginnen we aan het interview. We leggen uit dat we wel vragen hebben voorbereid, maar voegen er voor de grap aan toe dat het interview meer ‘semi’ dan ‘gestructureerd’ zal zijn . We lachen allemaal om de vertrouwdheid van de terminologie. We zeggen dat ze met de vragen iedere richting kan kiezen die ze wil. Ze kan ze zo diep of zo oppervlakkig beantwoorden als waar ze zich goed bij voelt. Ze knikt en lijkt te popelen om te beginnen. Meteen vanaf de eerste vraag, over wat ze zich kan herinneren uit haar vroege jeugd en welke periode daarin bijzonder relevant lijkt, raakt Elizabeth aspecten van jeugdtrauma aan die zeer kenmerkend zijn. Ze denkt na en antwoordt: “Na jullie uitnodiging voor een interview, realiseerde ik me dat ik me eigenlijk niet veel meer herinner van mijn kindertijd. Ik herinner het me echt niet meer.” Ze bevestigt onze opmerking dat dit op zich interessant is: “Ja, en het is apart, want mijn zus heeft bijvoorbeeld een haarscherpe herinnering aan heel veel dingen en die kan dan zeggen ‘weet je nog toen we dit en dit deden?’, en ik heb dan zoiets van ‘nee, geen idee…’ Ik voelde me er een beetje raar, een beetje ongemakkelijk bij, vooral omdat veel mensen met wie je praat van die herinneringen en ervaringen hebben van toen ze heel klein waren, en voor mij is het bijna alsof het er niet eens is, alsof het is uitgewist… Het is ongemakkelijk, maar ik ervaar het niet als verontrustend. Het is een beetje ‘het is wat het is’.”

Hoewel het gebrek aan herinneringen voor Elizabeth misschien niet al te verontrustend is, verdient haar ervaring een nadere blik. De wetenschap vertelt ons dat wanneer we ons onveilig voelen en onze stressniveaus stijgen, we veelal een van meerdere mogelijke overlevingsstrategieën hanteren: vechten, vluchten, bevriezen of veinzen (de neiging om onze ’tegenstander’ te plezieren of te paaien). Onze hormonale toestand wordt zodanig dat we volledig alert zijn en klaar om te ontsnappen aan het gevaar dat ons bedreigt. Dit brengt ons in een ‘veilige modus’, waar ons evolutionair oudere oerbrein (voornamelijk verantwoordelijk voor de meer basale functies) het overneemt, en onze evolutionair nieuwere neocortex (voornamelijk verantwoordelijk voor de meer complexe en analytische functies) niet langer het stuur in handen heeft. Het feit dat we in stresssituaties gefocust zijn op overleven en het hervinden van veiligheid, zorgt ervoor dat onze hersenen herinneringen niet zo goed verwerken en opslaan als wanneer we ons in een niet-gestreste, veilige toestand bevinden, waarin we aandacht kunnen besteden aan onze omgeving en die kunnen integreren in ons geheugen. Als deze toestand weken, maanden of jaren aanhoudt en we het gebied betreden van (chronische) ‘toxische stress’, kan het kortetermijngeheugenverlies inderdaad een algemene toestand worden van langdurige ‘amnesie’. Natuurlijk kunnen we nooit zeker weten of dit het geval was voor Elizabeth, maar dit is een veelvoorkomend scenario, dat gezien haar verhaal niet al te vergezocht lijkt.

Er is echter genoeg dat Elizabeth wel weet en heeft onthouden. Ze is de oudste van drie en haar familie is voor haar eerste verjaardag naar een ander deel van het land verhuisd. Minder dan een jaar later verhuisde ze weer en daar groeide ze op in een buitenwijk van een grote stad, een plek waar grote gezinnen allemaal blank waren, allemaal behoorlijk welvarend, allemaal met 2,5 kinderen, en allemaal in het bezit van een tuin met een gazon met een hek eromheen. “Zo’n plek is zo walgelijk stereotiep”, zegt ze, terwijl ze haar hoofd schudt en met haar ogen rolt. “Het was een heel homogene en christelijke omgeving; ik had geen zwarte vrienden en ik had echt het gevoel dat ik in een bubbel opgroeide.” Op de vraag wanneer ze zich realiseerde dat ze in deze bubbel leefde, zegt ze dat ze het herkende toen ze een tiener was: “Als kind wist ik natuurlijk niets. Een deel van de reden waarom ik naar een ander continent verhuisde toen ik 18 was, was dat ik wist dat er meer moest zijn buiten mijn kringetje. Er moest gewoon meer zijn dan de omgeving waaraan ik gewend was. Ik was benieuwd hoe de echte wereld eruit zag, en niet alleen dit kleine hoekje, waar de meeste van mijn vrienden rijke ouders hadden (inclusief de mijne), grote huizen, vakanties in het buitenland… noem maar op. De scholen daar worden door de overheid gefinancierd uit de onroerendgoedbelasting die door de omliggende huizenbezitters wordt betaald, wat betekent dat als je een rijke buurt hebt, je school goed gefinancierd wordt, zoals ook de onze. We hadden cursussen om zweefvliegtuigpiloot te worden met uitstapjes naar het vliegveld en al dat soort dingen; het was krankzinnig!”

Ook dit is interessant en verdient een nadere bespreking. Een deel van wat de oorspronkelijke ACE-studie van Anda en Felitti uit 1998 aantoonde, was dat ACE’s niet alleen veel voorkomen onder economisch achtergestelde, arme of minderheidsgemeenschappen. Ze doen zich ook voor in hoogopgeleide omgevingen, onder mensen die het financieel goed hebben en een hoge sociaaleconomische status genieten, maar die emotioneel of qua persoonlijke contacten in armoede leven of die een gevoel van verbondenheid missen, een gevoel erbij te horen. We kunnen er helemaal kapot van zijn, het gevoel geen deel uit te maken van een liefhebbende ‘stam’, van een groep met mensen die ons werkelijk begrijpen, die ons horen en zien en van ons houden, niet ondanks onze eigenaardigheden, maar juist vanwege onze authenticiteit. Mensen zijn gemaakt om zich te verbinden met anderen en als die verbinding er niet is, is gedijen een zware opgave. De meesten van ons beschouwen de omgeving waarin we opgroeien echter als ‘normaal’, omdat die het enige is wat we hebben en het enige wat we kennen.

Het is soms bijna onmogelijk om erachter te komen dat wat je als kind meemaakt, niet normaal, niet eerlijk, niet gezond is. Je leeft met wat je gewend bent en waarmee je van jongs af aan bent ‘gevoed’. Het trieste van zo’n situatie is dat deze vroege ervaringen in hoge mate je opvattingen en overtuigingen zullen vormen. Je gaat misschien denken dat het leven er nu eenmaal zo uitziet; het kan zijn dat je gaat geloven dat dit nu eenmaal de manier is waarop de wereld werkt, dat het normaal is om geen mensen te hebben bij wie je terecht kunt als je je gevangen voelt in eenzaamheid, ellende of gevaar. De schaamte die gepaard gaat met dit gevoel van ‘nooit genoeg’ te zijn, dit gevoel van niks waard te zijn, kan ervoor zorgen dat je je verbergt, dat je terugtrekt en afsluit, in plaats van contact te maken met responsieve anderen. Pas als je wereld groter wordt en je kennismaakt met andere gezins- en gemeenschapsculturen, andere manieren waarop mensen met elkaar omgaan, andere communicatiestijlen, kun je misschien leren om vanuit een ander perspectief naar het leven te kijken. Soms gebeurt dit al op vrij jonge leeftijd, soms pas veel later, waardoor je ook veel meer tijd nodig hebt om te genezen.

De volgende keer zullen we meer te weten komen over hoe Elizabeth de wereld heeft ervaren waarin ze opgroeide.

Positive Childhood Experiences: veerkracht opbouwen en toxische stress verzachten door veiligheid en verbinding

De vorige keer noemden we Positive Childhood Experiences (positieve ervaringen in de kindertijd, PCE’s) in onze blogpost over traumageïnformeerd onderwijs.
Deze week zullen we onderzoeken wat PCE’s zijn en hoe zowel het terugbrengen van blootstelling aan Adverse Childhood Experiences (ACE’s) als het bevorderen van het bewustzijn omtrent PCE’s, kan helpen bij het vormen van veerkrachtige kinderen, die zich veilig voelen en verbonden met anderen. Zo’n fundament bereidt kinderen voor op een gezonde en bevredigend volwassen leven. Als ACE’s zo’n langdurige impact kunnen hebben op de gezondheid en het welzijn van een persoon, dan ligt het voor de hand dat PCE’s kunnen helpen om bepaalde effecten van ACE’s te verminderen. De kern hiervan is in feite de salutogenetische benadering die we eerder hebben besproken; het gaat om een ander paradigma, een andere manier van kijken. Wat een prominentere plaats verdient in relatie tot volksgezondheid is niet de vraag hoe ziekte kan worden voorkomen, maar hoe gezondheid en welzijn kunnen worden behouden en bereikt. Waar een pathogene benadering grotendeels reactief en retrospectief is, gebaseerd op onrust en risicomijding, is salutogenese in de basis een proactieve, prospectieve benadering, gebaseerd op vertrouwen en het zoeken naar welzijn.

Laten we, om te verduidelijken wat PCE’s zijn, eerst kijken naar hoe een goede, gelukkige jeugd eruitziet.

Wat is een gelukkige jeugd?

Vragen wat een gelukkige jeugd is, kan aanvoelen als een vreemde vraag. Door te zoeken naar een omschrijving van hoe een goede jeugd eruitziet, wordt het gemakkelijker om goed te begrijpen wat voor soort ervaringen bijdragen aan gelukkige vroege levensjaren.
Er is al heel wat overeenstemming over wat kinderen het meest nodig hebben voor een goede en gelukkige jeugd; daarbij gaat het om een verscheidenheid aan responsieve, zorgzame relaties met de volwassenen in het gezin en de gemeenschap van het kind, relaties waardoor het kind zich met die mensen verbonden voelt. Dit soort zorgzame relaties vormen de veilige basis die een kind nodig heeft om met plezier en vol vertrouwen zijn omgeving te verkennen. Met een veilige basis is het niet eng om als baby, peuter of tiener eropuit te gaan; dan wordt het een avontuur. Het wordt een reis waarbij je nieuwe dingen zult leren, terwijl je weet dat je altijd kunt terugkeren naar dat veilige nest van thuis. Veilige en stabiele relaties helpen baby’s om uit te groeien tot veerkrachtige kinderen die vervolgens veerkrachtige volwassenen worden.

Wat zijn positieve ervaringen uit de kindertijd (PCE’s)?

Om erachter te komen wat het effect is van PCE’s op het verzachten van ACE’s en het opbouwen van veerkracht, hebben onderzoekers van de the Johns Hopkins University de volgende PCE’s gedefinieerd. Ze hebben een grootschalig onderzoek opgezet onder een groep volwassenen in Wisconsin en daarin werden zeven PCE’s bestudeerd. De eerste drie richten zich op de gezinsomgeving van het kind en de rest focust vrienden en de gemeenschap van het kind. De PCE’s zijn de volgende:


  1. In staat zijn om met je familie over je gevoelens te praten
    Het delen van gevoelens en emoties geeft je het gevoel erbij te horen en je begrepen te weten. Het is een belangrijke manier om stressniveaus te reguleren en te verlagen; daarmee kun je voorkomen dat ze toxisch worden. Kinderen coachen met hun gevoelens is bovendien een geweldige kans voor ouders en verzorgers om kinderen te helpen bij het opbouwen van hun emotionele intelligentie.
  2. Het gevoel hebben dat je familie je bijstond in moeilijke tijden
    De aanwezigheid van een volwassene kan een bufferend effect hebben wanneer een kind moeilijke tijden doormaakt of stress ervaart die giftig zou kunnen worden zonder die bufferende bescherming. Kinderen voelen zich gesteund en getroost door de aanwezigheid van stabiele volwassenen, door hun rustgevende woorden en doordat ze ‘holding space’ bieden, ruimte om zonder oordeel te luisteren. Dit geeft hun die ongelooflijk belangrijke boodschap dat ze niet alleen zijn, dat ze worden gerespecteerd in hun uniekheid en hun emoties.
  3. Je veilig en beschermd voelen door een volwassene bij je thuis
    Je veilig en beschermd voelen is een menselijke basisbehoefte. Sterker nog, als je je niet veilig voelt, kunnen allerlei functies in je lichaam niet meer goed werken. Er zijn veel manieren waarop een volwassene een kind een veilig en beschermd gevoel kan geven. Ouders kunnen fysiek voor het kind zorgen door in te spelen op behoeften. Ze kunnen overweldigende ervaringen samen doorspreken en ze kunnen hun kind helpen bij het coreguleren na een stressvolle gebeurtenis/ervaring.
  4. Minstens twee volwassenen hebben, die niet je ouders zijn, die oprechte interesse in je hebben
    Ondersteunende volwassenen met wie een kind een gezonde hechtingsrelatie kan vormen en bij wie het naast de ouders terecht kan, zijn voor kinderen van groot belang. Deze volwassenen zijn vooral belangrijk als de ouders van het kind moeite hebben met het bieden van de eerdergenoemde veiligheid en ondersteuning. Deze volwassenen kunnen familieleden zijn, buren, leraren, coaches, therapeuten, (studie)adviseurs – het kan de meest onverwachte persoon zijn. Zulke volwassenen kunnen een rol spelen in het leven van het kind, omdat het kind in het contact momenten van verbinding ervaart en een veilige haven te midden van chaos en overweldiging.
  5. Je gesteund voelen door vrienden
    Weten dat je vrienden hebt bij wie je terecht kunt, mensen die naar je luisteren, die pal achter en pal voor je staan, die met je lachen en huilen en begrijpen wat je nodig hebt… dat is een grote rijkdom als het op steun aankomt. Opnieuw zijn het de koesterende, krachtige, gezonde relaties die je door de stormen zullen helpen door middel van de coregulatie die ze te bieden hebben.
  6. Genieten van deelname aan tradities binnen je gemeenschap
    Tradities helpen om ons deel van een groter geheel te voelen. Ze kunnen helpen om familieleden met elkaar te verbinden, mensen bij elkaar te brengen en hen te laten deelnemen aan traditionele gebruiken. Tradities kunnen je helpen een gevoel van verbondenheid en zingeving te ervaren. Er zijn tal van voorbeelden van gemeenschappen, bijvoorbeeld een buurt, een school, een stad of een wijk, een groepen ervaringsdeskundigen van een bepaalde ziekte of handicap, een groep die is opgericht om het bewustzijn over een bepaald probleem te vergroten, een club rond een hobby en meer
  7. Het gevoel erbij te horen op de middelbare school (geldt niet voor hen die niet naar school gingen of thuisonderwijs kregen)
    Een gevoel van verbondenheid op school kan je helpen om meer veerkracht op te bouwen voor situaties met tegenslag. Kinderen die betrokken zijn bij anderen en bij activiteiten op school, hebben meer veerkracht en minder chronische ziektes in de kindertijd. Het aanpakken van vroegkinderlijk trauma in de schoolomgeving verdient het om hoog op de agenda te staan ​​van nationaal en lokaal beleid om de effecten van toxische stress en ACE’s te verminderen.

De interacties tussen PCE’s en ACE’s

Sommige studies hebben de interacties tussen PCE’s en ACE’s onderzocht om te zien wat de relatie is tussen deze twee. Daaruit bleek zowaar dat specifieke positieve ervaringen, zoals de steun van het gezin, de nabijheid van familie en het reageren op gezondheidsbehoeften, de negatieve uitkomsten van ACE’s verminderden, zoals ongewenste zwangerschappen en psychische problemen op volwassen leeftijd.
Ondanks deze bevindingen zijn er maar weinig studies die PCE’s en ACE’s in samenhang hebben geëvalueerd. Wat we echter wel weten, is dat hoe meer PCE’s mensen in hun kindertijd ervaren, hoe groter de kans is dat ze als volwassene emotionele en sociale steun zoeken. Ook de resultaten ten aanzien van de geestelijke gezondheid zijn dan beter.

Conclusie

Zoals je misschien al hebt geraden, is het promoten van PCE’s iets dat elke gemeenschap zou moeten doen, ten eerste om ACEs te voorkomen en daarnaast om de effecten op de gezondheid te verzachten als er toch sprake is van ACE’s. Als ACE’s en toxische stress in de kindertijd zelfs decennia later zo’n enorme impact kunnen hebben op de gezondheid en het welzijn, is het geen verrassing dat PCE’s een preventief en beschermend effect kunnen hebben. Dat betekent dat het voor elke samenleving op heel veel niveaus zeer de moeite waard is om in dit soort ervaringen te investeren. Proactief op zoek naar positieve betrokkenheid: wat een mooie manier om te inspireren en geïnspireerd te worden!

Wat zijn positieve ervaringen uit de kindertijd (PCE's)? Infographic