Boekbespreking ‘Gewoon speciaal’ door Bart Heeling

Onlangs las ik het boek Gewoon speciaal – kijken vanuit kindperspectief van Bart Heeling, uitgegeven als hardcover en geïllustreerd met tekeningen van Mariët van der Merwe. Wat begon als verhaaltjes op LinkedIn is daarmee geworden tot een vlot leesbaar en tegelijk van veel wijsheid getuigend boek.
Op zijn website lezen we: “Het is mijn missie om ouders, leerkrachten, directeuren, bestuurders (eigenlijk iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling van kinderen) inzicht te geven in de functie van gedrag. Daarmee creëer ik graag bewustwording in hoe jij zelf op dat gedrag reageert.” Via zijn website kun je meer lezen over het werk van Bart en kun je contact met hem opnemen voor een lezing, workshop of training.

Als leerkracht in het speciaal onderwijs hanteert Bart een heel belangrijk en waardevol principe: “Het zijn kinderen met een heftig verleden of een triest heden. (…) Ik heb kinderen in mijn klas die het moeilijk hébben, in plaats van dat ze moeilijk zijn.”
Dat is een prachtig uitgangspunt en tegelijkertijd ook een uitdaging als het gaat om het duiden van en omgaan met dat gedrag. Wanneer we het gevoel hebben dat andere mensen ‘moeilijk doen’, zegt dat vaak vooral iets over wat we zélf *moeilijk vinden*. Wat is het wat de ander laat zien en wat we lastig te vertalen vinden naar de achterliggende betekenis? Wat wordt er door dat gedrag in onszelf getriggerd? Welke pijn, welke ongeuite, niet verwerkte emotie wordt erdoor aangeraakt? Kunnen we daarbovenuit groeien of anders gezegd… kunnen we in de patronen van het kind ons eigen innerlijk kind herkennen en dat wat voor onszelf ooit moeilijk was en wat we nu mogelijk gespiegeld zien worden?

 

Bart bepleit te kijken vanuit het kindperspectief en het boek is een verzameling korte verhaaltjes over zijn ervaringen met leerlingen, waarmee hij aspecten van de rol van volwassenen illustreert.
De hoofdstukken zijn ingedeeld op thema, zoals ‘Ons voorbeeldgedrag en feedback’, ‘Het erkennen van het kind’, ‘Het herkennen van signaalgedrag’ en ‘Het omgaan met stoornissen’, om de thema’s van de eerste vier hoofdstukken te benoemen. Ook thema’s als traumasensitief lesgeven, omdenken in het onderwijs en de verbinding tussen ouders en school komen aan bod.

Door alles heen is er aandacht voor de invloed van een ontregeld stressregulatiesysteem, voor het belang van coregulatie, en voor trauma als oorsprong van moeilijk te hanteren gedrag of gedrag dat verstorend werkt voor de rest van de groep. Het ontroerde me bij herhaling om te lezen hoe Bart allerlei situaties aanpakt en daarbij steeds de onderliggende verwonding van het kind in beeld houdt. Zo zegt hij in de inleiding van Hoofdstuk 6 dat ‘het belangrijk [blijft] om je te realiseren dat veel gedrag een vorm van coping is’ (pagina 89), oftewel een overlevingsstrategie die een kind heeft aangeleerd. Daarmee kan het kind omgaan met wat er in de thuissituatie gebeurt en wat zich voortzet in andere sociale omgevingen. Daarna volgt een aantal verhaaltjes over het oplossen van ruzie door kinderen zelf, vanuit intrinsieke motivatie, en over hoe een volwassene met humor en een onverwachte, grappige reactie de angel uit een beladen situatie kan halen.

Hoofdstuk 7, Traumasensitief lesgeven, is wat mij betreft de kern van het boek, omdat dit een thema is dat in essentie ook onder alle andere onderwerpen het fundament is. Het eerste boek dat ik las tijdens mijn bachelor ‘Culturele Antropologie & Ontwikkelingssociologie’ had als titel Small Places, Large Issues – een titel die duidelijk wil maken dat in het bespreken van wat er op een kleine plek, in een kleine setting, gebeurt, heel vaak illustratief is voor heel grote onderwerpen. Dat is ook in het boek van Bart Heeling het geval. De verhaaltjes laten een wereld aan kindervaringen zien. In hoe Bart zijn rol neemt in die micro-interacties, wordt zichtbaar hoezeer hij oog en hart heeft voor de grote thema’s die schuilgaan achter de opmerkingen, gedragingen en gezichtsuitdrukkingen van de kinderen onder zijn hoede. Die thema’s creëren stress die niet altijd een handige weg naar buiten vindt; boosheid van nabije volwassenen leidt dan zeker niet tot een hervonden veiligheidsgevoel. Zijn antwoorden op wat er gebeurt laten wat mij betreft zijn diepgaand bewustzijn zien en zijn voortdurende streven om voor het kind de rots in de branding te zijn, de gereguleerde volwassene. Wat een verademing is dat voor een kind dat opgroeit met onrust en chaos, verdriet en eenzaamheid, en wat een inspiratie biedt Bart daarmee voor een ieder die in het leven van jonge kinderen een taak vervult.

Bart neemt in zijn boek duidelijk stelling ten aanzien van bepaalde uitgangspunten:

  • Boosheid dient te allen tijde achterwege gelaten te worden.
  • Kinderen leren bij jouw boosheid niet hun eigen grenzen kennen, maar die van jou.
  • Weerstand is een uiting van behoefte aan controle, die nodig is om te overleven.
  • Positieve ervaringen voeden het vertrouwen van het kind in jou en zichzelf.
  • Erkenning en herkadering van een sterke reactie op een prikkel helpen een kind relativeren en ontspannen.

Het is een kleine greep uit de stellingen waarmee het boek is doorspekt en die in essentie allemaal een oproep zijn aan de volwassene om het eigen overtuigingenkader onder de loep te nemen. Ik acht de kans reëel dat met die exercitie veel volwassenen tot de conclusie komen dat ze ook zélf ‘gewoon speciaal’ zijn en hun eigen draken en demonen te bevechten hebben. Ook voor hen is een goed gereguleerde, stabiele (andere) volwassene waarschijnlijk helpend. Moge een boek als dit eraan bijdragen dat we allemaal de mogelijkheden benutten die er zijn om voor de ander, groot of klein, een bron van emotionele ondersteuning te vormen. Daarmee dragen we op een zeer wezenlijk niveau en op een zachte, krachtige, compassievolle manier bij aan het maatschappelijk welzijn, waarvoor in de kindertijd de basis wordt gelegd, iedere (school)dag weer!

Boekbespreking ‘Attuned’ door Thomas Hübl

Wat weten we van onze voorouders? Wat weten we eigenlijk werkelijk van zelfs maar onze ouders? Weten we wat ze doormaakten tijdens de vroege fases van hun eigen leven?  Welke emoties en innerlijke overtuigingen speelden de hoofdrol in hun ontmoeting? Wat zagen ze in elkaar dat het leidde tot ons ontstaan? Kunnen we ons ‘afstemmen’ op ze (‘attune’), zelfs als ze er niet meer zijn?

In veel gevallen weten we maar weinig. We hebben er wel een beeld bij, maar echt wéten doen we het niet. We baseren onze ideeën over onze ouders meestal op onze ervaringen met hen, op hoe ze met ons en anderen omgingen en op hoe ze hun leven organiseerden. En zelfs (of júist!) als we denken: “Ik ga dat anders doen, want deze aanpak lijkt me niet de beste” of “Ik ga dat anders doen, want ik ben woest vanwege alle pijn die hun aanpak me heeft bezorgd”… juist dán is de kans groot dat we patronen gaan herhalen. Bij alles wat we onderkennen of negeren en wegduwen vergeten we vaak dat de ervaringen van onze ouders en andere voorouders in onze cellen liggen opgeslagen en dat of we dat nu geloven of niet, we door die ervaringen worden beïnvloed. Dat zijn pittige, grote, soms moeilijk voorstelbare werkelijkheden die een zorgvuldige bespreking verdienen, opdat we meer inzicht krijgen in hoe dit werkt en hoe we ermee kunnen omgaan.

Precies dát is wat het boek ‘Attuned’ doet. Auteur Thomas Hübl is, behalve schrijver, ook spiritueel leraar en internationaal facilitator van events waar hij focust op intergenerationele traumaheling en dialoog rondom onderdrukking, kolonialisme en racisme. Hij put uit de tradities van de moderne wetenschap, filosofie, theologie en ‘indigenous’ wijsheid en rituelen. Dit is een boek dat voor een goed begrip al wel de nodige voorkennis vereist, want het is bij vlagen ingewikkeld leesvoer. Tegelijkertijd leest het bijna als poëzie en is de strekking van wat hij schrijft ontroerend, troostend en verrijkend.
Het basale uitgangspunt is dat alles en iedereen onderling verbonden is en dat beschadigende praktijken op de ene plek energetische effecten hebben op alle andere plekken en organismes in de wereld:

The nervous system connects us to a complete record, a vast inner library containing all of one’s experiences across a lifetime. In fact, the human nervous system connects us to one another. Through transparent communication practices, we will learn to employ this evolutionary tool for deeper relational intelligence (p. 25, cursivering auteur).

Dat is een veelomvattend idee. Dat idee brengt ook een veelomvattende verantwoordelijkheid met zich mee, want dan kun je de schade die je ginds creëert niet meer los zien van de situatie hier, de pijn in de ander niet los van de pijn in jezelf – en de heling van de wereld niet los van de heling die je bereid bent in jezelf in gang te zetten.

Each of us has a chance to take part in this vital work, to bring our share of light and healing coherence to a struggling world. (…) By upholding our sacred responsibility to integrate trauma, we, in effect, remove our shares from the collective trauma field, lessening the overall burden of suffering for others. This is not merely something some of us should do; it is work that all of us who are conscious and capable must do (p. 197, cursivering auteur).

Zoals in veel benaderingswijzen rondom heling is ook in het werk van Thomas een sterke nadruk te vinden op het belang van ‘embodiment’, bewustzijn omtrent je eigen ‘aan den lijve ondervonden’ verdriet en pijn en eenzaamheid. Je kunt de pijn niet weg ‘analyseren’; heling vergt ‘presence’ – het met je volle aandacht aanwezig zijn bij en het tot in alle vezels van je lijf laten doordringen van de pijn die in je eigen cellen en in de cellen van dierbaren, voorouders, bekenden en verre onbekenden ligt opgeslagen. Doe je dat niet, dan heeft dat gevolgen:

Simply choosing not to know, feel, or reckon with the truth of who we once were is a decision to keep the truth hidden in darkness. (…) [B]y refusing to awaken to the consequence of the ancestor’s choices, we both suffer and perpetuate them. (…) When we carry unacknowledged familial or historical traumas, our ancestors are not in peace. As a result, our living nervous systems – and, therefore, our minds and bodies – cannot maintain a healthy state of flow (p.170, 171).

Het gevolg daarvan is uiteindelijk ziekte en sociale malaise, zoals Thomas op diverse plekken in het boek beschrijft. Het is dus belangrijk om je bewust te zijn van je eigen ervaringen met verdriet en verlies, zodat je je met compassie kunt verplaatsen in wat de ander doormaakt. Dat wordt vaak ‘empathie’ genoemd, maar empathie is een spannend onderwerp en vergt persoonlijke ontwikkeling en bewustzijn. Een lang citaat:

How do I protect myself from taking on other people’s “stuff”? People everywhere seem to be looking for an answer to this puzzling question. In contemporary vernacular, the word empath is often seen as someone who struggles with what we might call “leaky emotional syndrome,” the problem of experiencing other people’s energies and confusing them with their own or simply feeling overwhelmed by others’ emotions. Some people may, in fact, have a higher degree of sensitivity, and they may suffer in this way. However, it’s usually not high sensitivity but a lack of groundedness and embodiment that causes the overwhelm – often rooted in attachment injuries. Healing the root trauma creates a more stable sense of embodiment, which allows a person to experience their high sensitivity as a gift rather than a curse. We might think of it like a tree with a very large crown of branches; it needs equally strong roots to stand (p. 91, cursivering auteur).

Het boek is een indrukwekkende combinatie van kennis over fysieke en geestelijke en spirituele processen. Thomas laat daarmee op holistische wijze zien hoe al deze aspecten van het menselijk bestaan samenhangen. Hij ziet in deze context drie fundamentele mensenrechten, namelijk ‘the right of being, the right of becoming (the unfolding of potential), and the right of belonging (the right to build healthy relational bonds and to experience oneself as part of a community)’ (p. 19). Zonder respect voor deze ‘fundamental expressions of the soul’ (p. 19), zullen onderlinge banden en maatschappelijke systemen, waaronder gezinnen en regeringen, in elkaar storten, aldus Thomas.
Wanneer we de vaardigheid ontwikkelen die hoort bij ‘relationele intelligentie’, ontstaat er een interpersoonlijke dynamiek die groei stimuleert:

To heal the past and create greater coherence in the present – and, therefore, more availability to the future – three steps are essential: reflection, digestion, and integration. (…) When this process is allowed to happen, especially in the context of a supportive environment, we often experience positive changes or posttraumatic growth (p. 125,126, cursivering auteur).

Het voelt soms als een onmogelijke taak, bij alles wat zich in de wereld afspeelt, om het gevoel vast te houden dat je een verschil kunt maken, maar Thomas heeft een positieve visie daarop:

Only a small number of us – a critical mass, if you will – is required to engage before a new level of collective coherence becomes established in sympathetic resonance, ringing like a tuning fork across the field, inviting the entire world to join (p. 190).

“Maar de problematiek is veel te groot!”, roep je misschien, “en het gáát ook helemaal niet om mij, want het gaat om de planeet, om de ecologische problemen en de klimaatverandering. Díe kwesties moeten worden opgelost!” Ook daar is aandacht voor:

Gus Speth, the American environmental lawyer and former US senior advisor on climate change, has said, “I used to think that top environmental problems were biodiversity loss, ecosystem collapse, and climate change. I thought that thirty years of good science could address these problems, I was wrong. The top environmental problems are selfishness, greed, and apathy, and to deal with these we need a cultural and spiritual transformation” Speth is right, of course, but it’s important to note that the selfishness, greed, and apathy he mentions are, in truth, only symptoms of the larger problem, which is our unaddressed collective shadow and unhealed collective trauma. It is our willingness to awaken to, experience, and transform these root causes that create the cultural and spiritual transformation Speth prescribes (p. 189, cursivering auteur).

Dit is een boek waarbij één keer lezen niet voldoende is; dit is een schatkist waarnaar je met regelmaat mag terugkeren om dat wat er wordt gezegd, nog grondiger tot je te laten doordringen en de wijsheid ervan nog dieper te integreren. Ik heb heel veel dingen onderstreept en veel opmerkingen en emoji’s in de marges getekend, zodat ik de waardevolle passages gemakkelijk kan terugvinden. Het was prachtig om samen met collega’s via de ‘book club’ van mijn Compassionate Inquiry-community de hoofdstukken door te nemen en met elkaar te delen wat de tekst opriep. Ik kan een dergelijke bespreking van ‘Attuned’ van harte aanbevelen, evenals het vele andere werk van Thomas Hübl dat op het web gemakkelijk te vinden is. Jaarlijks host hij bovendien de online ‘Collective Trauma Summit’ – eveneens een bron van waardevolle inzichten.

Boekbespreking ‘Ik zweer trouw – Jezelf zijn in een uniforme wereld’ door Michiel van der Pols, Deel 2

Eerder deze week besprak ik de inleidende hoofdstukken uit ‘Ik zweer trouw – Jezelf zijn in een uniforme wereld’, geschreven door Michiel van der Pols. Mocht je inmiddels ook de podcastaflevering met hem hebben beluisterd, dan heb je gehoord dat we tegen het einde ook de cover van zijn boek hebben besproken.

Ik was nieuwsgierig naar de inhoud van het boek, maar bespeurde aanvankelijk enige aarzeling bij mezelf door de wat nationalistisch ogende cover. Mijn echtgenoot besloot begin jaren 80 om op grond van gewetensbezwaren militaire dienst te weigeren en ik kon mij daar zeer van harte in vinden. Het hele concept van militaire agressie stond me tegen en ook trouw zweren aan een organisatie (of zonder tegensputteren protocollen volgen die wetenschappelijk achterhaald zijn) vind ik al decennialang een zeer ingewikkeld concept. De titel, ‘Ik zweer trouw’, in rood (‘Ik’), wit (‘zweer’) en blauw (‘trouw’) op de cover, op de bovenste een derde aangevuld met een Nederlandse vlag waaronder een hand met twee opgestoken vingers te zien is tegen een donkergrijze achtergrond… ik wist niet zo goed hoe ik al die symbolen geacht werd te duiden. Vreemd genoeg oogden de twee opgestoken vingers (ringvinger, pink en duim dubbelgevouwen) door de vormgeving bij een snelle blik ergens als een opgestoken middelvinger. Was het de bedoeling dat ik die suggestie zou meewegen in mijn interpretatie en verwachtingen…? Ik wist het niet. De ondertitel, ‘Jezelf zijn in een uniforme wereld’, gaf al een stevige nuance aan het één en ander en ook de beschrijving op de achterkant gaf me het gevoel dat er wat bijzonders tot stand was gekomen met dit boek.

Dat is na lezing inderdaad mijn conclusie: dit boek verdient breed aandacht, reden waarom ik Michiel vroeg gast te zijn in de ACE Aware NL-podcast ‘Voed de veerkracht’. Zijn visie is namelijk een hartstochtelijk pleidooi voor een andere maatschappelijke blik op het omgaan met emoties. Wanneer leidinggevenden zich bewust zijn van de impact van vroegkinderlijk trauma en de kennis over de impact van het onderdrukken van emoties werkelijk integreren, zal hun leiderschapsstijl veranderen. Natuurlijk is het belangrijk dat traumasensitiviteit maatschappijbreed in het DNA gaat zitten en kinderen zonder ACE’s opgroeien. Wanneer de inzichten echter ingebed raken in de cultuur van grote, belangrijke organisaties, ontstaat er in ieder geval meer ruimte voor mensen om te helen, juist ook wanneer ze in hun kindertijd niet de gewenste veerkracht konden ontwikkelen. Juist ook in de hoog-risico sector, waar mensen belangrijk en regelmatig ook gevaarlijk werk doen om de vrede, vrijheid en veiligheid van anderen te waarborgen, is het van belang dat het mentale, emotionele welzijn van medewerkers de zorg krijgt die het verdient. Dat vraagt om aandacht voor de cultuur in de betreffende organisaties, zodat allerlei dynamieken een gezonder karakter krijgen en veerkracht wordt ondersteund.

Organisaties als de krijgsmacht en de politie hebben echter heel oude sociaalmaatschappelijke wortels, van waaruit de hiërarchische structuren kunnen worden verklaard. Dat maakt het dan ook een taak van formaat om tot een omwenteling te komen. In Hoofdstuk 7 geeft Michiel een overzicht van de geschiedenis van de krijgsmacht vanaf de 15e eeuw. Het strikte, hiërarchische klimaat is vaak een belemmering voor empathie. De angst om fouten te maken en daarvoor te worden (af)gestraft, voedt binnen deze (en ook in iedere andere) organisatie een heel toxische cultuur. Michiel heeft dat zelf aan den lijve ondervonden: “Het voelde alsof het binnen de kazernemuren altijd ernst was. Alsof het altijd oorlog was en we daarom op deze manier met elkaar moesten omgaan. (…) Goed gedrag wordt beloond, fout gedrag wordt bestraft” (p.215), mogelijk met een berisping, boete, strafdienst of uitgaansverbod als gevolg en, indien ernstiger, met tuchtmaatregelen uit het Militair Strafrecht. Afwijken van de uniformiteit in gedrag wordt als snel als lastig en bedreigend gezien en maakt iemand in de ogen van de leiding veelal onbetrouwbaar (p.216). Dat botst met hoe Michiel daar inmiddels naar kijkt, namelijk: “Hoe authentieker en zelfbewuster, hoe betrouwbaarder wat mij betreft” (p.326). In contact staan met de eigen emoties komt volgens Michiel je professionaliteit dus enorm ten goede. Die visie is revolutionair vernieuwend voor organisaties waar het opvolgen van orders vaak nog prominent in het systeem verankerd is.

Michiels visie is gebaseerd op inzichten die hij heeft verworven als doorbraakcoach. Deze zijn nauw verbonden met inzichten uit het traumaveld, waarin emoties en gevoelens als het innerlijke, richtinggevende kompas worden gezien. Ze zijn signalen van het lichaam die je duidelijk maken wat je te doen hebt. Michiel heeft zijn inzichten in vijf rode draden samengevat:

  1. Drijfveren (over de motivatie voor beroepskeuze: vanuit hoofd, niet vanuit hart)
  2. Identiteit (over de mate van identificatie met de professionele rol)
  3. Gevoel en emoties (over de moeite met het tonen daarvan en van eigen behoeften)
  4. PTSS (over PTSS als druppel in een emmer die overvol is als gevolg van jeugdtrauma)
  5. Onveiligheidsbeleving (over moeite met helemaal jezelf zijn, zowel in de kindertijd als nu)

De hoofdstukken 3, 4, 5 en 6 zijn gewijd aan deze aspecten; een groot aantal verhalen van mensen uit zijn coachpraktijk laat zien hoe deze thema’s voor hen een rol speelden in hun beroeps- en privéleven. De moeizame kanten ervan maakten dat mensen op allerlei fronten vastliepen en in een persoonlijke crisis belandden. Dat die mensen bereid waren om met naam en rang in Michiels boek te verschijnen en het verhaal van hun herstelproces te delen, laat de behoefte en bereidheid zien om kwetsbaarheid te tonen. Zo kunnen ook anderen moed vinden om de wijze waarop ze in hun werk met emoties omgaan, een andere wending te geven. In het boek en ook in de podcast zegt Michiel zichzelf als vertolker te zien van hun boodschap, die veel raakvlakken heeft met zijn eigen verhaal.

Mooi om te zien is dat Michiel een link legt tussen leidinggeven en ouderschap: “Opvoeden is bijna net zoiets als leidinggeven. Je leeft jouw kinderen voor en bent met jouw gedragingen hun spiegel. In hoeverre ben je in staat als ouder jezelf te zien en kan je ook jouw kind zien voor wie het werkelijk is? (…) De mate waarin de ouders trouw zijn aan zichzelf is de spiegel voor het kind ook trouw te zijn aan zichzelf” (p.201). Spiegels… een mooi en kernachtig beeld! Immers… de culturen in bepaalde organisaties en in samenlevingen als geheel (middelgrote en grote systemen) zijn een afspiegeling van de kleine systemen waarin we opgroeien: ons gezin van herkomst. Wanneer we ons daar gezien en vrij en veilig weten, kunnen we op constructieve, veerkrachtige wijze bijdragen aan welke organisatie of welk systeem dan ook.

Als altijd heb ik ook Michiels boek met een potlood in de hand gelezen, zodat ik aantekeningen kon maken bij mooie passages en belangrijke zinsneden. Dat zijn zoveel onderstrepingen geworden dat ik ze hier niet allemaal kan bespreken, hoezeer ze ook de moeite van het aanstippen waard zijn. Kortom: ga dat boek lezen, lieve mensen! Ergens benoemt Michiel de mogelijkheid dat hij dingen te veel heeft ‘platgeslagen’, maar dat was zeker niet mijn ervaring bij het lezen. Ik las een prachtig verhaal met specifieke nuances en veel relevante casuïstiek. Dat Michiel daarbij zo open is over zijn eigen kennis- en bewustzijnsachterstand in het begin van zijn carrière, geeft het boek voor mij veel overtuigingskracht. Hij stelt vragen die ertoe doen en maakt statements die ertoe doen, zoals bijvoorbeeld deze, op de laatste pagina, als hij samenvat wat er volgens hem nodig is voor een holistische benadering van het levensverhaal van mensen en dus voor een cultuurverandering: “Het vraagt om moed om oude gedragingen los te laten die niet meer passen bij de tijd van nu. (…) Het vraagt om de wil om bovenal trouw te zijn aan onszelf” (p.328). Wow, wat een mooie slotwoorden – wat een prachtige, bijna spirituele omkering van de woorden op de cover!

Boekbespreking ‘Ik zweer trouw – Jezelf zijn in een uniforme wereld’ door Michiel van der Pols, Deel 1

Via een post op LinkedIN raakte ik op de hoogte van het werk van Michiel van der Pols, die zich als oud-marinier toelegt op het begeleiden van mensen die vastlopen in de hoog-risico sector. Hij doet dat in zijn rol als ‘doorbraakcoach’, waarin hij met mensen op zoek gaat naar waar de gedragspatronen die nu belemmerend werken, ooit zijn ontstaan. In de loop van de tijd is hij daar duidelijke patronen in gaan ontdekken en in zijn boek ‘Ik zweer trouw – Jezelf zijn in een uniforme wereld’, zet hij die patronen, die hij ‘rode draden’ noemt, in negen stevige hoofdstukken gedetailleerd uiteen. Na een aarzelende start was ik zeer gefascineerd en heb ik het dik 300 pagina’s tellende boek, gepubliceerd in het voorjaar van 2023, rap uitgelezen.

Na het voorwoord door de commandant van het Korps Mariniers vertelt Michiel in vijf inleidende pagina’s wat hem tot het schrijven van zijn boek bracht. Daarin is hij meteen heel open over hoe hij jarenlang allerlei emoties in zichzelf had onderdrukt die uiteindelijk met alle kracht naar buiten kwamen: “Als kind al voelde ik weinig ruimte voor mijn eigen mening (…) Over mijn eigen problemen sprak ik niet (…) en bij het Korps Mariniers zette ik dit gedrag gewoon door” (p.17,18). In de sessies die hij geeft, blijken dergelijke oude familiedynamieken voor veel mensen van grote invloed te zijn op huidige overtuigingen en gedragspatronen. Die zijn vaak zo diep ingesleten dat het moeilijk blijkt eruit te stappen, maar “Groei binnen een comfortzone is maar zeer beperkt mogelijk” (p.21) en dus vergt verandering veel moed. De rest van het boek gaat in essentie over de onderliggende mechanismes en over de stappen die nodig zijn voor verandering. Het boek is rijk aan openhartige verhalen van mensen in de hoog-risico sector die samen met Michiel die uitdaging tot verandering zijn aangegaan en daarmee de emotionele verbinding met zichzelf herstelden.

Vanaf pagina 27 licht Michiel in acht pagina’s de kern van zijn gedachtegoed toe. Kinderen worden geboren met een aantal basisbehoeften en ontwikkelen manieren om te zorgen dat daaraan tegemoet wordt gekomen; het kind “beschermt zich tegen dat wat als onplezierig ervaren wordt” (p.27). Hoe dichter het kind bij de authentieke kern kan blijven, hoe gezonder en gelukkiger het zal zijn. Raakt het kind van zichzelf verwijderd en vervreemdt het van die authenticiteit, dan is er sprake van trauma. Hoe meer aanpassingen het kind doet, hoe meer compromissen het sluit, hoe subtiel en onzichtbaar die voor de buitenwereld ook zijn, des te meer de innerlijke balans wordt verstoord, met alle mogelijke problemen voor de lange termijn: “Als je jezelf lang aanpast en niet trouw bent aan wat jij nodig hebt, gaat het lichaam daarop reageren. De disbalans gaat zich uiten in een burn-out, depressie, verslaving, PTSS, vreemdgaan of het aangaan van ongezonde relaties” (p.29,30). Er ontstaat als het ware een aangepaste identiteit, die wordt verward met de eigen identiteit.

Relaties en werkomgevingen worden uitgekozen op die aangepaste identiteit en de hoog-risico sector kan dan aantrekkelijk zijn: die geeft een krachtige identiteit en moedigt aangepast, (letterlijk en figuurlijk) uniform gedrag aan. Anders gezegd: de cultuur in veel hoog-risico organisaties is zodanig dat mensen die hebben geleerd zich aan te passen, daar lange tijd ogenschijnlijk goed kunnen functioneren. Vooral het onderdrukken van emoties (nodig om het veeleisende, dikwijls gevaarlijke werk te kunnen doen) leidt uiteindelijk echter heel vaak tot het vollopen en overstromen van de emotionele emmer.

In Hoofdstuk 1 vertelt Michiel zijn persoonlijke levensverhaal. Hij blikt terug op hoe hij zich thuis onbewust leerde afsluiten en zijn emoties blokkeerde, hoe hij zich aanwende om alles alleen te doen en slechts op zichzelf te vertrouwen, hoe zijn rol als marinier hem houvast gaf en een mogelijkheid om te laten zien dat hij ertoe deed, hoe het individualistische denken vakkundig werd omgezet in collectief denken, en hoe hij zich op een gegeven moment realiseerde dat hij met het afleggen van de militaire eed gehoorzaamheid en onderwerping had beloofd aan een systeem dat hem ook mocht straffen als hij dat niet (goed) deed (p.51). Veel van zijn drijfveren waren niet authentiek, maar keuzes vanuit gemis waarbij hij veel van zijn authenticiteit opgaf in de zoektocht naar veiligheid.

Door uiteenlopende gebeurtenissen werd hij zich ervan bewust dat hij meer van zichzelf mocht laten zien, omdat hij daarmee ook meer van de ander te zien kreeg en veel diepgaandere verbindingen met anderen kon opbouwen (p.64). De ontmoeting met zijn huidige vrouw, die hij herkende terwijl hij haar nog niet kende, deed zijn hart helemaal opengaan en maakte hem duidelijk hoezeer hij zichzelf jarenlang had verstopt. Zijn aandacht verschoof van focus op het oordeel van de buitenwereld naar liefdevolle aandacht voor zijn eigen binnenwereld. Hij ging een intensieve persoonlijke helingsreis aan en daardoor ontstond ook de moed om beroepsmatig een andere koers te kiezen. Dat is hoe hij doorbraakcoach werd: zijn ervaringsdeskundigheid werd de basis voor het begeleiden van anderen die op zoek zijn naar herstel van de verbinding met hun authentieke zelf.

Michiel voelde een diepe drang zijn nieuwe beroep als coach zo gestalte te geven dat hij trouw bleef aan zichzelf: “Op een no-nonsense en impactvolle manier wilde ik anderen helpen hun blokkade op hun gevoelswereld te doorbreken en hun angsten om ‘gewoon’ zichzelf te zijn onder ogen te komen. (…) Als ik het zelf al niet doe, hoe zou ik dan een ander daarmee kunnen helpen?” (p.70).
De doorbraak die hij zijn gesprekspartners gunt, is dat ze via de tijdslijnen waarmee hij werkt, de weg terug vinden van denken met het hoofd, van analyseren, rationaliseren, compliceren en bagatelliseren van wat er in hen leeft, naar voelen met het hart, naar tolereren, valideren, accepteren en integreren – de wijze waarop we als baby ons leven beginnen. Daardoor kan er ruimte ontstaan om toe te groeien naar waarlijk weten vanuit de bron, naar realiseren en manifesteren, naar sensitiviteit die ons als mens met het goddelijke verbindt.

Later deze week volgt het tweede deel van deze boekbespreking, waarin ik de ‘rode draden’ die Michiel heeft gevonden, zal bespreken, naast nog een aantal theoretische punten die in het boek aan de orde komen. Ik had bovendien een prachtig podcastgesprek met hem, dat tussen deze twee blogdelen in online zal komen. Houd de socials in de gaten!

Boekbespreking ‘Vadervuur’ door Jeroen de Jong, Deel 2

Eerder deze week deelden we Deel 1 van deze boekbespreking; vandaag lees je Deel 2.

Zoals gemeld bevat ‘Vadervuur’ veel essentiële vragen, vragen die een open, zelfreflectieve houding vereisen en Jeroen zegt dan ook: “Bewust en betrokken vaderschap is niet voor watjes” (p. 42). Hij kaart aan dat er een verschil is tussen ontspanning en ontsnapping; er is ook vaak een verschil tussen wat we willen en denken te zijn en dat wat we daadwerkelijk doen (p. 47). Dat spanningsveld vraagt om regelmatig terugkerende momenten van stilstaan, afscheid nemen, achterlaten en rouwen (p. 54). Het heeft ook raakvlakken met de ACE’s die we als kind wellicht te verduren hadden. Zeker voor mannen kan dit een ingewikkeld thema zijn. Stoer zijn, doorgaan, niet klagen… dat zijn eigenschappen die in mannen vaak nog worden gewaardeerd, terwijl ze betrokken vaderschap in de weg kunnen staan. Bij reflectie kunnen ceremonies behulpzaam zijn, rituelen die overgangsmomenten markeren. Dat is één van de redenen waarom Jeroen en Wendy samen zo dol zijn op de zweethutten die ze met regelmaat organiseren (en waarvan ik een toegewijde bezoeker ben). Zweethutten zijn een manier om heel fysiek aandacht, tijd en ruimte te schenken aan wat er in je leeft. Ceremonies, welke dan ook, kunnen behulpzaam zijn om emotioneel in contact te blijven met wat belangrijk voor je is en om vast te stellen op welke manier je grenzen wilt trekken opdat je de ‘heilige ruimte’ (p. 59) van je ware Zelf, van je thuis en van je gezin goed kunt beschermen. Daarmee creëer je voor iedereen veiligheidsbeleving.

In heel dat spannende en uitdagende ouderlijke avontuur kun je daarom soms wel wat wijze raad gebruiken. De ‘elders’ (niet de ‘elderly’ – niet de oude, maar de rijpe, wijze mensen) zijn daarbij in veel culturen van groot belang. In de westerse wereld zijn we niet (meer) zo vertrouwd daarmee. Er zitten in feite twee richtingen in dat concept, en beide vragen kwetsbaarheid. De jongere vader kan van de oudere leren, van alles wat diegene al heeft doorleefd. En het omgekeerde is ook waar: oudere vaders (en opa’s) kunnen ook leren van de nieuwe inzichten die de jongere vaders delen. Dat is waarom Jeroen blij is dat zijn groepen heel divers zijn samengesteld, zoals ook tijdens de theateravond bleek. Veel ‘ervaren’ vaders in Jeroens groepen zijn bereid om verder te groeien in een nieuwe persoonlijke en maatschappelijke werkelijkheid, met nieuwe kennis en ervaring, met wat minder ego. Ook als je gezin al ouder is, als je kinderen al de deur uit zijn… dan nog heb je als ouder invloed op de cultuur in je gezin en blijft het ‘voorleven’ dat Jeroen aan het begin van zijn boek bepleit, van grote invloed en betekenis: “Iedere meester zou trots moeten zijn als zijn leerling hem overstijgt. Zo komen we verder met elkaar” (p. 67).

In wat we meenemen van hen die ons voorgingen, wordt zichtbaar hoe we als kind zijn ‘gemarineerd’ (p. 79): “Hoe beter je het nest kent waar je vandaan komt, hoe fijner het nest zal zijn dat jij bouwt voor jouw kinderen” (p. 80). In één van de hoofdstukken in dit deel over ouders stelt Jeroen dat die meestal diep geworteld zijn en meestal niet meer zo gemakkelijk in beweging te krijgen. Hij zegt dat de kans op verandering het grootst is als je als vader zélf in actie komt en niet wacht op hún stappen. Hoewel ik het ermee eens ben dat je zelf stappen kunt zetten als de benadering van je ouders niet overeenstemt met je eigen levensvisie, zou ik graag wat meer nuance aanbrengen in dat waartoe die ouders (nog) in staat zijn. Anders dan Jeroen ben ik al grootouder en ook die rol vraagt een heroriëntatie. Ik heb gemerkt dat dat juist ook weer een krachtige motivatie is om in beweging te komen, om de wortels een beetje op te (laten) graven en te onderzoeken of ze met wat spitwerk tot nieuwe groei zijn aan te moedigen. Dat kan voor de verse loten aan de boom heel heilzaam zijn (en regelmatig een zweethut bijwonen is daarbij heel behulpzaam… 😉).

Er is nog veel meer moois over ‘Vadervuur’ te vertellen, maar ik zou zeggen: ga het lezen, dat boek; als jonge vader zul je er veel uit halen, maar als moeder ook. Het boek geeft lucht, is zacht en vriendelijk, heeft grappige zelfspot en vrolijke humor. De holistische benadering is een verademing. Die moedigt aan de eigen emoties te herkennen en erkennen, die in jezelf en die in je oorspronkelijke en huidige familiesysteem. Heb vertrouwen in jezelf en in je kind en bedenk: “Voorleven is jezelf ontwikkelen met je kinderen als externe motivatie” (p. 147). Dat vraagt ook om ‘sorry’ te leren zeggen naar je kind, zodat jullie relatie veilig blijft voelen en je geen misbruik maakt van de onvermijdelijke macht die je als ouder hebt (p. 168). Weliswaar zul je grenzen hebben, maar je kind heeft die ook en ze verdienen over en weer te worden gerespecteerd. Daarmee stimuleer je de eigenheid van je kind.

Tegelijk is het ook mooi als er een zekere grenzeloosheid mag zijn, een puur en oprecht enthousiasme dat is gekoppeld aan gretigheid en een gevoel van overvloed. Jeroen omschrijft het als “happy, thank you, more please” (p. 223), een manier om los te komen van het vaak zo indringende ‘scarcity thinking’ dat meestal op trauma is gebaseerd. Denken in termen van overvloed, vanuit authenticiteit, zonder masker op, geeft een andere persoonlijke en gezinsdynamiek. Dat is niet altijd simpel, maar daarom eindigt Jeroen het boek met zijn motto: “Wel zelf doen, maar niet alleen” (p. 229), als uitnodiging om elkaar op te zoeken en van elkaar te leren. Dat is een belangrijke uitnodiging, want de overtuiging dat we ‘sterk’ moeten zijn en dat we de moeilijke dingen in het leven alleen moeten doen, is één van de veelvoorkomende traumaresponsen na een kindertijd met ACE’s. Jeroens aanmoediging tot openheid, sociale verbinding en uitreiken naar je ‘peers’, je collega-vaders, is daarom een belangrijke boodschap.

Ik heb genoten van ‘Vadervuur’ en één dezer dagen is ook de podcast met Jeroen online gekomen. We spraken elkaar vrij kort nadat het boek uitkwam en hadden een heerlijk gesprek over al deze thema’s. Je vindt de podcast hier .