Eerder deze week deelden we Deel 1 van deze boekbespreking; vandaag lees je Deel 2.
Zoals gemeld bevat ‘Vadervuur’ veel essentiële vragen, vragen die een open, zelfreflectieve houding vereisen en Jeroen zegt dan ook: “Bewust en betrokken vaderschap is niet voor watjes” (p. 42). Hij kaart aan dat er een verschil is tussen ontspanning en ontsnapping; er is ook vaak een verschil tussen wat we willen en denken te zijn en dat wat we daadwerkelijk doen (p. 47). Dat spanningsveld vraagt om regelmatig terugkerende momenten van stilstaan, afscheid nemen, achterlaten en rouwen (p. 54). Het heeft ook raakvlakken met de ACE’s die we als kind wellicht te verduren hadden. Zeker voor mannen kan dit een ingewikkeld thema zijn. Stoer zijn, doorgaan, niet klagen… dat zijn eigenschappen die in mannen vaak nog worden gewaardeerd, terwijl ze betrokken vaderschap in de weg kunnen staan. Bij reflectie kunnen ceremonies behulpzaam zijn, rituelen die overgangsmomenten markeren. Dat is één van de redenen waarom Jeroen en Wendy samen zo dol zijn op de zweethutten die ze met regelmaat organiseren (en waarvan ik een toegewijde bezoeker ben). Zweethutten zijn een manier om heel fysiek aandacht, tijd en ruimte te schenken aan wat er in je leeft. Ceremonies, welke dan ook, kunnen behulpzaam zijn om emotioneel in contact te blijven met wat belangrijk voor je is en om vast te stellen op welke manier je grenzen wilt trekken opdat je de ‘heilige ruimte’ (p. 59) van je ware Zelf, van je thuis en van je gezin goed kunt beschermen. Daarmee creëer je voor iedereen veiligheidsbeleving.
In heel dat spannende en uitdagende ouderlijke avontuur kun je daarom soms wel wat wijze raad gebruiken. De ‘elders’ (niet de ‘elderly’ – niet de oude, maar de rijpe, wijze mensen) zijn daarbij in veel culturen van groot belang. In de westerse wereld zijn we niet (meer) zo vertrouwd daarmee. Er zitten in feite twee richtingen in dat concept, en beide vragen kwetsbaarheid. De jongere vader kan van de oudere leren, van alles wat diegene al heeft doorleefd. En het omgekeerde is ook waar: oudere vaders (en opa’s) kunnen ook leren van de nieuwe inzichten die de jongere vaders delen. Dat is waarom Jeroen blij is dat zijn groepen heel divers zijn samengesteld, zoals ook tijdens de theateravond bleek. Veel ‘ervaren’ vaders in Jeroens groepen zijn bereid om verder te groeien in een nieuwe persoonlijke en maatschappelijke werkelijkheid, met nieuwe kennis en ervaring, met wat minder ego. Ook als je gezin al ouder is, als je kinderen al de deur uit zijn… dan nog heb je als ouder invloed op de cultuur in je gezin en blijft het ‘voorleven’ dat Jeroen aan het begin van zijn boek bepleit, van grote invloed en betekenis: “Iedere meester zou trots moeten zijn als zijn leerling hem overstijgt. Zo komen we verder met elkaar” (p. 67).
In wat we meenemen van hen die ons voorgingen, wordt zichtbaar hoe we als kind zijn ‘gemarineerd’ (p. 79): “Hoe beter je het nest kent waar je vandaan komt, hoe fijner het nest zal zijn dat jij bouwt voor jouw kinderen” (p. 80). In één van de hoofdstukken in dit deel over ouders stelt Jeroen dat die meestal diep geworteld zijn en meestal niet meer zo gemakkelijk in beweging te krijgen. Hij zegt dat de kans op verandering het grootst is als je als vader zélf in actie komt en niet wacht op hún stappen. Hoewel ik het ermee eens ben dat je zelf stappen kunt zetten als de benadering van je ouders niet overeenstemt met je eigen levensvisie, zou ik graag wat meer nuance aanbrengen in dat waartoe die ouders (nog) in staat zijn. Anders dan Jeroen ben ik al grootouder en ook die rol vraagt een heroriëntatie. Ik heb gemerkt dat dat juist ook weer een krachtige motivatie is om in beweging te komen, om de wortels een beetje op te (laten) graven en te onderzoeken of ze met wat spitwerk tot nieuwe groei zijn aan te moedigen. Dat kan voor de verse loten aan de boom heel heilzaam zijn (en regelmatig een zweethut bijwonen is daarbij heel behulpzaam… 😉).
Er is nog veel meer moois over ‘Vadervuur’ te vertellen, maar ik zou zeggen: ga het lezen, dat boek; als jonge vader zul je er veel uit halen, maar als moeder ook. Het boek geeft lucht, is zacht en vriendelijk, heeft grappige zelfspot en vrolijke humor. De holistische benadering is een verademing. Die moedigt aan de eigen emoties te herkennen en erkennen, die in jezelf en die in je oorspronkelijke en huidige familiesysteem. Heb vertrouwen in jezelf en in je kind en bedenk: “Voorleven is jezelf ontwikkelen met je kinderen als externe motivatie” (p. 147). Dat vraagt ook om ‘sorry’ te leren zeggen naar je kind, zodat jullie relatie veilig blijft voelen en je geen misbruik maakt van de onvermijdelijke macht die je als ouder hebt (p. 168). Weliswaar zul je grenzen hebben, maar je kind heeft die ook en ze verdienen over en weer te worden gerespecteerd. Daarmee stimuleer je de eigenheid van je kind.
Tegelijk is het ook mooi als er een zekere grenzeloosheid mag zijn, een puur en oprecht enthousiasme dat is gekoppeld aan gretigheid en een gevoel van overvloed. Jeroen omschrijft het als “happy, thank you, more please” (p. 223), een manier om los te komen van het vaak zo indringende ‘scarcity thinking’ dat meestal op trauma is gebaseerd. Denken in termen van overvloed, vanuit authenticiteit, zonder masker op, geeft een andere persoonlijke en gezinsdynamiek. Dat is niet altijd simpel, maar daarom eindigt Jeroen het boek met zijn motto: “Wel zelf doen, maar niet alleen” (p. 229), als uitnodiging om elkaar op te zoeken en van elkaar te leren. Dat is een belangrijke uitnodiging, want de overtuiging dat we ‘sterk’ moeten zijn en dat we de moeilijke dingen in het leven alleen moeten doen, is één van de veelvoorkomende traumaresponsen na een kindertijd met ACE’s. Jeroens aanmoediging tot openheid, sociale verbinding en uitreiken naar je ‘peers’, je collega-vaders, is daarom een belangrijke boodschap.
Ik heb genoten van ‘Vadervuur’ en één dezer dagen is ook de podcast met Jeroen online gekomen. We spraken elkaar vrij kort nadat het boek uitkwam en hadden een heerlijk gesprek over al deze thema’s. Je vindt de podcast hier .