Onze samenleving en Adult Supremacy, Deel 2

Afgelopen week hebben een aantal basale aspecten van menselijk samenleven besproken en de behoefte van kinderen om zich veilig en opgenomen voelen binnen een gemeenschap. Vanaf daar werken we verder richting het begrip Adult Supremacy (AS). Vandaag stellen we de vraag hoe de interactie tussen sociale factoren en biologische mechanismen van invloed is op gezondheid en welzijn.

De biosociale erfenis

Vorige week bespraken we hoe historische aspecten mede de volksaard vormen. Daarin hebben we te maken met eigenschappen van de natuurlijke en sociale omgeving, maar daarin speelt uiteraard veel meer mee. Ieder land heeft een geschiedenis; daarin vonden oorlogen plaats, natuurrampen, revoluties, technologische innovaties, infrastructurele ontwikkelingen, veranderingen in maatschappelijke opvattingen en nog veel meer. Dit hele samenspel heeft zowel oorzaken in de politiek en de economie van een land als gevolgen daarvoor. Het beïnvloedt bovendien hoe de sociale omgeving en verhoudingen gestalte krijgen. En, in het kader van ons Adult Supremacy-thema nog belangrijker: al deze aspecten kennen machtsfacetten, die zowel impliciet als expliciet kunnen zijn, en die resulteren in minder of meer afhankelijkheid ten aanzien van de beslissingen van anderen.
Wie heeft op het mondiale toneel de touwtjes in handen? Wie bepaalt welke behoeften in de samenleving de overheid beleidsmatig en financieel helpt bevredigen? Wie beslist wat wanneer voor wie belangrijk is? En op het microniveau: wat betekenen die volwassen beslissingen voor het dagelijks leven en de gezondheid van baby’s en jonge kinderen? Hoe werken die sociale aspecten uit op hun biologie?

Een visuele representatie van het Raamwerk van de Biosociale Erfenis; de donkerblauwe factoren staan in het oorspronkelijke model, de lichtblauwe kunnen worden beschouwd als aanvullende factoren die van invloed zijn op de Biosociale Erfenis.

Antropologen Hoke en McDade hebben het resultaat van al deze interacties samengevat in de term ‘Biosocial Inheritance’, de biosociale erfenis. Dit houdt in dat de ‘erfenis’ die we meekrijgen van onze ouders en grootouders en van de samenleving waarin we opgroeien, wordt bepaald door zowel biologische als sociale aspecten, die onderling intensief op elkaar inwerken. Via dit mechanisme worden sociale en gezondheidsverschillen doorgegeven en vaak vergroot. Dit proces begint overigens niet pas na de geboorte, maar al in de baarmoeder, zoals het onderzoek van Tessa Roseboom heeft aangetoond. Zij onderzocht de invloed van de Nederlandse Hongerwinter op diverse aandoeningen in de volgende generatie. De ondervoeding en de stress van de oorlog bleken van invloed op de gezondheid van de kinderen die in die periode werden verwekt en geboren. (Hier zie je Tessa Roseboom samen met minister Hugo de Jonge tijdens een interview in 2019; de minister zegt dat we maar één kans hebben voor een goede start!)
Vanuit fysiologisch oogpunt is het logisch dat het sociale en het biologische samenhangen: als er veel dreiging is, als je je eenzaam voelt, of als er sprake is van hongersnood (sociale factoren), verandert de psychologische en emotionele beleving, wordt hormonaal gezien het stresssysteem geactiveerd, en past het metabolisme zich aan (biologische mechanismen). Dit heeft invloed op wat het organisme voor de toekomst leert uit zo’n situatie (de interactie). We móeten daaruit natuurlijk ook leren, want anders komt op de korte termijn onze overleving in gevaar. De vraag is alleen: welke prijs betalen we op de lange termijn voor negatieve gevolgen van die interactie?

Sociale constructie, hechting en authenticiteit

Wanneer we weten dat de invloed van culturele gewoontes, gebruiken en van menselijke interactie zo groot is, zou dan de wijze waarop we met baby’s en jonge kinderen omgaan niet veel meer aandacht moeten krijgen? Wanneer die periode, in onderzoek na onderzoek, grotendeels een verklaring blijkt te zijn voor hoe een kind als volwassene in de wereld staat en die tegemoet treedt en voor hoe de gezondheid zich ontwikkelt, is verandering dan niet zeer dringend gewenst? Gezien de grote maatschappelijke ziektelast is hier zeker veel voor te zeggen. Deze kwesties mogen voor de hand liggend lijken, maar eenvoudig te beantwoorden zijn ze niet. Daar zit een zoektocht aan vast, waarin de rol van de volwassene een factor van betekenis is. Dat is een rol die uiteraard ook weer de last van zijn eigen biosociale erfenis draagt.
Baby’s en jonge kinderen zijn afhankelijk van de verzorging van de volwassenen om hen heen. Ze hebben een diepe behoefte en noodzaak om zich aan hen te hechten en tegelijkertijd een intense drang om zichzelf te mogen zijn. Ze hebben weinig tot geen mogelijkheden om een tekortschietende sociale omgeving te verlaten en een andere te zoeken, eentje waar de eigen persoonlijkheid beter tot haar recht komt en het jonge individu wél wordt gezien, gehoord en gewaardeerd om de unieke eigenheid. Het gevolg is vaak dat als de behoefte aan expressie van de persoonlijkheid ten koste dreigt te gaan van die hechting, de hechting voorrang krijgt: zonder de volwassenen kan het kind immers niet overleven. De authenticiteit wordt onderdrukt en het kind raakt vervreemd van zichzelf: de basis voor trauma. In deze video legt traumaspecialist Gabor Maté dit principe verder uit.

Sociale conventies en de status quo
Het spanningsveld tussen hechting en authenticiteit is een gegeven dat aandacht verdient, want er zijn veel culturele gewoontes waarvan we weten dat ze een gezonde ontwikkeling en een krachtige authenticiteit verstoren of die negatief beïnvloeden, gewoontes die daarom een kritische beschouwing verdienen of zelfs vereisen. Dat is niet gemakkelijk en dikwijls heel confronterend, omdat het vaak over gewoontes gaat die diep in onze cultuur zijn ingebed. We vinden ze zo normaal dat het moeilijk is om in overweging te nemen dat ze schadelijk zijn, dat het sociale conventies betreft die een negatieve impact hebben op de biologie van onze allerjongsten. Neem bijvoorbeeld de zogenaamde ‘survivorship bias’, het argument van ‘tsja, mij zijn ook allemaal rotdingen overkomen, maar ik ben er niet minder van geworden, toch, dus zo erg is het allemaal niet als een kind op z’n lazer krijgt!’ Als we zulke patronen onder de loep nemen, betekent het vaak namelijk ook dat we de status quo moeten herzien, dat we machtsposities moeten heroverwegen. Denk maar eens aan discriminatie en segregatie van bepaalde bevolkingsgroepen, maar ook aan lijfstraffen (‘billenkoek’, ‘liefdevolle tik’), aan het niet respecteren van de lichamelijke integriteit van een kind, aan echtscheidingen met veel ruzie en vervreemding. Je kunt bovendien denken aan geïnstitutionaliseerde vormen van beleid waarin stress voor het kind op de loer ligt of vaststaat: heel vroege kinderopvang weg van de ouders, geboortepraktijken waarbij moeder en baby niet bij elkaar worden gehouden, besnijdenis zonder medische indicatie, opvoedmethodes waarbij chantage, vernedering, afzondering en volwassen dominantie worden gebezigd of aangemoedigd (‘als je niet [x] doet, dan mag je niet [y]’, ‘wat ben je toch een mislukkeling’, ‘ik ben vreselijk teleurgesteld in je’, ‘ga maar naar je kamer, want ik wil je even niet meer zien’, ‘leer je kind wie de baas is’).

Conclusie

De conclusie van vandaag is dat gezondheid en welzijn worden beïnvloed door de biosociale erfenis, de zeer complexe en historisch gevormde interactie van sociale factoren en biologische mechanismen. Daarin spelen machtsverhoudingen een belangrijke rol. Kinderen kunnen, in al hun afhankelijkheid, niet aan de keuzes van volwassenen ontkomen en moeten geregeld een deel van hun authenticiteit opofferen om de hechtingsrelatie te behouden, met alle gevolgen van dien.

Volgende week zullen we kijken naar de invloed van verschillende vormen van stress op de ontwikkeling en komen machtsrelaties prominenter in beeld.

Geplaatst in Theorie.