Concepten, Deel 1

Conversaties, cocreaties en conceptualisaties

Afgelopen week wilden we een aantal interviews uitwerken tot blogteksten. Dat bleek, gezien de lengte van de ontmoetingen, een hele uitdaging! De professionals met wie we spreken, hebben prachtig mooie dingen te vertellen over hun werk. Er zit een schat aan verworven ervaring, opgedane kennis en reflectieve wijsheid samengebald in deze vaklieden, die wordt ingezet ten behoeve van de doelgroep. Dat kan zijn via hun praktijkvoering, hun workshops, hun onderzoek of hun schrijven. Daarmee zetten ze zich in om zorgvuldig recht te doen aan de menselijke kwetsbaarheid.
Die kwetsbaarheid is, op haar beurt, duidelijk zichtbaar in de verhalen van ervaringsdeskundigen. Hun ‘lived experience’, hun doorleefde ervaring, laat zien hoe verlies, verdriet en trauma vormende elementen zijn in een mensenleven. Allemaal vinden ze in de loop der jaren hun eigen manieren om daarmee om te gaan.

We ervaren het als een eer om naar die (soms aangrijpende) persoonlijke belevenissen te mogen luisteren en willen er recht aan doen. Dat betekent voor ons dat al die verhalen, van ervaringsdeskundigen en van professionals, een plaats verdienen binnen een goed geschetste context. Daarom kiezen we ervoor om niet via ‘cherrypicking’ een paar heftige, activistische of confronterende quotes eruit te lichten, omdat dan de nuances verdwijnen. Omdat we tegelijkertijd proberen de blogs een behapbare lengte te geven, kunnen we lang niet alles opnemen wat mensen vertellen. De ervaring heeft inmiddels namelijk geleerd dat wanneer je tijd neemt om met elkaar een open en aandachtig gesprek te voeren, de tijd bijna ongemerkt verstrijkt, omdat verteller en toehoorder wederzijds opgaan in de uitwisseling. Een gesprek van soms twee uur of langer is meestal niet in twee blogdelen te vatten.
Alles bij elkaar leidt dit ertoe dat we forse delen van de interviews bewaren voor een latere publicatie; over de precieze vorm daarvan gaan we binnenkort nadenken.

Bij wat we publiceren, in welke vorm ook, speelt de inbreng van de geïnterviewde een belangrijke rol, ook in het redactieproces. We maken de tekst samen; die is een cocreatie, opdat aan alle betrokken personen en processen recht wordt gedaan en er geen retraumatisering ontstaat.

Verder is het zo dat veel mensen ervaringen delen die door de sociale wetenschappen worden beschreven in de vorm van een ‘concept’, een theoretisch idee dat is verbonden met de empirische realiteit, met de beleving van mensen. Een voorbeeld daarvan is ‘trauma’ of ‘parentificatie’ of ‘symbolisch geweld’. We zullen de komende tijd af en toe zulke concepten bespreken, zodat we er in de blogs zelf via een link naar kunnen verwijzen en dan het betoog van de geïnterviewde niet hoeven te onderbreken met een uitgebreide uitleg. We hopen op deze manier toch zoveel mogelijk met jullie als lezers te kunnen delen van de indrukwekkende verhalen waarnaar we mogen luisteren. Ook de conceptuele duiding van een levensechte ervaring komt in samenspraak tot stand.

Zo lichtte ik in een recent interview met ‘Simone’ (pseudoniem) naar aanleiding van een opmerking van haar iets toe over de verschillende vormen van ‘kapitaal’ die socioloog Pierre Bourdieu onderscheidt: economisch (geld, spullen), sociaal (netwerk, wie je kent, wie je om hulp kunt vragen) en cultureel kapitaal (weten hoe dingen ‘horen’ en wat er van je wordt verwacht, kennis van muziek, geschiedenis of literatuur). Hoeveel je kapitalen waard zijn in je dagelijks leven, hangt nauw samen met de waarde die een bepaalde gemeenschap aan bepaalde kapitalen hecht: professoren hechten misschien minder aan kennis over voetbal, loodgieters minder aan kennis over kwantummechanica. De vierde vorm is symbolisch kapitaal; die vormt min of meer een optelsom van de andere drie. Het prestige, de status en de autoriteit die uit de andere kapitalen voortvloeien, bepalen mede welke waarde er wordt gehecht aan wat iemand doet, zegt of vindt; denk aan rolmodellen. Vroeger hadden de dominee, de pastoor, de notaris en het schoolhoofd bijvoorbeeld veel symbolisch kapitaal. Tegenwoordig zijn de beroepen wellicht deels veranderd, maar het principe is overeind gebleven (denk aan wetenschappers, artsen of politici). Degene met veel symbolisch kapitaal heeft geloofwaardigheid, en daarmee meer status, meer invloed en meer macht.

Misbruik maken van symbolisch kapitaal door je wil op te leggen of vooral je eigen positie te verbeteren, wordt ‘symbolisch geweld’ genoemd. Vanuit een ingewikkeld gevoel van vanzelfsprekendheid (“Het zal vast wel zo zijn wat die ander zegt, want die heeft de kennis, de positie, de inzichten”) houden degene die symbolisch geweld uitoefent en degene die eraan is onderworpen samen min of meer onuitgesproken de status quo in stand als een logische, natuurlijke orde der dingen.

(Ook hier dus cocreatie!) Tussen ouders en kinderen kan eveneens een dergelijke dynamiek ontstaan. Het kind ziet de overmacht van de ouder als normaal en heeft weinig tot geen mogelijkheden om zich eraan te onttrekken. Het inzicht dat je ouder niet altijd gelijk had en dat het klopte wat je als kind al voelde, maar waarop je de vinger niet kon leggen… dat inzicht komt vaak pas jaren later. Tegen die tijd zijn de overlevingsstrategieën die je als kind ontwikkelde, vaak al veel dieper in je persoonlijkheid ingesleten. Verderop in ons gesprek herkende Simone een paar keer dit mechanisme.

Nauw verbonden met ‘symbolisch geweld’ is het concept ‘autoritatieve kennis’, kennis die meer gezag heeft dan andere, omdat ze de staat van de wereld beter uitlegt of omdat ze afkomstig is van partijen met meer macht (en meestal beide), waardoor andere vormen van kennis naar de achtergrond verdwijnen. Daarbij gaat het niet om de juistheid van de kennis, maar om de geldingskracht. Een voorbeeld: in de tijd dat door de kerk werd gezegd dat de aarde plat was, was dit autoritatieve kennis en werd het als ketterij gezien wanneer je hier tegenin ging. Een ander voorbeeld:  de heksenvervolging, die zo’n driehonderd jaar lang (van 1450 tot 1750) Europa in haar greep had, werd door de geïnstitutionaliseerde macht in stand gehouden en gesanctioneerd. Zowel de wetenschappers die beweerden dat de aarde rond was als de (veelal) oudere vrouwen die als natuurgenezers, helers en vroedvrouwen werkten, deelden niet-autoritatieve kennis. Het type kennis dat ze wél brachten, zou je kunnen scharen onder wat wel ‘ongemakkelijke kennis’ wordt genoemd, kennis die de potentie heeft de status quo te verstoren, maar die óók negatieve gevolgen heeft wanneer ze níet wordt toegepast. We zien hier dat kennis niet alleen macht is, maar dat macht ook tot (soms onterechte erkenning van) kennis leidt!

Jonge kinderen hebben diepgewortelde behoeften en daarnaast een uitgebreide set rechten, zoals onder andere vastgelegd in het VN-Kinderrechtenverdrag, ook door Nederland geratificeerd. Op grond daarvan hebben volwassenen belangrijke verantwoordelijkheden. Wanneer zich in een kinderleven problemen voordoen of als er sprake is van trauma, zullen we in veel gevallen ook stuiten op de impact van symbolisch geweld, autoritatieve kennis en weerstand tegen ongemakkelijke kennis. Wanneer die de toon zetten, is het heel moeilijk om de belangen van het kind goed te behartigen. Daarom kan het helpen die concepten te kennen en te zien dat ze in het (gezins)systeem verankerd liggen. Dan wordt het gemakkelijker om ze te herkennen en dát kan weer helpen om samen de richting van noodzakelijke verandering te bepalen. Ook daar is dus sprake van cocreatie: kinderen kunnen niet in hun eentje hun eigen welzijn realiseren. Dat vraagt in allerlei omgevingen een bewuste, sensitieve houding van volwassenen.

We hopen dat we met het toelichten van een aantal belangrijke concepten kunnen bijdragen aan meer inzicht in diverse interacties en patronen en zullen naar dit en andere blogs verwijzen waar dat toepasselijk is, zodat kennis niet zozeer macht is, maar kracht die kan worden ingezet voor het gezamenlijk creëren van welzijn en gezondheid!

De wijsheid van ‘klein’ trauma

Wanneer je dagelijkse ‘slechte gewoontes’ je de weg wijzen naar heling van de pijn door vroege ervaringen

“Vuur kan verwarmen of verteren, water kan blussen of je laten verdrinken, wind kan strelen of snijden. En zo is het ook met menselijke relaties: we kunnen zowel creëren als vernietigen, koesteren als terroriseren, elkaar traumatiseren en elkaar genezen.” – Bruce Perry

Een zeer geliefd en wijdverbreid citaat van Bruce Perry laat zien hoe relaties zowel schadelijk als gunstig kunnen zijn voor de gezondheid van het individu. De zorgzame en helende relaties ondersteunen de gezondheid, terwijl de traumatiserende het individu kunnen verteren en vernietigen.
Bruce Perry is een gerenommeerd psychiater die duizenden mensen, vooral kinderen, heeft zien lijden onder de gevolgen van ernstig trauma. Hij heeft boeken geschreven en onderzoek gedaan naar deze gevolgen. Nog niet zo lang geleden deelden we een blogpost over zijn boek ‘Wat is je overkomen?’, waarin we de naar ons idee meest verhelderende passages bespraken.
In dit blog zullen we ons richten op aspecten van wijsheid in trauma en niet alleen de effecten van ernstig trauma bespreken, maar ook die van ‘klein’ trauma. Veel mensen zijn terughoudend om de negatieve ervaringen waar ze doorheen zijn gegaan, te categoriseren als trauma, maar constant vallende waterdruppels kunnen een steen ook uithollen.

Trauma is een Grieks woord (τραύμα) dat ‘wond’ betekent. Een wond kan groot zijn, maar bij een juiste behandeling kan deze genezen en misschien nooit meer ongemak veroorzaken. Een wond kan ook klein zijn en, zonder goede verzorging, geïnfecteerd raken en in omvang en ernst toenemen. Een wond kan zo het individu lange tijd hinderen of zelfs onherstelbare schade veroorzaken. (Denk bijvoorbeeld aan weefselafsterving bij infecties.) Hetzelfde kan gezegd worden over trauma. Trauma kan groot zijn en het kan ogenschijnlijk ‘klein’ zijn; het kan meteen ernstige symptomen veroorzaken of aanvankelijk slechts tot kleine problemen in het dagelijks leven leiden. De ernst van beide vormen van schade blijkt soms pas veel later. Zoals veel traumaprofessionals het uitleggen: trauma bevindt zich op een spectrum.

Vanwege de manier waarop we trauma in de academische literatuur, als klinische term en in de samenleving begrijpen, missen we soms de juiste woorden om ‘klein’ trauma en de effecten ervan op het dagelijks leven te bespreken.

Sommige professionals die werkzaam zijn op het gebied van traumabewustzijn en traumagenezing, hebben een interessant nieuw paradigma voorgesteld, namelijk om trauma te zien als een leerervaring in plaats van een naargeestig noodlot. Ongunstige ervaringen uit de kindertijd (ACE’s) kunnen kinderen leren dat de wereld een enge plek is en dat ze niet op hun verzorgers kunnen vertrouwen voor hun behoeftenbevrediging. Dit kan ertoe leiden dat de vecht-vlucht-bevries-veins-reacties die we in eerdere blogposts bespraken, diep ingeslepen raken. Dit zijn allemaal zowel instinctieve reacties op dreiging als vormen van  aangeleerd gedrag wanneer ze vaak worden herhaald.

Sommige symptomen van ‘klein’ trauma kunnen worden gezien door die lens van aangeleerd gedrag. Het kunnen eigenaardigheden zijn die we hebben, vervelende gewoontes die we misschien hebben geprobeerd af te leren, maar waar we op de een of andere manier niet vanaf konden komen. Ze zijn bij ons gebleven en kunnen zelfs de eigenschappen zijn die ons maken tot wie we zijn en hoe anderen ons beschrijven.

Denk bijvoorbeeld aan:
– luid, energiek en opgewekt zijn;
– grappen maken in elke situatie;
– empathisch zijn;
– de gewoonte hebben om uitstelgedrag te vertonen;
– controle willen hebben over elk klein detail.

De lijst gaat maar door…

Sommige van deze eigenschappen kunnen kenmerkend zijn voor hoe jij jezelf ziet en hoe anderen jou zien, vooral als je ze nooit door de lens van trauma hebt bekeken. Het kunnen echter symptomen zijn van copingmechanismen die je hebt gecreëerd om jezelf te beschermen tegen de effecten van toxische stress en trauma. Je hebt ze misschien in de loop van je leven aangeleerd, vooral tijdens de eerste vormende jaren. Deze mechanismen waren er om je te helpen (toxische) stress of trauma het hoofd te bieden, een teken van wijsheid van de natuur in geval van ernstige bedreigingen. De mechanismen zijn echter bij je gebleven, ondanks dat de omstandigheden nu totaal anders zijn. Ze waren aanvankelijk behulpzaam en heilzaam, gezien de moeilijke omstandigheden, maar zijn nu misschien belemmerend geworden en een struikelblok op je pad.
Een andere reden waarom het moeilijk is om over deze eigenschappen te praten, is omdat ze soms nuttig zijn, dus je wilt ze waarschijnlijk helemaal niet opgeven.

Laten we teruggaan naar die vorige lijst en ze wat analytischer bespreken (en ja, een beetje kort-door-de-bocht omwille van de eenvoud, dus hopelijk kun je ons dit vergeven):

Vrolijk, luidruchtig en energiek zijn kan:
– je helpen elke dag veel positieve interacties te hebben en anderen te enthousiameren (goed)
en
– je emotioneel of fysiek uitputten of maken dat je een ‘pleaser’ wordt (slecht).

Grappen maken kan:
– je tot een goede komiek maken, iemand in wiens omgeving mensen graag willen zijn omdat je ze aan het lachen maakt (goed)
en
– het moeilijker maken om op een dieper niveau met anderen in contact te komen en ze de indruk te geven dat je ze niet serieus neemt (slecht).

Empathisch zijn kan:
– je helpen een geweldige therapeut of leraar te zijn, iemand met wie mensen willen praten omdat ze het gevoel hebben dat ze gehoord worden (goed)
en
– kan je emotioneel leegzuigen en, als je niet goed voor jezelf zorgt, ‘compassiemoeheid’ veroorzaken (slecht).

Zoals je kunt zien, zijn al deze kenmerken niet ‘goed’ of ‘slecht’. Ze kunnen tegelijkertijd beide zijn, of het een óf het ander, afhankelijk van de omstandigheden. Misschien ontwikkel je de behoefte om ze nader te onderzoeken en wil je er vervolgens aan werken om gezonde grenzen te leren stellen, je ware zelf te vinden of de last die ze veroorzaken op sommige gebieden van je leven te minimaliseren. Of, nu je je bewust bent van wat ze zijn, zou je kunnen voelen dat dit een wijsheid is die je met je meedraagt als gevolg van het trauma dat je hebt doorgemaakt. Daarom zijn we van mening dat bepaalde ervaringen die ‘Adverse’ (ongunstig) kunnen zijn zonder bufferende bescherming, ook ‘Awesome’ (geweldig) en positief vormend kunnen zijn als ze goed worden opgevangen door sensitieve volwassenen rondom het kind. Zo kunnen toxische stress en trauma worden verminderd of voorkomen. Als je brein in een bepaalde fase een copingstrategie heeft ontwikkeld om de effecten van toxische stress en trauma te verzachten, dan kan het wellicht leren om deze op een positieve manier in te zetten. Dit kan je helpen om in het leven niet slechts te overleven, maar om echt tot bloei te komen. Dit paradigma biedt veel meer hoop voor de toekomst van volwassenen die al ACE’s hebben doorgemaakt.
En als je die bufferende bescherming destijds niet had, maar erin geslaagd bent om in het heden een zorgzame sociale omgeving op te bouwen, kan je trauma dus een bron van grote wijsheid blijken te zijn voor jou en de mensen om je heen!

Misvattingen over traumageïnformeerd onderwijs

In oktober 2020 zijn we begonnen met een serie over hoe je een traumageïnformeerde leraar kunt worden en we gaven een lijst met tips daarvoor. Een belangrijke aspect van de boodschap was dat dit van de leraar een mentaliteitsverandering vergt. Onze tips zijn echter geenszins een reeks instructies. Ongunstige ervaringen in de kindertijd (ACE’s) en toxische niveaus van stress kunnen de normale ontwikkeling van het kind beïnvloeden en de cognitieve functies en emotionele regulering van het kind in gevaar brengen. Positieve ervaringen in het onderwijs en een zorgzame verzorger of docent kunnen een bufferend effect hebben op de hoeveelheid stress die een kind ervaart; daardoor ontstaat de mogelijkheid trauma te voorkomen en zelfs te genezen.
Deze week zullen we enkele veel voorkomende mythes bespreken over traumageïnformeerd onderwijs.

  1. “Traumageïnformeerd onderwijs gaat over het repareren van kinderen.”

Dat is een veel voorkomende misvatting. Traumageïnformeerde benaderingen in de gezondheidszorg of het onderwijs (en in het algemeen, eigenlijk) gaan niet over mensen repareren. Het gaat erom dat je je ervan bewust bent dat je in contact bent met iemand die te maken had of heeft met toxische stress en trauma. We hoeven niet per se de achtergrond van de student te kennen om interventies te starten. Kinderen hoeven niet gerepareerd te worden. Kinderen kunnen veerkrachtig worden; ze kunnen strategieën en technieken leren om met trauma om te gaan. Het is onze taak als volwassenen om hun de strategieën te leren die nodig zijn om die veerkracht op te bouwen, om hun hoop te geven, niet om ze te repareren.

  1. “Traumageïnformeerd onderwijs betekent dat er geen grenzen zijn in de klas. De studenten zullen geen gevolgen ondervinden van hun ongepaste gedrag.”

Integendeel eigenlijk! Traditionele disciplineringsmethodes die gebruik maken van straf, beloning, afgedwongen gehoorzaamheid en opgelegde consequenties impliceren dat kinderen zich nu eenmaal misdragen en dat ze opzettelijk doen. Het idee is dat het gedrag op zichzelf staat en dat kinderen moeten worden overgehaald of gedwongen om passend gedrag te vertonen. Traumageïnformeerde praktijken zijn bedoeld om relaties en onderlinge verbinding te bevorderen. Wanneer kinderen zich veilig voelen bij de volwassenen om hen heen, worden ze sociaal vaardig, vreugdevol creatief en constructief coöperatief voor individuele en gedeelde doelen. Voor jou als leraar zal dit enorm behulpzaam zij bij het tot stand brengen van een groepsdynamiek waarin alle kinderen in de klas zich gemotiveerd voelen om te proberen hun leerdoelen te bereiken.

Dit betekent niet dat je nooit zult hoeven ingrijpen als leerlingen ongepast gedrag vertonen. Traumagericht reageren betekent dat je in zo’n geval eerst het incident observeert (wat gebeurt er?). Daarna vraag je je af wat er is gebeurd voordat het ongepaste gedrag plaatsvond (waardoor het werd getriggerd?). Vervolgens denk je na over de consequenties die het zou moeten hebben (hoe kan ik dit corrigeren?).

  1. “Traumageïnformeerd raken betekent dat ik veel tijd moet investeren om nieuwe theorieën en benaderingen te leren en dat ik mijn hele manier van lesgeven moet herzien. Daar heb ik geen tijd voor!”

De kern van traumagerichte benaderingen is reageren met mededogen en vriendelijkheid. Voor traumageïnformeerd onderwijs betekent dit dat je op alle leerlingen reageert vanuit begrip en empathie. Veel traumagerichte professionals zeggen dat ze, zodra ze eenmaal aan deze benadering werden blootgesteld, alles door een traumalens begonnen te zien. Veel van de gedragingen die ze observeerden, die soms ongepast of onverklaarbaar leken, waren nu begrijpelijk. Ze leerden te zien dat gedrag voortkomt uit een emotie en dat de emotie een weergave is van een onderliggende (meestal onvervulde) behoefte. Het lezen van boeken en artikelen en jezelf blootstellen aan op traumagerichte theorieën en praktijken wordt aangemoedigd voor je professionele ontwikkeling. De kernelementen van deze benadering onthouden en door je traumalens kijken, zijn hulpmiddelen waarvoor je niet veel hoeft te lezen; die vragen vooral veel oefening.

  1. “Ik kan niet in mijn eentje traumageïnformeerd werken! We hebben een aanpak nodig waarbij de hele school betrokken is. Verandering komt van bovenaf.”

Al deze informatie klinkt misschien overweldigend, vooral als je in een onderwijsomgeving werkt die nog geen traumagerichte benaderingen hanteert. Steun krijgen van je collega’s en zelfs de schoolleiding zou natuurlijk de ideale situatie zijn. Traumagerichte scholen bieden training aan hun personeel (van de leraar tot de schoolbuschauffeur of de conciërge). Ze hebben speciale ruimtes waar leerlingen en studenten terecht kunnen voor zelfregulatie en stress afreageren en ze hebben meubilair en decoraties of planten die helpen bij het tot rust brengen van het zenuwstelsel. In een dergelijke setting is de cultuur van de hele school erop gericht geregeld contact met elkaar te hebben. Leraren bespreken met regelmaat incidenten die ze hebben meegemaakt en hoe ze reageerden; ze geven elkaar feedback over wat ze goed deden en wat ze in de toekomst kunnen veranderen. Als je toevallig de enige leraar bent die al over deze kennis beschikt, dan is het goed om te onthouden dat je nog steeds een enorm, levensreddend verschil kunt maken voor individuele leerlingen. Om meer impact te creëren van traumagerichte benaderingen van jouzelf en je school, kun je misschien het bewustzijn onder je collega’s vergroten, een vertrouwde en enthousiaste of traumageïnformeerde collega vragen je te helpen en met je in gesprek te blijven, of manieren bedenken waarop je dit bij de schoolleiding kunt introduceren. Een manier daarvoor zou kunnen zijn om ze in contact te brengen met ACE Aware NL.

  1. “Ik ben geen therapeut. Ik ben maar een leraar! “

Je hebt gelijk! Je bent geen therapeut en er wordt ook niet van je gevraagd om psychische aandoeningen te diagnosticeren of te behandelen. Jouw rol kan echter net zo belangrijk zijn in het leven van een kind. Er zijn zoveel kinderen die jij kunt bereiken voordat ze ooit een therapeut zien! Zoals wel wordt gezegd: ‘Je hoeft geen therapeut te zijn om een therapeutisch effect te hebben!’ Je zou degene kunnen zijn die als volwassene het kind bufferende bescherming biedt tegen toxische stress. Dit betekent niet dat je je leerling op languit op een sofa zijn levensproblemen laat vertellen. Wat het wel zou kunnen betekenen is dat je het kind bij school- en klassenactiviteiten betrekt en dat je het laat kennismaken met onderwerpen die therapeutisch kunnen zijn voor iemand die met tegenslag te maken heeft (zoals kunst, toneel of rollenspellen). Het zou kunnen betekenen dat je voor alle leerlingen lesmaterialen kiest die hoop en veerkracht bieden. Het betekent ook dat je, wanneer je de noodzaak ziet om ze te ‘disciplineren’, je traumagerichte lens gebruikt. (We komen volgende week terug op het aspect van ‘discipline’ of straf.) Zoals je ziet, verschilt je werk als traumagerichte opvoeder niet significant van het werk dat je nu misschien doet. Het gaat om je aanpak en je basale aannames: díe zijn verschoven bij een traumagerichte benadering.

  1. “We moeten de individuele ACE-score van elke leerling kennen om op de juiste manier te kunnen reageren en één-op-één met die specifieke leerling te werken.”

Je hoeft de individuele ACE-score van een leerling niet te kennen om je lesmethoden op dat specifieke kind af te stemmen. Robert Anda, een van de onderzoekers van de oorspronkelijke ACE-studie, heeft net als veel andere wetenschappers al vaak gesproken over de vraag of de ACEs-vragenlijst al dan niet nuttig is als diagnostisch hulpmiddel. Hoewel de vragenlijst door zijn eenvoud erg aantrekkelijk lijkt, laat deze contextuele informatie weg, zoals onder andere de positieve ervaringen die het kind ervaart naast de negatieve. Dit worden Positive Childhood Experiences (PCE’s) genoemd. Dit is een onderwerp waar we volgende week op ingaan.

Er zijn veel terreinen waarop je werk een wezenlijk invloed kunt hebben op het leven van een kind. Hopelijk heeft dit blog wat meer licht kunnen werpen op hoe jouw traumagerichte onderwijsaanpak een wereld van verschil kan betekenen voor een kind!

ACE’s: inzichten waarop we allemaal recht hebben

In 1994 gingen twee artsen, Vincent Felitti en Robert Anda, op zoek naar de relatie tussen misbruik, verwaarlozing en disfunctioneren van het gezin enerzijds en chronische ziekten bij volwassenen en de belangrijkste doodsoorzaken anderzijds. Ze gebruikten een vragenlijst waaruit ze later de tien meest prominente negatieve ervaringen destilleerden. Jaren later werd erkend dat bijvoorbeeld armoede en racisme ook als ACE’s kunnen worden beschouwd. De onderstaande afbeelding vermeldt de oorspronkelijke tien items.

Wat destijds verbazingwekkend was – en nog steeds is – is hoe algemeen ACE’s zijn. ACE’s lijken in de landen waar toegewijd onderzoek is gedaan heel veel voor te komen, zowel in rijke als in kansarme gemeenschappen.

We hebben nu honderden studies over ACE’s en hun impact op het volwassen leven; daarnaast zijn er overal in de wereld landen en gemeenschappen die actie ondernemen om informatie over ACE’s brede bekendheid te geven. Studies tonen bij herhaling aan dat hoe meer ACE’s een persoon ervaart, hoe groter het risico is op veelvoorkomende chronische ziekten op de volwassen leeftijd, zoals hartaandoeningen, diabetes, obesitas, angst en depressie. Ook worden negatieve uitkomsten gezien met betrekking tot middelenmisbruik, roken, leerprestaties, arbeidsverzuim, en voortijdig overlijden. Daarom beschouwen sommige landen de preventie van ACE’s als een urgente volksgezondheidskwestie, omdat aandacht voor ACE’s verlies van gezondheid en welzijn in brede zin kan helpen voorkomen en tegelijkertijd de stijgende kosten voor gezondheidszorg kan helpen tegengaan.

Hoe zijn ACE’s gecorreleerd met chronische ziekten?

De evolutie van onze hersenen en ons zenuwstelsel heeft ons tot de intelligente wezens gemaakt die we zijn. Sommige delen van ons brein vervullen echter nog steeds de basisfuncties die we met alle andere dieren delen: het signaleren van bedreigingen van onze veiligheid, zodat we actie kunnen ondernemen die onze overleving waarborgt. Om dit te laten zien, wordt in de neurowetenschappen het model van het driedelige (of drieledige) brein gebruikt.

De hersenen zijn onderverdeeld in drie delen:

  1. Het reptielenbrein: omvat de instinctieve delen van de hersenen. Dit deel van de hersenen is bij de geboorte ontwikkeld en sterk afgestemd op het activeren van overlevingsreacties: vechten, vluchten, bevriezen of behagen. Voortdurende activering, vooral in de vroege levensjaren, leidt tot toxische stress. Dit maakt een goede sociale, cognitieve en immuunfunctie moeilijk.
  2. Het zoogdierbrein (of limbisch systeem): reguleert emoties, geheugen en sociale interacties. Dit deel van de hersenen is ontwikkeld in de eerste levensjaren van een kind (ongeveer van 0 tot 5 jaar oud).
  3. Het ‘denkende’ primatenbrein (neocortex): is betrokken bij executieve functies (taakuitvoering), taal, bewustzijn en rationele, analytische vaardigheid. Dit deel van de hersenen ontwikkelt zich tot ver in de volwassen jaren (midden twintig).

Zoals hierboven vermeld, zal het reptielenbrein bij dreiging belast zijn met het afgeven van hormonen die het lichaam helpen om in de vecht-vlucht-bevriezing-behagen-reacties te gaan, een slimme manier om aan echt gevaar te ontsnappen. Hoe zou je anders bijvoorbeeld een ontmoeting met een grizzlybeer kunnen overleven?

Meestal hoeven we ons in ons dagelijks leven geen zorgen meer te maken over grizzlyberen of sabeltandtijgers, maar iedere keer dat we stressfactoren ervaren die ons het gevoel geven dat ons bestaan wordt bedreigd, kan het reptielenbrein worden geactiveerd. Dit begint wanneer we vroeg in het leven (‘eerste 1000 dagen’) sociale ervaringen opdoen die onze hersenen als levensbedreigend ervaren. Als deze te vaak voorkomen of te lang duren, krijgen we een overactief reptielenbrein. Stress die gezonde aanpassing geeft en nuttig is onder kortdurende, ernstige lichamelijke dreiging, kan op de lange termijn tot ongezonde aanpassing leiden en toxisch worden onder voortdurende sociale dreiging. Bovendien kan giftige stress de normale hersenontwikkeling veranderen en leiden tot levenslange problemen met gedrag, sociale interactie, leren, geestelijke gezondheid en mentaal welzijn. Het is alsof je altijd op uw hoede bent voor bedreigingen vanuit je omgeving. De giftige stress van ACE’s onderdrukt het immuunsysteem en kan leiden tot chronische ontstekingen in het lichaam, die zich kunnen uiten in depressie, angst, middelengebruik of chronische ziekten zoals obesitas, kanker, hart- en vaatziekten, et cetera.

Hoe kan ik ACE’s in het leven van mijn kind voorkomen?

Als we weten hoe kneedbaar het jonge brein is, wordt het logischer om naar positieve of gunstige ervaringen te streven. Het onderhouden van veilige, stabiele en koesterende relaties en daarmee het bevorderen van veerkracht, kan niet alleen helpen om gezonde kinderen groot te brengen, maar kan ook de negatieve effecten van ACE’s helpen verminderen. De eerste reactie van veel ouders wanneer ze leren over ACE’s en toxische stress is: “Waarom heeft niemand me hierover verteld?” Alleen al het besef dat we werden opgevoed en dat we opvoeden op een manier die misschien geen veilige hechting bevordert, of, erger nog, op manieren die ons of onze kinderen blootstellen aan toxische stress, kan beangstigend zijn; het kan diep begraven pijn oproepen en verwarrende ontkenning triggeren of verdedigingsmechanismes. Dat is waarom we ervan overtuigd zijn dat iedereen het verdient om van deze inzichten op de hoogte te zijn.

Het is belangrijk dat je lief voor jezelf bent als je hiermee aan de slag wilt. Wees niet streng en veroordelend naar jezelf als je reflecteert op schadelijk gedrag: je probeerde in moeilijke situatie overeind te blijven en die strategieën brachten je tot hier. Je hebt het overleefd!

Als je dit leest en je begint aan deze ontdekkingsreis naar je innerlijke zelf, zou je met jezelf in gesprek kunnen gaan via dit soort vragen:

  • Wat onthult deze nieuwe kennis mij over mijn eigen gezondheid en welzijn en over mijn manier van opvoeden?
  • Welk verschil maakt deze kennis voor mij in deze fase van mijn leven?
  • Kan ik manieren bedenken om een beter inzicht te krijgen in mijn eigen jeugd en waar mijn eigen pijn en behoeften vandaan komen?

In de komende maanden gaan we algemene aspecten van het ouderschap bespreken en daarnaar kijken door een ACE-bewuste lens; dit kan je helpen begrijpen hoe deze belangrijke informatie van invloed kan zijn op de manier waarop je je rol als ouder vormgeeft. Houd onze sociale media in de gaten om je mening en ideeën te delen en om op de hoogte te blijven van nieuwe blogs. We kijken uit naar jullie feedback!

De invloed van ACE’s op biologisch normaal slaapgedrag

Af en toe kom je op een nieuwssite of een ouderschapsblog een artikel tegen met een opvallende kop als “Baby’s die niet doorslapen, hebben meer kans op gedragsproblemen op 5-jarige leeftijd” of “Moet je je baby te laten huilen of niet?” De artikelen vervolgen dan met een uitleg over hoe een nieuw onderzoek bepaalde zaken heeft aangetoond.
Een recent voorbeeld is dit artikel, waarin een academische studie wordt besproken waarin de onderzoekers 1679 gezinnen in Finland volgden. Ze concludeerden dat in hun studiepopulatie kortere slaap en slechtere slaapkwaliteit tijdens de kindertijd verband leken te houden met emotionele en gedragssymptomen bij peuters, en deze associaties waren het sterkst voor internaliserende en ontregelingssymptomen.

Het slapen van je kinderen… voor jou als ouder kan dit een behoorlijk ‘hot topic’ zijn. Enerzijds krijg je de culturele boodschap dat slaap kan worden aangeleerd, dat je het moet micromanagen om het op orde te krijgen (met vroege bedtijden en doorslapen). Aan de andere kant voel je de intuïtieve behoefte om te reageren op het huilen van je kind en je kind te kalmeren als het van streek is. Je kunt je gemakkelijk overweldigd voelen door deze gemengde berichten. Ben je ermee geholpen als het slapen van kinderen wordt besproken zonder een definitie van wat biologisch normale slaappatronen zijn? Zou het niet behulpzamer zijn als je het slaapgedrag van je baby zou kunnen vergelijken met de biologische norm?

Hoe definiëren we biologisch normale slaap?

Culturele gewoontes en het duiden van babygedrag veranderen sneller dan de menselijke biologie en fysiologie. Vakgebieden als evolutionaire biologie, sociologie en antropologie proberen te definiëren wat als ‘normaal’ kan worden beschouwd in het slaapgedrag van baby’s. Volgens deze vakgebieden zijn borstvoeding en dicht bij elkaar slapen (cosleeping) biologisch normaal. Net als andere dieren zijn mensen geëvolueerd om te gedijen wanneer ze dicht bij elkaar zijn en wanneer ze sociale banden aangaan met andere leden van hun familie en hun stam. Volwassen (ouderlijke) nabijheid is de belangrijkste manier voor baby’s om zich veilig te voelen en om toxische stress te voorkomen. De ervaring van veilige verbondenheid en erbij horen is erg belangrijk voor baby’s. Ze bevinden zich in een ontwikkelingsfase waarin ze de basis leggen voor hun biopsychosociale gezondheid. Alles wat de volwassenen om hen heen kunnen doen om toxische stress te voorkomen, is van groot belang voor hun latere gezondheid en welzijn en helpt ACE’s en trauma te voorkomen.

Andere vakgebieden, zoals geneeskunde, kindergeneeskunde, psychologie en slaapwetenschap, hebben ook geprobeerd te definiëren hoe slaapgedrag eruit zou ‘moeten’ zien; ze probeerden een definitie van ‘normaal’ te geven en daarmee abnormale situaties op te sporen (slaapstoornissen of suboptimale slaapgewoonten en -routines). Tot de 20e eeuw werd slaap niet als een zorgwekkende kwestie beschouwd. Gezinnen zagen het nachtelijk ontwaken niet als problematisch, of ze wonnen advies in bij de vorige generaties of hun leeftijdsgenoten. Met de verschuiving van de aandacht naar wetenschap en technologie aan het einde van de 19e eeuw, begonnen ‘ouderschapsexperts’ (kinderartsen en verpleegkundigen) ouderhandleidingen te publiceren die ouders adviseerden om zich aan strikte voedings- en slaapschema’s te houden. Tegen de jaren dertig kwam in de psychologie het behaviorisme op en werden kunstvoeding en wiegjes steeds gewoner. Daardoor veranderden de normen over hoe babygedrag eruit zou moeten zien.

Door kinderen die kunstvoeding kregen en in een eigen kamer sliepen als norm te nemen, begonnen wetenschappers het gedrag van die kinderen als het gewenste ideaal te beschrijven. Die gegevens werden telkens opnieuw herhaald door andere onderzoeken die de eerdere publicaties bevestigden. Dit betekent dat de slaap van baby’s decennia lang niet wordt bestudeerd met het oog op de biologische norm (samen slapen en borstvoeding geven), maar met de cultureel gedefinieerde ideeën (alleen slapen en geen borstvoeding geven) als referentiekader.

Met toestemming overgenomen uit ‘Veilig slapen met je baby’ door James McKenna (publicatie Nederlandse vertaling door Marianne Vanderveen-Kolkena bij Uitgeverij Samsara voorjaar 2021)

Een andere moeilijkheid bij het definiëren en meten van wat normaal is ten aanzien van slaap, is de betrouwbaarheid van de vragenlijsten die ouders invullen in onderzoek waarbij een slaapdagboek wordt gevraagd. De problemen met deze methode zijn tweeledig.
Enerzijds beoordelen moeders die borstvoeding geven hun slaap eerder als slechter, terwijl moeders die kunstvoeding geven de neiging hebben om de slaap (kwaliteit en kwantiteit) die ze krijgen te overschatten. Van moeders die coslapen is ook aangetoond dat ze zich meer bewust zijn van het ontwaken van hun kinderen en een soortgelijk patroon volgen.
Anderzijds speelt de cultuur waarin de moeders worden geboren, opgevoed en waarin ze leven een cruciale rol in hoe zij tegen de slaap van baby’s aankijken. Moeders die in de VS en andere westerse landen wonen, zien het apart slapen bijvoorbeeld als een manier om hun kinderen onafhankelijk te maken, terwijl niet-westerse culturen het afgezonderd slapen van baby’s soms juist als abnormaal of zelfs wreed beschouwen. De verschillen tussen wat uiteenlopende groepen mensen als normaal zien in termen van kinderslaap, kunnen daarom aanzienlijk zijn.

Terugkomend op de studie uit Finland zien we een vraag opdoemen: hielden de onderzoekers rekening met het antropologische perspectief en beschouwden ze coslapen en borstvoeding als de norm voor ‘biologisch normaal slaapgedrag’… of hanteerden ze de westerse verwachtingspatronen als de norm?

ACEs als onderdeel van de discussie

Ongunstige ervaringen in de kindertijd (ACE’s) kunnen de slaap op twee manieren beïnvloeden:

  1. Voor volwassenen geldt dat hoe meer ACE’s iemand ervaart, hoe meer slaapproblemen ze kunnen tegenkomen (kortere slaapduur, slechtere slaapkwaliteit), zelfs decennia later. Deze studie toonde bijvoorbeeld aan dat zulke slaapproblemen tot zelfs 50 jaar later kunnen voortduren. In deze literatuurreview werden ACE’s geassocieerd met het ontstaan ​​van slaapstoornissen zoals slaapapneu, slapeloosheid, narcolepsie en meer. Het is aangetoond dat vrouwen die seksueel misbruik hebben overleefd, later in hun leven meer kans hebben op slaapstoornissen.
    Veel van deze slaapstoornissen verkorten de slaapduur en de kwaliteit van de slaap. Als deze mensen ouders worden en hun slaap regelmatig wordt onderbroken omdat ze voor hun baby moeten zorgen, kan hun slaap nog gefragmenteerder worden. Omdat ze zelf slaapproblemen hebben, zullen ze ook eerder aannemen dat de slaap van hun baby problematisch is.
    Er is op dit gebied echter nog weinig onderzoek gedaan; hoewel we weten dat ACE’s sterk gecorreleerd lijken te zijn met slaapproblemen op volwassen leeftijd, hebben we geen onderzoek dat specifiek kijkt naar ACE’s en slaapproblemen bij baby’s. Het is zeer waarschijnlijk dat er een belangrijke rol is weggelegd voor zowel epigenetica als genetica; enkele onderzoekers hebben geprobeerd het verband te vinden tussen slaapstoornissen zoals slapeloosheid en de stressresponsgenen die kunnen worden beïnvloed door tegenslag in de kindertijd.
  2. Kinderen die ACE’s ervaren, kunnen moeite hebben om hun emoties te verwerken, wat later in het leven kan leiden tot angst en depressie. Dit artikel van de American Psychological Association gaat dieper in op deze verbanden.

Om terug te komen op de studie die we eerder noemden: daarin werden slaapstoornissen van ouders, ACE’s of vormen van tegenslag, stress en angst niet meegenomen in de onderzoeksopzet. Zou het kunnen dat deze ouders van wie de kinderen meer slaapproblemen hadden, ouders waren die zelf al met slaapproblemen kampten? Hadden zij zelf enige vorm van misbruik, verwaarlozing of trauma overleefd? Vonden ze het moeilijk om overdag in de zorg voor hun kinderen een stabiele sfeer te bewaren en werkte dit aspect ’s nachts door? Dit zijn enkele vragen die de moeite waard zijn om te stellen wanneer we conclusies willen trekken over de slaap van ouder en kind. De biopsychosociale component speelt mogelijk een grotere rol dan vaak wordt aangenomen.

Wat betekent dit voor jou?

Het is belangrijk om te bedenken dat slaap wordt beïnvloed door veel verschillende biopsychosociale factoren en dat een bepaald vakgebied niet op zichzelf de kinderslaap kan ‘verklaren’ of ‘definiëren’. Door wezenlijk af te wijken van hoe we als mens zijn geëvolueerd, wordt elke definitie van kinderslaap twijfelachtig. Enkele belangrijke punten waar je de volgende keer op kunt letten als je een artikel over kinderslaap tegenkomt op een nieuwssite, een blog of een tijdschrift zijn de volgende:

  1. Het is belangrijk om te definiëren wat we als ‘normaal’ beschouwen als we het hebben over kinderslaap. Wat vergelijken we en waarmee?
  2. Het is belangrijk om te zien of er gebruik is gemaakt van subjectieve rapportage door ouders of dat er een andere, meer objectieve manier was om gegevens te meten.
  3. ACE’s en hun effecten op de ouders of epigenetisch van de ene generatie op de andere worden vaak niet bestudeerd in relatie tot de slaap van baby’s. Dit maakt het moeilijk om erachter te komen of latere gedrags- of andere gezondheidsproblemen verband houden met het slaappatroon van de persoon als kind, of dat die vroege slaappatronen op zichzelf al werden beïnvloed door stressoren in de ouder-kindrelatie.

Het kan heel moeilijk zijn om naar antwoorden op zulke vragen te zoeken wanneer je baby ’s ochtends om 2.00 uur weer wakker is. Aan anderen proberen uit te leggen dat het gedrag van je baby normaal is, in een cultuur die dit als te aanhankelijk of als een ‘slaapprobleem’ beschouwt, kan lichamelijk en geestelijk te veel gevraagd zijn. En natuurlijk kan het voor jou als ouder ook gewoon moeilijk zijn om je uitgeput te voelen omdat je regelmatig nachten hebt met een verstoorde slaap, vooral wanneer je baby huilt en het veel tijd kost om allemaal weer in slaap te vallen. Wees echter gerust dat je instinct om dicht bij je baby te willen blijven nog altijd, ook vandaag de dag, een prachtige manier is om op je baby te reageren; het is een manier die perfect in lijn is met onze menselijke zoogdiererfenis. Probeer om niet alleen naar je baby, maar ook voor jezelf mededogen te hebben, mocht je je in de groep van ouders/verzorgers bevinden die bezig zijn van hun eigen geschiedenis te herstellen.