Afgelopen week noemden we in ons blog het concept ‘Adult Supremacy’ (AS), de dominantie van (belangen van) volwassenen. Omdat dit thema zo nauw is verbonden met alles waar ACE-bewustzijn over gaat, willen we hier graag wat dieper op ingaan, gebaseerd op eerdere artikelen die Marianne heeft geschreven over dit onderwerp. De kernvraag zal zijn of we in staat zijn ons bij de hand te laten nemen door de basale oerbehoeften van de baby en of we onze samenleving op zodanige wijze kunnen inrichten dat verzorgers gemakkelijker aan die behoeften tegemoet kunnen komen dan nu het geval is. Wat kunnen we doen om, in de woorden van ontwikkelingspsycholoog Darcia Narvaez, vast te houden aan de ‘evolved developmental niche’, de geëvolueerde ontwikkelingsniche, waarin een koesterende omgeving leidt tot uitkomsten qua gezondheid en welzijn die kenmerkend zijn voor onze soort? Het blog van vandaag is het eerste in een serie en bespreekt een aantal basale aspecten van menselijk samenleven.
Socialisatie
Mensenkinderen komen heel onrijp ter wereld en hun ontwikkelingsstadium bij de geboorte maakt dat ze volledig van de zorg van anderen afhankelijk zijn. De kwaliteit van de zorg waarmee ze worden omringd, is van invloed op hoe hun lichamelijke, sociale en emotionele systemen ‘uitrijpen’. Die onrijpheid betekent dat een kind veel behoeften heeft. Elke ouder weet dat: de zorgbehoefte van een baby is immens!
Ondanks alle aanvankelijke onrijpheid worden kinderen overal ter wereld over de hele linie echter competente leden van hun sociale gemeenschap: ze doorlopen het proces van socialisatie. Ze beheersen de lokale taal in woord en in lichaamsgebaren, ze weten wat er van hen wordt verwacht en ze hebben al snel in de gaten wat ‘hoort’ en wat niet. Elke omgeving stelt eigen eisen en is anders in wat ze te bieden heeft. Kinderen zullen in een vijandige, schrale leefomgeving daarom andere vaardigheden moeten aanleren dan in een overvloedige of vriendelijke setting. Stel je maar eens voor hoe het millennialang was: een kind dat opgroeide op de steppe of savanne, waar water en vegetatie meestal schaars en roofdieren altijd op jacht zijn, moest een ander gedragsrepertoire aanleren dan een kind dat opgroeide in een subtropische omgeving met veel regen en gewassen, of een kind op de Noordpool, gericht op bescherming tegen de kou en het vangen van vis. De verschillen tussen geïndustrialiseerde samenlevingen zijn misschien minder groot, maar ook daar hebben kinderen te maken met specifieke maatschappelijke karakteristieken die het dagelijks leven en de sociale interactie beïnvloeden. Een tamelijk krachtig voorbeeld daarvan zijn de voortdurende veranderingen in de manier waarop kinderen met elkaar omgaan – we kunnen vandaag de dag waarnemen dat ze meer tijd doorbrengen op allerlei ‘gadgets’ (mobiele telefoons, tablets) en veel minder in de speeltuin of buiten op straat dan we ons twintig jaar geleden konden voorstellen, laat staan 100 jaar geleden.
Op de één of andere manier moeten we ons allemaal aanpassen aan onze leefomgeving om te kunnen overleven.

De cover van de dvd ‘Babies’, over het eerste levensjaar van vier baby’s in vier verschillende locaties ter wereld (Namibië, Japan, Mongolië en de Verenigde Staten)
Universele omgevingsinvloeden?
Gedurende een groot deel van de menselijke geschiedenis waren samenlevingen sterk afhankelijk van wat de leefomgeving te bieden heeft en die invloeden zijn niet zomaar verdwenen. De wijze waarop een samenleving wordt ingericht en de gebruiken, tradities en rituelen die daarbij horen, zullen daarmee tot op zekere hoogte samenhangen. Zo heeft het feit dat Nederland bekend staat als een ‘poldercultuur’ deels wortels in dat omgevingsaspect. In een land waar de waterstand en de kracht van het water altijd een bedreiging vormen, niet alleen voor je thuisbasis, maar ook voor je oogst en je handelsactiviteiten, moet je, of je dat nu leuk vindt of niet, samenwerken om de voeten droog te houden. Het veelbesproken en vaak verguisde ‘polderen’ in de politiek en in allerlei werkomgevingen heeft daarmee een cultureel-materialistisch karakter: de natuurlijke omgeving beïnvloedt gedurende eeuwen de lokale volksaard. In dit geval betekent dat: je moet je constructief verhouden tot kanaalbeheerder, die je misschien niet kent en die misschien ver weg zit, voor het gewenste waterniveau in de sloot langs je land. Dat is heel iets anders dan een goede verstandhouding onderhouden met de neef van je moeder die de waterput in je dorp beheerst.
Hoe zich een cultuur ontwikkelt, wordt weliswaar niet gedetermineerd door de omgeving en haar natuurlijke en door de mens gecreëerde hulpbronnen, maar een effect heeft die omgeving meestal wél, met veelal een heel oude historische oorsprong. In de antropologie is deze sociale constructie een kernthema, dat we geregeld min of meer als volgt besproken hebben horen worden: ‘Hoe mensen zich gedragen, ligt niet vast, maar wordt bepaald door sociale en culturele invloeden. Deze bepalen hoe iedereen in een groep met zaken omgaat. We kunnen daar geen universeel geldende uitspraken over doen, want dat is overal anders.’ Is dat inderdaad het geval? Kunnen we geen overeenkomsten ontdekken in de effecten van bepaalde omstandigheden? Zijn er geen universele kenmerken en gedragspatronen die mensen met elkaar verbinden? Vermoedelijk wel, want als dat niet zo was, waarom vinden we discriminatie dan zo verwerpelijk? Is dat niet juist omdat we veel dingen met elkaar gemeen hebben en daarin in gelijk zijn, ondanks alle uiterlijke, ogenschijnlijke verschillen? Laten we ook daarnaar eens kijken vanuit evolutionair perspectief, naar dat wat ons verbindt.

Veel van de sociale conventies waaraan we ons houden, zijn niet zichtbaar en vaak niet eens bewust. We zullen in een latere aflevering dieper ingaan op dit aspect van de biopsychosociale invloed op gezondheid en welzijn. (Bron onbekend)
‘Wired for connection’
Binnen de mogelijkheden en beperkingen van de leefomgeving leren kinderen vaardigheden aan om in de eigen wereld te overleven en eruit te halen wat erin zit. Verbinding met anderen is daarbij essentieel, vanwege die eerder genoemde afhankelijkheid. Gelukkig zijn kinderen van nature geneigd om die verbinding met anderen te zoeken; ze zijn ‘wired for connection’, neurologisch gebouwd om contact te maken én te verwachten. Ze zijn bovendien ‘prosociaal’ van aard zijn: met hun grote ogen, bolle wangen en wipneus proberen ze om nabije volwassenen te verleiden tot zorgen, delen, helpen en ondersteunen en vanaf het begin zoeken ze ook zelf naar mogelijkheden om de relaties met anderen goed te houden, om te zorgen, te delen, te helpen, te ondersteunen. Het idee dat kinderen kleine egoïsten zijn, is een mythe waar we echt hoognodig vanaf moeten.
Prosocialiteit is een begrip dat vaak wordt gezien als een proactieve vorm van sociaal vaardig gedrag: we proberen niet alleen te voorkomen dat de boel in het honderd loopt en te voorkomen dat onderlinge relaties worden gedwarsboomd, maar doen actief ons best om dingen positief te beïnvloeden. Die neiging tot empathie en samenwerking is aangeboren, maar heeft net als andere vaardigheden een responsieve omgeving nodig om tot bloei te komen. Aan prosociaal gedrag ligt een diep geworteld verwachtingspatroon ten grondslag, een existentiële behoefte om deel uit te maken van een gemeenschap, om door de groep mensen waar je bij hoort, te worden gezien, gehoord en gewaardeerd, omdat overleving zonder dat bijna niet mogelijk is. Sociale isolatie is voor een sociaal dier als de mens één van de ergste dingen die kunnen gebeuren.

Een beeld uit de dvd ‘Babies’, met een jong brusje dat voor een baby zorgt en dat dus verantwoordelijkheden mag dragen die empathie en zorgzaamheid vereisen
Conclusie
De conclusie van vandaag is dat kinderen zeer afhankelijk zijn bij de geboorte. Ze raken echter zeer snel gesocialiseerd in hun eigen leefwereld en leren omgaan met de mogelijkheden en beperkingen daarvan. Dat lukt ze zo goed, omdat ze een aangeboren vaardigheid hebben tot het aangaan van relaties met anderen in de sociale omgeving: ze zijn prosociaal en ‘wired for connection’ en willen een gewaardeerd lid zijn van hun ‘stamverband’.
Volgende week zullen we kijken naar de biosociale erfenis, de impact van de sociale omgeving op onze biologie.