Een vol bord: wanneer ACE’s tot een problematische onafhankelijkheid leiden

Ze zaten aan tafel; zijn vrouw had iets bijzonders gekookt en schepte de borden vol. Ze schepte het bord van hun zoon vol, vroeg hun gast Lucy om haar bord te overhandigen en vulde vervolgens haar eigen bord. Ze keek hem aan en zei: ‘Jij schept zelf op?’ ‘Ja’, antwoordde hij; hij stond op van de tafel, liep naar de keuken en schepte op.
Lucy keek met verbazing toe. Ze had nog niet zo vaak bij hen thuis aan tafel gezeten. Bij eerdere gelegenheden hadden ze geregeld in een restaurant de maaltijd gedeeld en dan wordt iedereen bediend. Lucy keek hem aan en hun ogen hielden elkaar vast: ‘Wat gebeurde daar?’ Hij wachtte: ‘Wat?’ ‘Nou, dat jij erop staat je eigen bord vol te scheppen…’ Hij lachte: ‘Ik ben echt prima in staat om zelf mijn eten op te scheppen; er is geen enkele noodzaak dat iemand anders dat doet.’ Ze dacht er even over na: ‘Nou ja, ik ben er volledig van overtuigd… of nee, ik wéét dat je dat kunt, maar waarom zou je dat willen? Is het niet fijn om even verzorgd te worden en met liefde je bord te laten volscheppen?’ Hij mompelde dat het echt niet nodig was. De hele middag was heerlijk geweest, dus om de goede sfeer vast te houden, lieten ze het onderwerp rusten.

Pas veel later kwam Lucy erop terug en vroeg ze hem of hij een idee had over waar dat gedrag vandaan kwam. Hij vertelde dat hij er door de jaren heen aan gewend was geraakt om voor zichzelf te zorgen. Lucy was getroffen door hoezeer ze zijn uitleg herkende en was zich bewust van het feit dat zulk gedrag een afspiegeling kan zijn van wat voor het blote oog niet zichtbaar is. Ze opperde dat er misschien pijnlijke ervaringen aan ten grondslag lagen. Hij luisterde en verwierp die mogelijkheid niet volledig, maar hij was evenmin overtuigd dat pijn uit de kindertijd er de oorzaak van was, evenmin als van een aantal andere, eraan gerelateerde gedragspatronen, trouwens, die hij had ontwikkeld: roken, niet antwoorden op telefoontjes of berichtjes, op de hand zijn kleding wassen terwijl hij slechts een weekend weg was, volledig in zichzelf gekeerd raken als hij zich niet goed voelde, en niet trouw zijn aan zijn huwelijk, ondanks het verdriet dat de scheiding van zijn ouders hem lang geleden had bezorgd. Hij wist dat er iets niet in orde was, maar hij had het er enorm zwaar mee om de gedachten die daaraan verbonden waren, toe te laten in zijn bewustzijn.

Het verhaal liep niet goed af. Hij kreeg uiteindelijk een autoimmuunziekte die zijn gezondheid ernstig beïnvloedde: het te grote aantal rode bloedcellen maakte zijn bloed zo dik dat het letterlijk niet goed meer kon stromen. Er waren tijden dat hij zich beter voelde (‘Ja, het gaat weer beter, ik klim weer naar boven vanuit de donkere kerkers!’, zei hij dan grappend, hoewel hij nooit zei dat hij de kerker in ging), maar de grijze wolken drukten telkens opnieuw zwaar op zijn dagen, tot het moment waarop zijn wanhopige zoektocht naar liefde leidde naar zijn eigen echtscheiding, naar teleurstellende nieuwe relaties, en naar het snuiven van cocaïne in een poging om te gaan met zijn gezondheidsproblemen en zijn eenzaamheid. Lucy verloor het contact; ze hield het in stand, maar hij verhuisde en liet haar zijn nieuwe adres niet weten. Jaren later stuurt ze hem nog steeds af en toe een bericht, maar ze weet niet of zijn telefoonnummer nog wel hetzelfde is. Haar compassievol vragen naar zijn welzijn en haar begrip voor zijn verdriet waren niet genoeg om de vriendschap overeind te houden. Hij kon met haar onvoorwaardelijke emotionele nabijheid niet omgaan; schaamte en schuldgevoel over zijn tekortschieten, over niet antwoorden en haar teleurstellen waren hem te veel geworden – hij verdween in volstrekte stilte.

Om als kind niet volledig in te storten onder de verantwoordelijkheid van het zorgen voor een moeder wier man zomaar vertrok en die twee banen nodig had om de kosten van de zorg voor hem en zijn oudere broer te kunnen betalen, had hij een overlevingsstrategie moeten ontwikkelen. In die jaren bouwde hij een houding op van liever op zichzelf te vertrouwen dan op anderen, zodat hij er zeker van was dat hij niet nog een ervaring zou opdoen waarin anderen hem lieten vallen. Desondanks kon niks het enorme gat opvullen dat door de onbevredigde behoeften in hem was ontstaan. Zijn vader ging ervandoor, zijn moeder was altijd druk… was hij het waard hun liefde te ontvangen, wiens liefde dan ook? Twee keer stond hij op het punt een einde aan zijn leven te maken. Eén van die keren hadden de liefdevolle berichtjes van Lucy hem ervan weerhouden, al was de chaos die hij had gecreëerd en onder ogen moest zien, bijna te groot om te verdragen. Soms was zij de enige die hem uit zijn verdoofde staat kon halen, hem weer kon laten voelen, zijn tranen weer kon laten stromen.

Wanneer we vanuit een ACE’s-perspectief naar deze situatie kijken, kunnen we een bang jongetje zien, dat als kind niet de emotionele verbinding had die kinderen nodig hebben om zich veilig te voelen. Hij leerde om voor zichzelf te zorgen en raakte die gewoonte niet meer kwijt. Zoals trauma-expert Gabor Maté uitlegt: de pijn van je als kind niet gezien en gehoord en bemind weten, het gemis van veilige hechting met zorgzame en emotioneel beschikbare volwassenen, zal er bij velen van ons toe leiden dat we onze authenticiteit verliezen. Mensen, gericht en gebouwd op verbinding als ze zijn, smachten naar betekenisvolle relaties met anderen. Wanneer hun unieke persoonlijkheid een bedreiging lijkt te vormen voor de hechtingsrelatie met degenen van wie het kind afhankelijk is, geeft het kind mogelijk de authenticiteit op om zo de hechtingsrelatie te behouden. Wanneer we onze authenticiteit verliezen, verliezen we echter de verbinding met onszelf en dat zal bijna altijd resulteren in het verliezen van het contact met anderen. We sluiten ons hart ter bescherming tegen nog meer pijn, maar daarmee sluiten we ons ook af voor liefde en compassie. We hebben moed en een veilige omgeving nodig om ons weer open te stellen. Er is ook oprechte nieuwsgierigheid nodig van de mensen in die omgeving, bereidheid aan hun kant om te luisteren naar, te zitten naast en veilige ruimte te creëren voor degene die worstelt met pijnlijke ervaringen. Daarmee wordt zichtbaar dat herstel en genezing niet slechts een persoonlijke uitdaging zijn, een proces dat we in eenzaamheid in gang moeten zetten. We hebben daarvoor de aandacht en vriendelijkheid nodig van mensen om ons heen, zodat we de illusies die we moesten opbouwen om te overleven, kunnen terugdraaien. In essentie is trauma een verbroken verbinding met het ware zelf en door liefde en compassie kunnen we werken aan het herstellen van die verbinding.
Dat is een hoopvolle gedachte, één waaraan iedereen in iemand anders kan bijdragen via verbinding, compassie, moed, nieuwsgierigheid, vertrouwen en vriendelijkheid. Op die manier kunnen we veerkracht ontwikkelen in onszelf, in elkaar, en in onze samenleving als geheel.

Lucy blijft positieve energie de ruimte in sturen; wie weet bereikt die haar vriend, zegt ze, en kunnen ze ooit het contact herstellen… of niet, en dan kunnen haar gedachten hem in ieder geval misschien goed doen… en haarzelf ook.

Geplaatst in Diversen.