De ervaringsdeskundige, Aflevering 13 – Deze week: Vera

Broodkruimels…

Vera had intense dagen achter de rug met een training die veel van haar had gevraagd. De trainers waren toegewijd aanwezig geweest in de groep en hadden oog voor waar iedereen behoefte aan had. Ze hadden op indrukwekkende wijze veel energie én veel rust in de groep ingebracht. Ze kijkt er met voldoening op terug, maar heeft ook veel om op te reflecteren en ik heb tijd om naar haar te luisteren. Ik ben al eerder met haar in gesprek geweest en onze vertrouwdheid geeft veilige bedding aan ons gesprek. Ze brandt meteen los.

Vera had op de laatste ochtend van de training ontroerd om zich heen gekeken en gezien hoe alle deelnemers met elkaar aan de babbel waren. Ze was zelf ook gezellig in gesprek geweest, maar vervolgens had ze even alleen gezeten en onverwacht waren alle ervaringen van de training samengevloeid tot één groot innerlijk spektakel. De inzichten schreeuwden om aandacht: ‘Heb je dit wel door? Heb je je dát wel gerealiseerd? Vind je zus niet bijzonder? Heb je zó wel tot je laten doordringen? Zie je wel hoe dit samenhangt met wat je eerder al had ontdekt?’ Ze zit wat verslagen tegenover me en zegt: “Ik voel wel dat er een link is tussen mijn levensverhaal en mijn gevoel over wat er momenteel allemaal gebeurt. Ik voelde dat die ochtend ook, maar ik kon er geen woorden aan geven. Ik voelde alleen maar vanuit mijn tenen de tranen opwellen. Ik kreeg het benauwd; ik zat met mijn ogen dicht en had het gevoel geen adem te krijgen. Ik was bang dat ik helemaal in stukjes uit elkaar zou vallen. Ik had al mijn aandacht nodig om mijn ademhaling op orde te houden en ruimte te geven aan die tranen.

De geluiden om me heen leken weg te vallen. Ik zat daar met mijn ogen dicht en was me gewaar van alles wat er in mij opkwam, tot ik ineens een hand op mijn rug voelde. Ik wíst gewoon dat die van één van de trainers was; ik herkende de energie die er vanuit ging. Ik keek heel even en zag dat ik gelijk had. Ik kreeg de aanmoediging om dieper te ademen, omdat mijn ademhaling zo hoog in mijn borst zat. Ik probeerde dat, maar het was moeilijk. Ik voelde me door mijn emoties totaal overmand…” De hand was een poosje op haar rug blijven liggen; toen kreeg ze een kus op haar kruin en werd ze weer aan zichzelf overgelaten; de trainer liep weg.

Vera denkt na en is even stil voordat ze haar verhaal vervolgt: “Enerzijds voelde ik me ongemakkelijk zo midden tussen iedereen in, maar ik wist dat de training was bedoeld om tot inzichten te komen, dus ik wilde er niet voor weglopen, maar ik wil ook niet meer doen alsof ik sterk ben en alles wel handelen kan. Wat er gebeurt en hoe mensen op me reageren… dat raakt me vaak zo diep. Ze denken geloof ik geregeld dat ik het allemaal wel aankan, omdat ik niet meteen omval, maar ik ben veel gevoeliger dan men dikwijls doorheeft en ik laat me bepaalde dynamieken niet meer aanleunen.” Ze klinkt feller. Ze vertelt over een aantal mensen met wie de communicatie al een tijdlang moeizaam verloopt. Ze heeft zich recent meer verdiept in uiteenlopende vormen van passieve agressie. Iemand heeft haar daar een tijd terug op gewezen en ze had er meer van willen weten opdat ze kon onderzoeken wat het inhield en of ze zich er schuldig aan maakte, zoals diegene beweerde. Nu ze nieuwe dingen heeft geleerd, kan ze elementen ervan sneller herkennen en let ze beter op hoe ze communiceert. “Ik heb gemerkt hoe vaak passieve agressie en ‘gaslighting’ aan de orde zijn. Ik vind dat moeilijk en ik ben geschokt en verdrietig over mijn eigen rol daarin en over wat ik niet in de gaten had. Ik zie nu beter hoe ik vroeger zó vaak op die manier werd bejegend dat ik het normaal ben gaan vinden. Ik heb niet altijd goed gecommuniceerd, maar heb ook te vaak geduld hoe er met mij werd omgegaan. Dat moet echt stoppen; ik wil dat niet meer doen en ik wil het ook niet meer incasseren…”

De tranen wellen op en Vera brengt haar verwachtingen van relaties en vriendschappen ter sprake: “Sommigen zeggen dat je geen verwachtingen moet hebben, omdat dat alleen maar teleurstellingen geeft, maar volgens mij is dat onmogelijk. Dingen als betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid, wederkerigheid, kwetsbaarheid, openheid en aandacht… die zijn wezenlijk voor me. Die ervaar ik als menselijke waarden, maar zeker ook als sociale behoeften! Daar wil ik op kunnen rekenen.”
We zijn samen stil en ineens realiseert ze zich iets: “Ik kan me eigenlijk zo weinig herinneren van momenten in mijn kindertijd waarop mijn ouders echt blij waren mét mij en vóór mij. Af en toe gebeurde dat wel, maar het was zo sporadisch, lang niet zo vaak als ik wat ik mijn eigen kinderen probeer mee te geven… Ik nam gewoon genoegen met het weinige dat er was qua aandacht en emotionele beschikbaarheid… Die kreeg ik van hen beiden maar heel beperkt en ik word me er steeds meer bewust van dat ik er daardoor zó naar verlang in vriendschappen en liefdesrelaties. Veel te lang heb ik me ook daar tevreden gesteld met een schraal minimum en dat heeft tot veel gevoelens van eenzaamheid geleid…”

Ik kijk Vera aan en mijn gedachten gaan naar de voorstelling de dag ervoor, waarin de interviewer de gast aan het begin had gevraagd naar zijn definitie van vrijheid. De gast antwoordde: “Als je er niet naar verlangt, dán ben je echt vrij.” Er werd besmuikt gelachen in de grote, volle zaal; de suggestie kwam op allemaal naar huis te gaan, nu de grootste les al was uitgesproken. De interviewer was stil gebleven en de gast had met een grijns vervolgd: “Een kind dat lekker buiten aan het ravotten is en in het weiland bij de slootjes speelt en kan gaan en staan waar ‘ie wil… die heeft het niet over vrijheid, want die IS gewoon vrij. Pas als we dingen ontberen, gaan we ernaar verlangen en worden ze behoeften, begrippen die we willen definiëren, maar zodra dat gebeurt, weet je eigenlijk al wat er aan de hand is. Iemand die in een gezin of een groep de ‘verbinder’ is of wil zijn, heeft eerder in het leven of in een vorig leven een plaats en een rol gehad waarin er weinig verbinding was. Nu, in dit leven, in deze omgeving, wordt een poging ondernomen om dat goed te maken, om het anders te doen. We leven als het ware de dynamieken die we eerder misten; dat is waarom we hier zijn.”

De voorstelling had bijna drie uur geduurd, maar deze openingszinnen waren voor mij de belangrijkste van de avond geweest. Ik had ze mee naar huis genomen en herkende ze nu in de woorden van Vera. We diepen het verder uit en ik laat de term ‘broodkruimels’ vallen. Dat is een woord dat in het Engels wordt gebruikt voor relationele dynamieken waarin iemand zo ongelooflijk verlangt naar verbinding, veiligheid en oprechte, liefdevolle aandacht, dat ieder klein beetje van die waarden in ontvangst wordt genomen alsof er een feestmaal wordt opgediend, terwijl het slechts om broodkruimels gaat. De honger wordt er niet mee gestild, maar het is net zóveel dat de hoop wordt aangewakkerd dat er vroeg of laat wél een rijkelijk gevulde dis zal zijn. En hoe kwetsbaarder en hongeriger we zijn, hoe groter de kans is dat we de rode vlaggen van zo’n interactiepatroon gemakshalve negeren. Het wordt wel ‘intermittent reinforcement’ genoemd, een heftige vorm van emotionele verwaarlozing of eigenlijk emotioneel misbruik. Ik ken die dynamiek maar al te goed dus herken ik die nu in Vera’s woorden. We spiegelen elkaar wederzijds en dat verbindt ons.

We bespreken nog het één en ander en ze geeft aan dat ze meer duidelijkheid heeft gekregen over de samenhang tussen haar wensen, de manier waarop ze ermee omgaat en wat ze probeert te verdragen in de omgang met anderen. Natuurlijk komt daarbij ook weer aan de orde dat ze opnieuw midden in het spanningsveld tussen ‘hechting’ en ‘authenticiteit’ verkeert en dat als gevolg van de pijn van vroeger hechting nog vaak voorrang krijgt. Je grenzen bewaken, je waarden eerbiedigen… een jong kind kan dat niet, maar als volwassenen hebben we een (emotionele en gezondheids-)taak daarin en ze is nu op het dappere pad van zelfzorg hiervoor.

Ontluiken en tot bloei komen

Eergisteren was het 14 maart, de geboortedag van mijn moeder. Ze stierf in 2006, 70 jaar oud, na een leven dat haar zwaar was gevallen, met als gevolg dat het in mijn gezin van oorsprong ook allemaal heel moeizaam ging en mijn zusje op 32-jarige leeftijd stierf. Gisteren kreeg ik de vraag of ik nog bij mijn moeders verjaardag had stilgestaan en of die nog een sterke betekenis voor me heeft. Ik had er zeker bij stilgestaan: de geboortedag van je moeder… dat is een bijzondere datum. Zonder haar zou je er niet zijn geweest – je dankt je bestaan aan het feit dat zij je heeft gebaard. En al voor die baring was je onlosmakelijk met haar verbonden; voor ons mensen is de band met onze moeder de eerste relatie in ons leven. Die relatie vormt een blauwdruk voor alle relaties die volgen.

Daarom ben ik van mening dat het er wezenlijk toe doet hoe we als sociale omgeving en als samenleving omgaan met de moeder-kindrelatie, zeker in de vroege fase van het moederschap, waarin alles nog zo nieuw is en de moederrol nog zo onwennig voelt. Als we de moeder in de zwangerschap en het kraambed kunnen beschermen en vertroetelen, als we kunnen zien dat haar primaire, eervolle taak in die fase is dat ze met liefdevolle aandacht op haar baby kan focussen en niet wordt overbelast en overvraagd… dan creëren we omstandigheden waarin de baby een mens- en wereldbeeld kan ontwikkelen dat het toekomstige ouderschap nu al ondersteunt. Slagen we daar niet of onvoldoende in, dan leggen we een fundament voor pijn en verdriet, voor eenzaamheid en trauma. Dat weet ik zowel uit persoonlijke ervaring als uit professionele kennis.

Daarmee begon mijn dag afgelopen donderdag, met dat bewustzijn, via een verhaal dat me via een collega ter ore kwam. Een moeder was met haar baby in het ziekenhuis beland omdat haar kindje niet groeide en zowel zij als haar baby steeds verder in de stress kwamen. (Laten we de baby ‘Robin’ noemen.) Moeder gaf volledig borstvoeding en de borstvoedingsrelatie met Robin ervoer ze als heel belangrijk. Eenmaal in het ziekenhuis opgenomen kreeg ze te maken met de regels en protocollen aldaar. Zo liet de kinderarts weten dat moeder niet meer mocht aanleggen en alles moest kolven, zodat de verpleging kon zien hoeveel Robin dronk. Baby zou minimaal drie uur tussen de voedingen moeten laten en als Robin zich eerder meldde, moest moeder ‘rekken’ en baby laten wachten. Ze verbaasde zich daarover, aangezien de opname voornamelijk had plaatsgevonden wegens onvoldoende groei; zou ze dan niet juist heel váák moeten voeden, vroeg moeder zich af? De melk werd ingedikt, en Robin had daardoor moeite om te drinken. Robin werd er moe van en stopte dan; de verpleging nam Robin dan in de houdgreep en dwong de baby tot doordrinken.

Moeder kreeg de opdracht beperkt te knuffelen, want Robin zou rust nodig hebben. Niet mogen aanleggen en niet of nauwelijks mogen knuffelen creëerden bij moeder de angst voor borstweigeren door Robin en ze gaf aan de hele dag alleen maar te kunnen huilen, maar ze kreeg te horen: “Je bent hier niet voor niks, dus je moet nu even doen wat wij zeggen.” Door de stress van al het beleid was de melkproductie nog verder gedaald. Het voeden met de fles was een strijd, want Robin had af en toe een pauze nodig die haar niet of nauwelijks werd gegund en daardoor had ze in ieder geval één keer de halve voeding er weer uit gespuugd, met nog een hele poos onrust daarna. Moeder voelde zich gebroken, liet weten haar grenzen niet meer te kunnen aangeven en niet meer voor zichzelf te kunnen opkomen; ze ervoer bovendien weinig tot geen steun in haar eigen sociale omgeving. Wel was ze blij met de steun en reacties uit de digitale omgeving.

Ik las het verhaal, las tientallen reacties en voelde pijnlijk verdriet en flinke boosheid opwellen. En ja… dat zegt natuurlijk ook iets over mij, dat me dat zo raakt… daar ben ik mij terdege van bewust. En toch… de essentie is dat in deze situatie vanuit protocollen en regels is gehandeld, niet vanuit de biologische blauwdruk van moeder en kind. Waarschijnlijk gebeurde dit op grond van kennisgebrek, maar de kans is groot dat er ook trauma speelde, zowel bij de zorgverleners (die geen vertrouwen meer hadden in het proces) als bij de moeder (die haar stem niet meer durfde laten horen). In die zin was compassie meer gepast en was mijn boosheid dus eigenlijk niet op haar plaats, maar ja… soms neemt het gevoel van onrechtvaardigheid over het functioneren van het ‘systeem’ de overhand. Met de aanpak die hier werd gekozen, wordt immers het natuurlijke gedrag van moeder en baby ondermijnd en belemmerd. Dat is niet het begin dat je moeder en kind toewenst, uitgaande van een ‘kansrijke start’ gedurende de ‘eerste 1000 dagen’. Het is niet de ervaring die ze in dit vroege begin zouden moeten opdoen. Het kraambed is idealiter een fase waarin moeder en kind samen in oxytocine worden ‘gemarineerd’: dan kan de neurologische ontwikkeling van de baby een vliegende start maken en landt in de moeder het gevoel dat ze krachtig en competent is, toegerust voor haar taak als beschermer en ‘cheerleader’ van haar baby.

Het is dan ook diep droevig, dat ondanks het vele hameren op ‘evidence based’ werken in de zorg, een moeder-kindkoppel op deze manier wordt bejegend. Een aanpak als deze… daar is niks ‘evidence based’ aan; deze aanpak gaat juist tegen alle evidence in.
Dat roept de vraag op hoe het komt dat we als samenleving vaak nog zo tekortschieten met die perinatale zorg. Wat zijn daarvan de consequenties? Realiseren we ons met z’n allen wel voldoende hoe dingen daardoor enorm uit de hand kunnen lopen op de langere termijn…? En wat kunnen we doen om het kennistekort terug te dringen en attitudes te transformeren? Hoe kunnen we zorgen dat traumasensitief werken in alle sectoren de norm wordt, zodat mensen tot bloei komen?

Afgelopen dinsdag sprak ik voor Elaa/ONE, de organisatie die in Almere het Kansrijke Start-programma uitvoert. Na een korte inleiding keken we met elkaar naar de documentaire ‘Resilience – The Biology of Stress & the Science of Hope’, en na afloop gingen we met elkaar in gesprek over wat er in de film voorbijkomt. Er werden mooie dingen ingebracht en ik had met liefde en plezier een hele dag met de groep aan het werk gewild. Hopelijk kunnen we er een vervolg aan geven, want mensen waren geïnspireerd: ‘Bij jonge ouders beginnen’, ‘Bewustzijn creëren’, ‘Hoe je met elkaar omgaat als oorzaak van depressie (niet de genen)’, ‘Ik ga meer doorvragen’, ‘Je eigen problemen aanpakken, zodat je ze niet doorgeeft’, ‘De invloed van emoties en trauma en het belang van erover praten’. Dat zijn mooie inzichten! Over emoties praten is inderdaad heel belangrijk: de oorsprong van het woord ‘e-motie’ betekent ‘naar buiten bewegen’. Emoties willen gedeeld, gehoord en gezien worden; blijven ze binnenin ‘vastzitten’, dan geeft dat stress en stress is de basis van bijna alle gezondheidsproblematiek.

Onverwerkte emoties… ze waren de basis van mijn moeders moeite met het leven. Ze waren ook de basis van het vroege overlijden van mijn zusje. Hun levenspijn is een belangrijk aspect van mijn intrinsieke motivatie voor dit onderwerp: kinderen en jonge ouders verdienen erkenning en steun voor alles wat zich aandient. We zijn er als individu, gezin, familie – als samenleving allemáál bij gebaat dat de start van het leven veilig en koesterend verloopt. Dat is waar ik op de verjaardag van mijn moeder altijd weer aan denk, aan hoe zij dat heeft gemist. Het is ook waaraan ik bij iedere presentatie, iedere training, ieder consult denk, hoe ik zaadjes kan zaaien bij wie ik tegenover me heb, hopend en vertrouwend dat die zaadjes, met warmte en een voedende omgeving, op hun eigen tijd zullen ontluiken.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 12 – Deze week: Gita

Ze zit nog geen vijf minuten bij me op de bank als de tranen al over haar wangen biggelen. Het is een opluchting voor haar om de stap naar mij te hebben gezet, maar het is ook ingewikkeld. Ze heeft er nog met niemand over gesproken dat ze naar mij zou gaan. En dat niet alleen: ook over veel van de dingen die ze aan me wil voorleggen, heeft ze nog met niemand gepraat. Er komen moeilijke gedachten op over wat te zeggen als ze hier ‘betrapt’ zal worden, zelfs terwijl ze weet dat er niks te ‘betrappen’ valt. Ze overweegt er thuis voorlopig maar niet het gesprek over aan te gaan, zelfs terwijl ze weet dat dit vroeg of laat onvermijdelijk zal zijn. Ze bereidt zich alvast voor op ruzie over de keuze om therapeutische ondersteuning te zoeken, zelfs terwijl ze weet dat dat de enige manier is waarop ze de komende tijd meer rust in zichzelf zal kunnen gaan vinden, want ze kan de last in haar eentje niet meer dragen. Ze voelt hoe er meer en meer dingen spaak beginnen te lopen in haar innerlijk, hoewel het er aan de buitenkant allemaal aardig uitziet. Ze vertelt, aan het begin van ons gesprek nog wat stoer, dat de meeste mensen niet aan haar kunnen zien hoe het er werkelijk met haar voorstaat, hoe ze altijd weer in staat is om klaar te staan voor anderen, maar dat ze, zodra ze alleen is, eigenlijk alleen maar wil huilen, wil wegkruipen voor de eisen van de wereld, onzichtbaar wil worden, zodat niemand meer iets van haar vraagt en verlangt. De eenzaamheid, het gevoel nergens thuis te horen, de ervaring dat alles in het leven een chaos is… ze worden langzaam maar zeker ondraaglijk en ze wil ze niet langer alsmaar alles verdoven op de momenten waarop ze er niet meer op een andere manier mee kan omgaan.

“Ik weet eigenlijk niet wie ik ben en wat ik wil… ik heb werkelijk geen idee… Andere mensen hebben doelen, maar ik zou niet weten wat ik met het leven aan moet… En als je me vraagt wat me een goed gevoel geeft, waar ik van opknap als ik me echt rottig voel… dan kan ik ook dat bijna niet beantwoorden… Ik heb er in feite nog nooit op die manier naar gekeken en over nagedacht. Er was altijd zoveel onrust… ik was gewoon aan het overleven, maar ik wil dat niet meer. Ik realiseer me dat ik de pijn niet langer uit de weg kan gaan. Als ik wat wil met mijn leven, dan moet ik die pijn onder ogen zien en op de één of andere manier leren om er anders naar te kijken en anders mee om te gaan. Ik heb heel veel klaargestaan voor anderen en ik heb de indruk dat die mij echt zien als degene bij wie ze terecht kunnen met al hun moeilijke dingen om erover te praten, maar de laatste tijd is me dat ook gaan tegenstaan. Waarom moet het altijd over hen gaan…? En waarom pakken ze hun problemen niet aan en moet ik het aldoor weer aanhoren? Ik ben bekaf. Ik wil het niet meer. Het wordt tijd dat ik beter voor mezelf ga zorgen. Nou… en dat is waarom ik hier ben. Ik hoop dat jij me daarmee op weg kunt helpen…”

Uiteindelijk werken we samen vier uur. Ik heb de verwarming eerder op de dag al opgestookt, want de ervaring leert dat als er zoveel emoties vrijkomen, mensen rillerig worden. In de wintermaanden voelt het meestal koesterend als een ruimte behaaglijk warm is. Het fysiologische effect is een grotere kans op het stromen van oxytocine: poriën en bloedvaten staan wijder open. Dat bevordert vaak ook dat de emotionele en psychologische openheid, mede omdat het hele organisme van oxytocine tot rust komt. Er is thee, er is wat lekkers, er branden kaarsjes, er liggen voor de zekerheid zelfs twee gehaakte wollen dekens klaar en tot twee of drie keer toe ben ik geneigd er één om haar heen te wikkelen, als ze snikkend en met de handen voor de ogen in de hoek van de bank wegkruipt en in stilte reflecteert op wat er speelt en op de vraag wat ze in haar lichaam waarneemt tijdens het verhaal dat ze vertelt.

Ik nodig haar uit echt te voelen wat haar lijf haar te zeggen heeft, maar voor wie in geen tijden werkelijk met aandacht naar het eigen lichaam heeft geluisterd, is dat nog helemaal geen eenvoudige opdracht. We nemen de tijd; bij mij hoeft iemand niet na drie kwartier weg omdat de tijd ‘om’ is. Bij mij mogen cliënten uren blijven zitten, zodat we tijd hebben om dingen diep te onderzoeken en om intense emoties eindelijk eens naar de oppervlakte te laten komen zonder dat ze meteen te hoeven worden gedempt of afgeschermd, weggepoetst of opzij geschoven. Ze zegt het diverse keren: “Het voelt alsof er iets uit wil, alsof er iets op knappen staat…”

Dat is al een heel mooi inzicht, de gewaarwording dat zich vanuit het lichaam iets meldt dat gezien wil worden. Ik ben bij haar en ik zie het; ik hoor wat ze zegt en ze is verbaasd als ze mij haar eigen woorden aan haar hoort teruggeven. “Als je het zo zegt, dan klinkt het zo logisch… Ja, ik ben ook wel een sukkel, dat ik er al die tijd nog niks mee heb gedaan…” Dat is een uitspraak die geregeld ook in andere gedaantes even opduikt en die ik zowel aan het begin als aan het einde krachtig onder haar aandacht breng.

Ik vraag haar hoe ze zich zou voelen als ík dat tegen haar zou zeggen, dat ze een sukkel is omdat ze nog altijd bepaalde issues niet heeft aangepakt en opgelost. Ik vraag haar of ze zou blijven en of we in dat geval een fijn en veilig aanvoelend gesprek zouden hebben. Ze lacht: “Euh… nee. Bepaald niet!” We concluderen dat als ze niet meteen zou weglopen, ze in ieder geval niet zou terugkomen. We concluderen eveneens dat dit wél de manier is waarop ze zichzélf toespreekt. De relatie met haar ware Zelf wordt daardoor óók onaangenaam en onveilig. Daarom zeg ik zowel aan het begin als tussendoor als aan het einde dat het allergrootste geschenk dat ze zichzelf met deze en een eventuele vervolgsessie mag geven, is dat ze liever wordt voor zichzelf.

Ze heeft als kind veel liefde en veiligheid gemist en dat gegeven kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Dat heeft invloed gehad op hoe zich haar persoonlijkheid en overtuigingen hebben ontwikkeld. Wat ze wél kan doen, is in lastige situaties of als het tegenzit, dat kleine meisje in zichzelf met zachte ogen aankijken en zich afvragen wat zij nu nodig zou hebben. Dat is wat ze zichzelf mag geven en wat ze ook van dierbare anderen in ontvangst mag nemen. Dat kan ze verstandelijk wel begrijpen, maar emotioneel is dat nog niet één-twee-drie een vanzelfsprekendheid. Het vergt immers ook dat ze kenbaar maakt wat er speelt. Het is logisch dat dat beangstigend kan voelen: je kunt decennialange patronen meestal niet van de ene op de andere dag veranderen, zeker niet als ze zo lang met onveiligheid gepaard gingen of als ze juist de enige manier waren om te overleven. Vandaag heeft ze echter een begin gemaakt en een belangrijke, moedige stap gezet. Ik beloof haar dat ik het verslag van onze ontmoeting zo snel mogelijk zal uitwerken. Met haar toestemming geef ik haar een knuffel voordat ze vertrekt. Ze ziet er wat minder bezwaard uit, maar het verdriet en de kwetsbaarheid zijn zichtbaar. Dat is mooi; ze heeft kunnen verzachten tijdens ons gesprek en heeft haar muur een beetje afgebroken. Ik hoop dat ze die zachtheid kan vasthouden, vooral ook naar zichzelf, en dat ze het laat weten als ik wat voor haar kan betekenen.

De ervaringsdeskundige, Aflevering 11 – Deze week: Elize

Deze week pakken we na een lange tijd de draad van het bloggen weer op! We hebben in de afgelopen periode heel veel andere prachtige dingen mogen doen, maar willen heel graag weer mooie verhalen met jullie delen. Het onderstaande blog is een gastblog van ‘Elize’, die ACE Aware NL benaderde en haar verhaal met ons deelde.

 

Kennis rondom ACE’s – het ontbrekende puzzelstukje?

Als ik in de auto naar mijn werk rijd, luister ik vaak een podcast. Opgeleid tot leefstijlcoach, ben ik geïnteresseerd in alles wat te maken heeft met gezondheid en vitaliteit. Deze keer luisterde ik naar de OERsterk-podcast van Richard de Leth, waar Marianne Vanderveen te gast was. Van begin tot einde was ik geboeid door het onderwerp: ACE’s, ongunstige ervaringen in de kindertijd.

Gezien worden
Ik herinner me mijn kindertijd als een fijne tijd, maar tóch herken ik veel in de podcast. Dit is mijn verhaal.
Ik ben ruim 50 jaar, geboren als middelste kind van een drieling. Mijn oudste zus had al op jonge leeftijd mentale problemen, mijn jongste fysieke. Ik huppelde door het leven, maar moest het met veel minder aandacht doen van mijn ouders. Mijn zussen haalden hun havodiploma. Ik deed mijn stinkende best om óók gezien te worden en haalde een jaar later mijn vwo-diploma. Het gevoel er niet toe te doen, bleef echter aanwezig.

Kloof
Mijn partner en ik kregen drie prachtige kinderen. Toen ze wat ouder waren, hadden onze kinderen een aantal flinke uitdagingen op hun levenspad: onze oudste dochter kreeg op haar elfde de diagnose Asperger, een autismespectrumstoornis. Onze tweede dochter ontwikkelde een eetstoornis. Onze zoon kreeg, naast zijn ADD, een depressie. Destijds vermoedde ik dat de ADD van onze zoon en zijn depressie een relatie hadden met het autisme en de anorexia van zijn zussen. Na het luisteren van de podcast, het lezen van de website van ACE Aware NL én een gesprek met Marianne heb ik een ander beeld. De kinderen lieten gedragspatronen zien die gelabeld worden als ‘autisme’, ‘anorexia’ en ‘ADHD’, maar in feite waren dat in belangrijke mate ‘coping strategies’. Dit gedrag was voor hen een manier om te overleven in een ongunstige omgeving. Met de kennis van nu zie ik dat het bijna niet anders kon dan dat ons huwelijk strandde – de kloof was te groot. Op dat moment in ons leven konden we elkaar niet ondersteunen bij alles wat er speelde. Door de gebeurtenissen werden onze eigen trauma’s blootgelegd. En op nog een diepere laag denk ik nu dat het onderliggende trauma bij ons allebei van invloed is geweest op het ontstaan van de problemen van de kinderen. Na de scheiding ben ik op meerdere manieren met mijn persoonlijke ontwikkeling aan de slag gegaan. De kinderen zijn nu 25, 23 en 20 jaar, fijne jongvolwassenen met wie het goed gaat. De basis daarvoor is denk ik in hun vroege leven gelegd.

Ratrace
De eerste tien jaar was ik fulltime thuis voor de kinderen. Toen de jongste naar school ging, werkte ik drie ochtenden en ving ik ze na school thuis op. Na de scheiding, toen de jongste zeven jaar was, heb ik me laten omscholen. Daarna kon ik helaas niet anders dan 32 uur werken, waardoor ik minder thuis was voor de kinderen. Ik had een hoop ballen hoog te houden en ik ging mee in de ratrace van het leven.
Dat veranderde met één telefoontje: “Je moet nú je dochter komen halen, want ze wil naar het spoor.” Zij was toen al ernstig ziek. Op dat moment stond mijn wereld stil. Het was alsof ik wakker schrok, alsof ik voor het eerst besefte ik dat ik haar daadwerkelijk kon verliezen door haar ziekte. Ik was compleet in paniek: waar was ik mee bezig? Wij leven met zijn vieren onder één dak, maar we leiden ieder ons eigen leven. Hoe werkelijk verbonden zijn we eigenlijk met elkaar? Dat wilde ik anders!

Beschikbaar zijn
Ik maakte afspraken op mijn werk en stond mijn dochter bij waar ik kon. Alle eetmomenten deden we samen. Ook bezoeken aan arts en therapeuten deden we voor het grootste deel samen. Ik kon er voor haar zijn en dat voelde fijn. Ik voelde echter des te meer hoe ik mijn moeder had gemist in mijn eigen jeugd. Dat ik het anders kon doen dan mijn eigen moeder, was helend voor mij en hopelijk ook voor mijn dochter. Zoals ik mijn moeder destijds miste, heeft zij mij ook moeten missen. Als ouders hadden wij haar in de steek gelaten in onze zoektocht naar een verklaring voor het gedrag van haar oudste zus (autisme). Ik was me ervan bewust en toch wist ik op dat moment niet hoe ik het anders kon doen. De anorexia dwong ons om anders met elkaar om te gaan. Het resultaat hiervan is een nóg betere band met elkaar.

Persoonlijke ontwikkeling
Na een aantal ingrijpende life events sloeg ik in 2004 het pad van persoonlijke ontwikkeling in. Begin 2018 bleek de eetstoornis in remissie. Dat zelfde jaar volgde ik een jaarprogramma bij ‘365 dagen succesvol’. Voor mij was dit life changing! Laatst keek ik een webinar van hen over niet genomen rouw, bijvoorbeeld na trauma. Bij trauma dacht ik altijd aan grote zaken als misbruik of mishandeling. Dat bleek onvolledig; ook kleinere gebeurtenissen kunnen impact hebben op iemands leven en tot trauma leiden. In mijn hoofd ontstond er een indrukwekkende lijst, waaronder de emotionele ervaringen die voorafgingen aan en volgden op twee auto-ongelukken, een miskraam, scheiding en ziekte. Na het beluisteren van de OERsterk-podcast luisterde ik de podcast van Marianne zélf: ‘Voed de Veerkracht’. Ik begrijp nu veel beter waar het gevoel van ‘ik doe er niet toe’ vandaan komt. Ook kijk ik nu anders naar de gevolgen van het auto-ongeluk. Dat vond plaats in een periode waarin de anorexia van de tweede om een ander behandeltraject vroeg. Ik voelde simpelweg de ruimte niet om de emotionele en fysieke kant ervan te verwerken. Ik gaf voorrang aan wat ik zag als haar belang, en vergat dat mijn eigen welzijn (of gebrek eraan) in feite het fundament is onder het geluk (of gebrek eraan) van de kinderen.

Traumatherapie
Na mijn auto-ongeluk in 2016 kreeg ik gerichte traumatherapie in de vorm van EMDR. Het deed me niets. In 2019 boekte ik een sessie EMI, een variant op EMDR, waarmee de lading van de gebeurtenis verdween. Een vergelijkbare ervaring had ik recent. Ik werd getriggerd op mijn stuk ‘ik voel me niet gezien’, waarvan ik nu begrijp dat dat valt onder de gevolgen van ACE’s. Mijn lief boekte een traject voor me bij een bevriende traumatherapeut. Na een uitgebreide intake pakte hij niet alleen het auto-ongeluk aan, maar al het trauma dat ik onbewust verzameld had in mijn leven, trauma dat me beperkte in mijn functioneren en dat me moe maakte. Hij keek daarbij naar het grotere geheel. Samen gingen we een middag intensief aan de slag met het herprogrammeren van de verschillende gebeurtenissen. Het resultaat is verbluffend: de lading is weggenomen!

Spiegelen
Hoe is het nu? Ik ben als vrijwilligster verbonden aan het Leontienhuis, een inloophuis voor mensen met een eetstoornis. Veel ouders zie ik worstelen met de issues die ik zelf ook heb gehad. Ik vertellen me dat ze zich machteloos voelen staan tegenover de eetstoornis van hun kind. Zou het kunnen zijn dat ouders en/of hun kinderen óók te maken hebben met de gevolgen van ACE’s, zonder dat zij zich hiervan bewust zijn? Zou het kunnen zijn dat kinderen ons dan in liefde spiegelen hoe wij met onszelf omgaan? Is het een uitnodiging aan ons als ouders om ook zélf naar binnen te keren, met onze eigen issues aan de slag te gaan en zo samen te helen? Ik ben me in ieder geval veel meer bewust van de impact van trauma op mijn leven en daarmee ook op dat van mijn kinderen. Mijn wens is ouders te kunnen bijstaan die in een vergelijkbare situatie zitten. Is de kennis rondom ACE’s het ontbrekende puzzelstukje? Dat is waar ik de komende tijd verder in wil duiken!

 

De ervaringsdeskundige, Aflevering 10 – Deze week: Esther, Deel 3 (slot)

Afgelopen week lazen we over de pijnlijke ervaringen van Esther. In dit laatste deel zien we voorzichtige, dappere aanzetten naar een andere aanpak.

We zijn al lang in gesprek en na een korte pauze is Esthers partner er nu bij komen zitten als ze over dit deel van hun leven samen vertelt. Als de emoties opkomen en ik haar uitnodig om de ogen te sluiten en te voelen wat er in haar lichaam gebeurt, merkt ze dat ze is afgeleid door de ademhaling van haar man. Ze doet iets ongewoons; ze zegt rustig, maar met vastberadenheid: “Ik word heel zenuwachtig van het horen van je ademhaling. Ik realiseer me dat ik toch graag weer met z’n tweeën wil praten.” Het is prachtig om te zien hoe haar partner dat oppakt: hij erkent haar gevoel, staat op van de bank, loopt naar de keuken, pakt iets te drinken en vraagt of zijn vrouw nog wat nodig heeft en dan verdwijnt hij naar boven, waar hun zoontje inmiddels in bed ligt voor zijn slaapje. We kijken elkaar aan: “Je had gelijk”, zegt ze, “ik ga met hem naast me inderdaad voor hém zorgen en niet voor mezelf.” Twee heel dappere mensen heb ik voor me: één die zich uitspreekt en één die daar met begrip op reageert.

We hervatten het gesprek over hun relatie. Ze geeft aan dat ze al haar veiligheid voelde wegvallen door het gebrek aan steun van haar ouders, alsof ze dakloos werd. Ze stelt zich op mijn uitnodiging voor wat het voor haar zoontje zou betekenen als hij zich zo zou voelen. De tranen wellen weer op: “Dat gevoel zou ik hem nooit willen geven… Daarom ben ik ook zo boos op mezelf over dat laten huilen…” Ook in dit oordeel over haarzelf zoeken we samen naar verzachting, naar meer begrip.

We werken langzaam naar een afronding toe. Ik vat een beetje samen wat ze heeft verteld, hoe ze in zoveel dingen is weggedreven van de diepe verbinding met haar Zelf, met wie ze werkelijk is, hoe ze zo vaak niet zichzelf kon zijn, en hoe ze nu net, met het erkennen van de zenuwen als gevolg van de aanwezigheid van haar partner, wél naar haar innerlijke weten heeft geluisterd. “Maar het is een diepe overtuiging, dat als ik niet voor de ander zorg, dat ik dan heb gefaald. Die loyaliteit, die mag ik niet beschamen.” Verstandelijk weet ze wel dat het haar verantwoordelijkheid niet is om voor de gevoelens van de ander te zorgen, maar het patroon is er diep ingeslepen en als ze nog verder vertelt, blijkt dat er ook intergenerationeel heel veel is wat daarvoor een verklaring biedt. Er zit veel bedreiging in de voorgeschiedenis, veel maatschappelijke onrust, en de neiging tot overbescherming door haar ouders zal daar zeer waarschijnlijk mee verbonden zijn. Die was echter contraproductief, want de vrijheid die ze daarmee probeerden veilig te stellen, was er daardoor juist niet meer: Esther voelde zich als een gevangene, iemand die niet voor zichzelf kon en mocht zorgen.

Ze is stil en ineens zegt ze: “Ja, dat klopt… en ik geef dat door op het moment dat ik mijn partner niet voor onze zoon laat zorgen, omdat ik het allemaal zelf wil doen… Toen er onlangs weer iets gebeurde, voelde ik wel dat ik een beetje mocht dimmen, dus ik heb gebeld en gezegd: ‘Doe het zoals jij het wilt.’ Inderdaad: dat is niet per se ‘minder’, maar gewoon ‘anders’ en dat mag best.” Ik herken haar gevoel van toen onze eigen kinderen jong waren: ook ik dacht dat ze met mijn benadering het beste af waren. Ze is beslist niet alleen in die ervaring en ze mag zichzelf daarvoor vergeven. Ze doet haar best met wat ze beschikbaar heeft; meer kan niemand doen. Wel kan het zijn dat ze met meer bewustzijn omtrent haar gedragspatronen tot andere keuzes komt, keuzes die het voor haar bovendien allemaal wat gemakkelijker en lichter maken.

De oordelen die ze van haar ouders niet waardeert, mag ze ook zelf proberen los te laten. Dan kan er een gevoel ontstaan dat ze er mag *zijn*, dat ze niet pas ertoe doet wanneer ze gezien wordt in wat ze *doet* in haar werk of in wat dan ook. Als ze een lievere ‘inner dialogue’ kan voeren, als ze zichzelf niet meer zo streng toespreekt, maar haar handelen met compassie beschouwt, kan alles meer tot rust komen. “Je hebt het net gedaan met je man – je kunt het, het zit in je!”, zeg ik als aanmoediging, terwijl ze me met grote ogen aankijkt. Ik vraag of ik haar mag vasthouden. Dat mag en ik sla mijn armen om haar heen. Ze leunt tegen me aan en ik voel hoe haar spieren zich ontspannen, hoe ze als een jong meisje wegkruipt in mijn omhelzing. Zo zitten we minutenlang, in stilte, zonder beweging. Na een poosje zegt ze in tranen: “Dit is wat ik van mijn moeder graag had willen krijgen, een omhelzing en het uitgesproken vertrouwen dat het goedkomt.”

We ronden af en ik vraag haar wat het haar heeft opgeleverd. Ze denkt even na en zegt: “Ik voel opluchting. Ik heb bepaalde dingen uitgesproken en het was de eerste keer dat ik écht naar mijn emotie heb geluisterd. Ik heb die aandacht gegeven en aangekeken, alsof ik tegen mezelf heb gezegd: ‘Ik zie jou nu!’ en daardoor verdween de heftigheid van wat ik voelde. Dat was echt de eerste keer, ondanks jaren therapie.” We zwijgen en staan samen stil bij deze overwinning die ze op zichzelf heeft geboekt, bij deze reuzenstap die ze heeft gezet op haar helingsreis.

Hiermee is niet alles klaar en opgelost, maar ze heeft een dappere doorbraak gerealiseerd en ze mag zichzelf tijd en ruimte gunnen om dat proces gaande te houden. Ze mag daarbij hulp inroepen als ze die nodig heeft, van haar partner, van vriendinnen, van familie, van wie ze dan ook maar werkelijk vertrouwt als reisgenoot. Ik heb haar kracht gevoeld en heb er alle vertrouwen in dat ze mooie vergezichten onthuld zal krijgen!