Onlangs las ik het boek Gewoon speciaal – kijken vanuit kindperspectief van Bart Heeling, uitgegeven als hardcover en geïllustreerd met tekeningen van Mariët van der Merwe. Wat begon als verhaaltjes op LinkedIn is daarmee geworden tot een vlot leesbaar en tegelijk van veel wijsheid getuigend boek.
Op zijn website lezen we: “Het is mijn missie om ouders, leerkrachten, directeuren, bestuurders (eigenlijk iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling van kinderen) inzicht te geven in de functie van gedrag. Daarmee creëer ik graag bewustwording in hoe jij zelf op dat gedrag reageert.” Via zijn website kun je meer lezen over het werk van Bart en kun je contact met hem opnemen voor een lezing, workshop of training.
Als leerkracht in het speciaal onderwijs hanteert Bart een heel belangrijk en waardevol principe: “Het zijn kinderen met een heftig verleden of een triest heden. (…) Ik heb kinderen in mijn klas die het moeilijk hébben, in plaats van dat ze moeilijk zijn.”
Dat is een prachtig uitgangspunt en tegelijkertijd ook een uitdaging als het gaat om het duiden van en omgaan met dat gedrag. Wanneer we het gevoel hebben dat andere mensen ‘moeilijk doen’, zegt dat vaak vooral iets over wat we zélf *moeilijk vinden*. Wat is het wat de ander laat zien en wat we lastig te vertalen vinden naar de achterliggende betekenis? Wat wordt er door dat gedrag in onszelf getriggerd? Welke pijn, welke ongeuite, niet verwerkte emotie wordt erdoor aangeraakt? Kunnen we daarbovenuit groeien of anders gezegd… kunnen we in de patronen van het kind ons eigen innerlijk kind herkennen en dat wat voor onszelf ooit moeilijk was en wat we nu mogelijk gespiegeld zien worden?
Bart bepleit te kijken vanuit het kindperspectief en het boek is een verzameling korte verhaaltjes over zijn ervaringen met leerlingen, waarmee hij aspecten van de rol van volwassenen illustreert.
De hoofdstukken zijn ingedeeld op thema, zoals ‘Ons voorbeeldgedrag en feedback’, ‘Het erkennen van het kind’, ‘Het herkennen van signaalgedrag’ en ‘Het omgaan met stoornissen’, om de thema’s van de eerste vier hoofdstukken te benoemen. Ook thema’s als traumasensitief lesgeven, omdenken in het onderwijs en de verbinding tussen ouders en school komen aan bod.
Door alles heen is er aandacht voor de invloed van een ontregeld stressregulatiesysteem, voor het belang van coregulatie, en voor trauma als oorsprong van moeilijk te hanteren gedrag of gedrag dat verstorend werkt voor de rest van de groep. Het ontroerde me bij herhaling om te lezen hoe Bart allerlei situaties aanpakt en daarbij steeds de onderliggende verwonding van het kind in beeld houdt. Zo zegt hij in de inleiding van Hoofdstuk 6 dat ‘het belangrijk [blijft] om je te realiseren dat veel gedrag een vorm van coping is’ (pagina 89), oftewel een overlevingsstrategie die een kind heeft aangeleerd. Daarmee kan het kind omgaan met wat er in de thuissituatie gebeurt en wat zich voortzet in andere sociale omgevingen. Daarna volgt een aantal verhaaltjes over het oplossen van ruzie door kinderen zelf, vanuit intrinsieke motivatie, en over hoe een volwassene met humor en een onverwachte, grappige reactie de angel uit een beladen situatie kan halen.
Hoofdstuk 7, Traumasensitief lesgeven, is wat mij betreft de kern van het boek, omdat dit een thema is dat in essentie ook onder alle andere onderwerpen het fundament is. Het eerste boek dat ik las tijdens mijn bachelor ‘Culturele Antropologie & Ontwikkelingssociologie’ had als titel Small Places, Large Issues – een titel die duidelijk wil maken dat in het bespreken van wat er op een kleine plek, in een kleine setting, gebeurt, heel vaak illustratief is voor heel grote onderwerpen. Dat is ook in het boek van Bart Heeling het geval. De verhaaltjes laten een wereld aan kindervaringen zien. In hoe Bart zijn rol neemt in die micro-interacties, wordt zichtbaar hoezeer hij oog en hart heeft voor de grote thema’s die schuilgaan achter de opmerkingen, gedragingen en gezichtsuitdrukkingen van de kinderen onder zijn hoede. Die thema’s creëren stress die niet altijd een handige weg naar buiten vindt; boosheid van nabije volwassenen leidt dan zeker niet tot een hervonden veiligheidsgevoel. Zijn antwoorden op wat er gebeurt laten wat mij betreft zijn diepgaand bewustzijn zien en zijn voortdurende streven om voor het kind de rots in de branding te zijn, de gereguleerde volwassene. Wat een verademing is dat voor een kind dat opgroeit met onrust en chaos, verdriet en eenzaamheid, en wat een inspiratie biedt Bart daarmee voor een ieder die in het leven van jonge kinderen een taak vervult.
Bart neemt in zijn boek duidelijk stelling ten aanzien van bepaalde uitgangspunten:
- Boosheid dient te allen tijde achterwege gelaten te worden.
- Kinderen leren bij jouw boosheid niet hun eigen grenzen kennen, maar die van jou.
- Weerstand is een uiting van behoefte aan controle, die nodig is om te overleven.
- Positieve ervaringen voeden het vertrouwen van het kind in jou en zichzelf.
- Erkenning en herkadering van een sterke reactie op een prikkel helpen een kind relativeren en ontspannen.
Het is een kleine greep uit de stellingen waarmee het boek is doorspekt en die in essentie allemaal een oproep zijn aan de volwassene om het eigen overtuigingenkader onder de loep te nemen. Ik acht de kans reëel dat met die exercitie veel volwassenen tot de conclusie komen dat ze ook zélf ‘gewoon speciaal’ zijn en hun eigen draken en demonen te bevechten hebben. Ook voor hen is een goed gereguleerde, stabiele (andere) volwassene waarschijnlijk helpend. Moge een boek als dit eraan bijdragen dat we allemaal de mogelijkheden benutten die er zijn om voor de ander, groot of klein, een bron van emotionele ondersteuning te vormen. Daarmee dragen we op een zeer wezenlijk niveau en op een zachte, krachtige, compassievolle manier bij aan het maatschappelijk welzijn, waarvoor in de kindertijd de basis wordt gelegd, iedere (school)dag weer!