Vorige week hoorden we over het begin van het leven van Hester. Vandaag vertelt ze over haar ziekte.
Ze trouwde, werd zwanger en daarmee begon een periode met veel verdrietige, moeilijke ervaringen. De eerste zwangerschap eindigde in een miskraam. De tweede zwangerschap bracht een dochter, die een alleengeboren tweeling was. Er volgde nog een zwangerschap, die eveneens op een miskraam uitliep. Daarna werd een tweede dochter geboren, scheidden haar ouders, en kwam er nog een derde dochter, eveneens de helft van een tweeling. “Deze jongste dochter heeft daarvan nog steeds veel last. Het voelt voor haar alsof ze nog steeds op zoek is naar haar andere helft. Het wonderlijke was dat de oudste tijdens die zwangerschap zei dat ik twee baby’s in mijn buik had en ze heeft ook last gehad van het verlies van dat andere kindje. Ik vloeide, maar bleef ook zwanger, dus voor ons was de situatie duidelijk. Mijn vruchtbare jaren waren hierdoor heftig en hebben me afgemat. Bovendien had ik toen al last van TMS (Tension Mysositis/Myoneural Syndroom); ik had werkelijk altijd pijn en was, net als mijn moeder, vaak de uitputting nabij. Vervolgens werd ook mijn man flink ziek en er was, naast niet-reguliere medische behandelingen, tijdnodig voordat hij weer naar wens functioneerde. Toen onze jongste dochter 3 werd, zijn in één jaar tijd mijn beide ouders overleden. Al met al hebben we echt heel zware jaren gehad. Op een gegeven moment bleek ook dat ik, naast mijn pijnklachten, een zware toxische belasting had. Ik denk dat ik als kind al emotioneel uitgeput was en dat mijn overlevingsdrang en de spirituele kennis die ik al had, mij door mijn crisis heen hebben gesleept.”
Met deze term ‘crisis’ verwijst ze naar haar ziekte van vijf jaar geleden. Na de eerste miskraam kreeg ze van vrienden een boek over spiritualiteit dat haar een gevoel van ‘thuiskomen’ bezorgde en dat aanzette tot meer verdieping op dat vlak. “Vanaf toen heb ik als een soort hongerige ziel gelezen, gelezen, gelezen, ook al dacht ik na de middelbare school dat ik dat nooit meer zou doen! In spiritualiteit en creativiteit ligt voor mij de essentie van mijn ziel en dat lezen heeft me geholpen daarin houvast te vinden. Ik ben daardoor bijvoorbeeld gaan zien dat ik geen type ben om mijzelf te ‘vermarkten’. Werk waarbij ik mijzelf commercieel moet profileren… da’s niks voor mij. Zo houd ik van schrijven, maar mijn kinderboekjes uitbrengen… daar zou ik iemand voor moeten vinden. Ook poëzie, mandalatekeningen, ansichtkaarten… ik kan er geen business van maken, maar nu ik beter ben, voel ik, anders dan tijdens mijn ziekte, eindelijk ruimte om na te denken over hoe ik dat zou kunnen aanpakken.
Ons gezin groeide op en daarin heb ik zeker ook blijdschap en dankbaarheid ervaren. Toch denk ik achteraf dat ik veel in de overlevingsstand verkeerde. Toen de kinderen de deur uit waren, viel ik in een gat. Er doken existentiële levensvragen op over waar ik vandaan kom, wie ik ben en waarom ik hier ben. Ik dacht: ‘Ik móet iets doen in de maatschappij, want anders ben ik ‘mislukt’ en dan pakte ik maar weer iets op wat niet bij me paste. We zijn heel vaak verhuisd en overal probeerde ik een nieuwe start te maken. Met vrijwilligerswerk en diverse kunstzinnige activiteiten heb ik zeker wel gelukkige jaren gehad, vooral van 2011 tot 2018. Daarna volgde ik een therapie die mij helemaal heeft doen instorten. Verhuizen, in de overgang komen, lichamelijke klachten, blokkades in het emotionele deel van mijn brein… ik wilde een soort sabbatical inlassen, maar de gekozen therapie haalde alles overhoop en zei dat ik het daarna allemaal mocht loslaten en dat het dan ‘klaar’ zou zijn. De therapievorm onderzoekt vooraf echter niet hoe het is gesteld met je emotionele stabiliteit en draagkracht. Ik raakte in paniek en mijn hele systeem zei ‘nee’; ik zat té vol met alles.
Hoewel ik nu zie dat dat instorten nodig was, omdat ik als kind werkelijk álles op slot had gezet, was het wel enorm heftig. Ik had nooit geleerd werkelijk te voelen en door mijn ziekte bleef er alleen nog maar voelen over. Ik kon er niet meer omheen: ik móest alles voelen en doorvoelen, in de tweeënhalf jaar dat ik voornamelijk in bed lag. Tegelijkertijd hadden mijn hersenen eigenlijk niet het vermogen om alle prikkels en emoties te verwerken. Ik had het gevoel dat ik gek werd en daar leek het ook op. Dat leidde ertoe dat een stoet aan zorgverleners mij een scala aan medicijnen en vooral ook psychofarmaca voorschreef. Het is mijn rotsvaste overtuiging dat die mij grotendeels alleen maar zieker hebben gemaakt. Ik werd er nog beroerder van dan ik al was. Ze legden een sluier tussen mijn fysieke lichaam en mijn ziel; zo voelde het: alsof ik door de negatieve kracht van de medicatie mijn eigen kracht en het licht in mij, mijn zelfgenezende vermogen, niet meer kon aanboren.
Jaren later ben ik me gaan afvragen wat het eigenlijk was dat ik nodig had en bij geen enkele therapie of zorgverlener vond of kreeg. Wat ik nodig had gehad, is denk ik om bij iemand in een heel veilige ruimte op een behandeltafel te liggen en op een heel zachte manier te worden aangeraakt, waardoor ik weer had kunnen leren voelen. Ik had een therapeut nodig die mij in piepkleine stapjes dichter bij de pijn van vroeger kon brengen, naar de momenten waarop ik me niet gehoord had gevoeld en naar de pijn en het verdriet die daardoor in mijn lichaam opgeslagen zijn geraakt. Een voorbeeld daarvan is dat mijn amandelen eruit moesten. Destijds mochten ouders daar niet bij blijven en waren heel jonge kinderen helemaal moederziel alleen in zo’n ziekenhuis. Mij heeft dat toen zó bang gemaakt, dat ik uit mijn lichaam ben getreden. Ik ben bewusteloos geraakt en heb de hele operatie gezien, de dokter met de lamp op zijn hoofd, het operatieschort, de kinderstoel, het ballonnetje… ik heb alles gezien, maar ik heb dat heel ver weggestopt. De verlatingsangst, die ik toch al had, is daarmee verder aangewakkerd en tijdens mijn ziekte merkte ik dat mijn lichaam al die gebeurtenissen kwijt wilde uit het celgeheugen.
Er zijn wel meer dingen gebeurd die allemaal binnen dat kader passen. Sommige daarvan hebben ook weer te maken met dat al eerder benoemde schuld-schaamte-schande-programma dat zo diep in mijn moeder verankerd lag. Als iets zogenaamd mijn of mijn moeders schuld was, creëerde dat schaamte en vervolgens was ik of zij dan een schande voor de sociale omgeving. Dat is een heel toxische dynamiek om in op te groeien. De overtuiging ontstond dat als ik nu maar niet dit of dat of zus of zo… dán zou mijn moeder niet zo ongelukkig zijn. Er was heel veel angst ook, vanuit de kerkelijke dogmatiek, om naar de hel te gaan. Door mijn ziekte ben ik gaan zien dat heel die last niet van mij, maar van mijn moeder was en dat ik die niet hoef te dragen.
Het was alleen geen sinecure om me door dat alles heen te werken. Ik ben zo’n drie jaar ziek geweest en er waren periodes dat ik wel tien uur per dag huilde; soms kwam daar ook nog gillen en schreeuwen bij, van wanhoop en woede en dwanggedachtes, en door de effecten van de medicatie. Ik probeerde alles kwijt te raken en van me af te praten, praatte daardoor soms de hele dag en schoot geregeld van de ene in de andere paniekaanval. Er was eigenlijk niet met mij samen te leven in die tijd, dus voor mijn man was het ook enorm heftig. Uiteindelijk is het allemaal helend geweest, voor mij, voor hem en voor onze relatie, maar het was een loodzware reis die we moesten afleggen.”
Ze vertelt hoe ze vier jaar lang maar iets van drie of vier uur per nacht sliep, hoe haar zenuwstelsel zó overbelast was dat ze zowel hyperactief als apathisch was, zowel depressief en manisch als psychotisch, en hoe ze wel 50 therapeuten heeft gezien die haar allemaal niet verder konden helpen, zeker niet omdat er ook periodes waren waarin ze maar vijf minuten kon praten voordat ze weer totaal uitgeput was. “Ik heb ook heel veel op mijn kop gekregen, dat ik egoïstisch was en aan mijn gezin moest denken, dat ik een andere mindset moest hanteren, dat ik wat positiever moest zijn, dat ik langer moest doorgaan met bepaalde trajecten, hoewel alles in mij schreeuwde dat ik onveilig was. Die boosheid van anderen, hoe onterecht ook, voedde dan weer mijn schuldgevoel. Ik vond dat allemaal zo ingewikkeld, want ik voelde dat hoe ik was… dat dat niet mijn ware zelf was. Ik wilde maar al te graag beter worden, maar het lúkte niet en ik werd er wanhopig van. Ik vreesde het allemaal niet te zullen overleven. Uiteindelijk is de oplossing pas gekomen toen ik stopte met het zoeken ernaar.”
Volgende week lezen we het slot van het gesprek met Hester.