Professionals en ACE-bewustzijn; Aflevering 3 – Deze keer: Carla Brok, Deel 1

Dwars door het prachtige landschap van de Achterhoek, langs allemaal kleine dorpjes, rijd ik naar Carla Brok, mijn respondent van deze februarimiddag. Rond 14.00 uur stap ik binnen; thee, roomboterkoekjes, chocola en andere lekkernijen staan klaar op de heerlijk grote tafel in de ruime keuken die is aangebouwd aan het oude pand. We hebben elkaar per mail en app gesproken, maar nog niet eerder getroffen, dus we nemen even tijd om kennis te maken. Nog steeds geldt het devies elkaar geen hand te geven en het blijft vreemd, zo’n afstandelijke manier van elkaar voor het eerst ontmoeten en begroeten. Desondanks is het ijs snel gebroken en we raken vrijwel meteen inhoudelijk in gesprek. We moeten allebei lachen als ik ons geanimeerde onderhoud onderbreek en toestemming vraag om de voicerecorder aan te zetten, zodat ik thuis al haar mooie verhalen kan terugluisteren.

Omdat het onderwerp ‘fysiologie’ bijna onmiddellijk op tafel ligt, vertelt Carla over een situatie die haar de afgelopen week heeft beziggehouden en die illustreert hoe een zorgelijk begin van een mensenleven tot lang daarna gevolgen kan hebben. “De moeder kwam bij mij omdat haar kind van 12 jaar oud probleemgedrag liet zien. Zoals ik altijd doe, vroeg ik haar onder andere hoe de zwangerschap was verlopen en ze vertelde dat ze destijds was achternagezeten. Ze was, met haar dikke buik en haar andere kinderen achterin, door een stel mannen in een auto gevolgd en wist ze maar amper af te schudden. Na een tijd kriskras rondrijden raakte ze de mannen gelukkig kwijt! Pas daarna is ze terug naar huis gegaan en zo kon ze voorkomen dat ze tot aan haar voordeur werd achtervolgd. Deze moeder vertelde heel beeldend over wat haar was overkomen, hoeveel stress het had veroorzaakt en hoe eng het was. Ik vond het shocking; ik luisterde vol aandacht, vroeg haar hoe ze dat vond en wat het met haar had gedaan, maar vreemd genoeg was deze moeder juist dáárvan onder de indruk. Het hoorde bij haar cultuur, zei ze, dat vrouwen door mannen achterna worden gezeten. Ze had allerlei vormen van therapie gehad, maar er was nog nooit iemand geweest die haar naar deze traumatische ervaring had gevraagd en ze had het verhaal ook nog nooit eerder verteld; ze was totaal verbaasd dat ik er zo ruim de tijd voor nam. Ik vroeg haar wat zij dacht dat de invloed is van zo’n ervaring voor de moeder en wat dat kan betekenen voor de baby in de buik. Dat was helemaal een nieuw idee voor haar, dus ja… mijn ervaring is dat de invloed van fysiologie op latere problemen nog zeer onderbelicht is.”

En zo zitten we vanaf het begin van ons gesprek midden in wat trauma-geïnformeerde professionals aan zich voorbij zien trekken, in de impact daarvan op het lichaam, en in de vragen over hoe daarmee om te gaan, zeker als het cultureel gekleurde situaties betreft. “Ik heb veel te maken met andere culturen dan de Nederlandse, maar de angst die een moeder en haar kroost met een verhaal als dit doormaakt… die staat los van cultuur. Die zou voor iedereen heftig zijn.”
Dat vind ik een interessante stelling; ik deel met Carla mijn ervaring dat universalisme in de antropologie een heel lastig thema is. Ik geef aan dat ik dat niet goed begrijp, want hoe kun je hartstochtelijk tegenstander zijn van geweld, sociale uitsluiting en discriminatie, als je in je basale uitgangspunten de meest fundamentele menselijke overeenkomsten bagatelliseert? Zijn de behoeften die ons als mensen verbinden niet veel talrijker dan de dingen die ons scheiden? En is fysiologie daarvan niet bij uitstek een voorbeeld? Zo heeft de wetenschap ons geleerd wat we uit ervaring allemaal al millennialang weten: veiligheidsbeleving ondersteunt menselijke stressregulatie en sociaal competent gedrag. Natuurlijk zijn er culturele verschillen ten aanzien van wat als veilig of onveilig wordt beleefd, maar dat het lichaam op onveiligheid reageert met een stressreactie… dat is universeel. Als dat niet zo was, waren we waarschijnlijk uitgestorven als soort: reageren op gevaar met vechten, vluchten of bevriezen, is een overlevingsreactie. Wanneer een kind opvallend gedrag laat zien, zouden er vragen moeten opkomen als: ‘Wie reageert op wie? Welke onderliggende processen spelen hier, bij het kind of bij de volwassene? Is het gedrag stress-gerelateerd?’ Dat Carla het gedrag van het kind duidt als een mogelijk symptoom van trauma bij de moeder als gevolg van overmatige stress, getuigt van inzicht in de fysiologie. Dat ze dit doet, zegt iets over hoe ze kijkt naar de interactie tussen mensen die elkaar na staan en hoe ze gedrag zie als een uiting van een emotie die wijst op een onderliggende behoefte.

Ik kijk haar aan en spreek het vermoeden uit dat ze nog veel meer verhalen heeft die de moeite waard zijn. Ze lacht en zegt: “Ik denk zelf eerlijk gezegd altijd dat ik niks te vertellen heb! Voor mij voelt het vaak zo logisch!” Misschien is dat niet verwonderlijk, vanuit haar perspectief bezien, want inmiddels zit ze al zo’n veertig jaar in het vak van mensen begeleiden, ook al heeft haar werk in de loop der jaren andere accenten, een andere naam en een andere opleiding gekregen. “Ik zeg altijd dat ik nog steeds als SPV-er werk, Sociaal-Psychiatrisch Verpleegkundige, omdat ik ooit zo ben opgeleid. Nu heten mensen die dit werk doen Verpleegkundig Specialist, of in het Engels ‘nurse practitioner’. De kern is echter dat ik écht ben opgeleid als behandelaar, als generalistisch behandelaar in de sociale psychiatrie; dat zit na al die jaren in mijn bloed.” Ik vraag hoe oud ze was toen ze met dit werk begon. “Ik was 17 jaar en 7 maanden, precies oud genoeg om te mogen starten met de in-service opleiding tot verpleegkundige. Dat was een zeer eerzaam beroep in die tijd, dus ik had de zegen van mijn ouders en was daarmee al jong het huis uit. In het klinische werk kreeg ik al jong met behoorlijke ernstige problematiek van patiënten te maken. Daarna ben ik doorgestroomd naar de opleiding Maatschappelijke Gezondheidszorg (MGZ-GGZ) en ben ik in de ambulant GGZ gaan werken.”

Ik vraag haar of er een aanleiding was voor haar interesse in dit werkveld, omdat het niet bepaald een lichtvoetige keuze is. Ze kijkt verrast en denkt even na. “Ja, die was er zeker! Ik kom uit een nest met een chronisch zieke vader met een streng rooms-katholieke achtergrond en een ongelooflijk zorgende moeder uit een veel minder strenge hervormde familie. Ik ben de derde in een gezin met vier kinderen en voor ons allemaal was het duidelijk dat de zorg voor onze vader op de eerste plaats kwam. Al sinds mijn geboorte was hij ziek en hij lag ieder jaar in het ziekenhuis wegens afstervende ledematen. Dat was natuurlijk heftig en zijn situatie stond centraal; hij had altijd pijn en dat legde een enorme druk op ons gezin. Ondanks omscholing werd mijn vader uiteindelijk arbeidsongeschikt en de ziekte en pijn die letterlijk zijn lijf verteerden, verteerden uiteindelijk ook zijn leven. Tegen de verwachtingen in is hij toch nog ruim 70 geworden. Dat ik als kind door alle zorgen heen heel nieuwsgierig bleef en graag alles wilde weten, omdat ik mezelf niet in beweging krijg als ik dingen niet begrijp… dat was voor mijn ouders denk ik niet altijd gemakkelijk. Zij hadden geen mentale ruimte om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Als volwassene kan ik dat begrijpen, maar destijds als kind lukte dat niet. Ik legde me niet zomaar overal bij neer, maar ik denk nu dat ik het mijn ouders en overige familie daarmee niet gemakkelijk maakte.”

Volgende week horen we meer over wat Carla tot haar beroepskeuze bracht en over wat ze als de essentie van haar werk ervaart.

Geplaatst in Interviews professionals.