Professionals en ACE-bewustzijn, Aflevering 8 – Deze week: Kerstin Uvnäs Moberg

Een kleine twee weken geleden hadden we in Utrecht een prachtige studiedag voor lactatiekundigen met een wereldberoemde spreker over oxytocine, namelijk de Zweedse professor Kerstin Uvnäs Moberg. Direct na haar lezing had ik het voorrecht om met Kerstin aan tafel te zitten voor een interview voor de ACE Aware NL-podcast, ‘Voed de veerkracht’. Wat een eer!
De montage is klaar, en dus is nu ook de podcast online, zodat iedereen Kerstin kan horen. In dit blog deel ik graag een paar van de besproken thema’s.

Oxytocine is een prachtig hormoon en Kerstin heeft het een leven lang bestudeerd, erover geschreven en er vooral ook onderzoek naar gedaan. Toen ze de effecten begon te onderzoeken, was ze geïntrigeerd en voelde ze dat er meer was dan slechts de al bekende rol op het gebied van geboorte en borstvoeding. Aanvankelijk begon ze terloops te praten over de eigenschappen van het hormoon, als ze colleges gaf over andere onderwerpen, maar langzaam maar zeker groeide de algemene belangstelling en werd ze aangetrokken tot het onderwerp, ook door nieuwsgierige studenten die zich verder wilden verdiepen in het thema. Doordat ze voelde dat oxytocine veel meer te bieden had dan op het eerste oog zichtbaar was, en doordat ze zich met overgave wijdde aan dit totaal nieuwe vakgebied, groeide ze uit tot een wereldwijde expert.

Tot aan die begindagen van het oxytocine-onderzoek was er veel aandacht voor de stresshormonen cortisol en adrenaline, dominant in het actieve of sympathische deel van het stressregulatiesysteem, wat je de meer ‘mannelijke’ kant zou kunnen noemen. Toen Kerstin zich ging richten op de ontspanningshelft van het stresssysteem, de parasympathische of meer ‘vrouwelijke’ kant, was dat een heel nieuwe ontwikkeling. Er kwamen prachtige mechanismen naar voren: ‘calm and connect’ (kalmeren en verbinden), ‘rest and digest’ (rusten en verteren), ‘tend and befriend’ (verzorgen en vriendschap sluiten) – allemaal functies die van oudsher worden gezien als meer dominant in de vrouwelijke terreinen van het leven, omdat ze erg belangrijk zijn bij geboorte, borstvoeding, verzorging en wondgenezing en traumaheling.

Het duurde even voordat oxytocine als een serieus onderzoeksonderwerp werd gezien. De nieuwigheid ervan zorgde hier en daar voor opgetrokken wenkbrauwen: ‘Is dit serieus? Is dit echt? Kunnen we het meten? Wat is de meerwaarde om hier meer over te weten?’ Kerstin hield vol en bewees de grote relevantie ervan. Ze is van mening dat hoewel het goed is dat nieuwe onderwerpen in de wetenschap grondig worden bestudeerd voordat er claims worden gemaakt, de academische geest idealiter openstaat voor innovaties en bereid is om nieuwe ideeën te overwegen, vanuit echte nieuwsgierigheid. Tegenwoordig is oxytocine alom bekend, zozeer zelfs dat de betekenis ervan soms een beetje oppervlakkig wordt gereduceerd tot ‘het knuffelhormoon’. Daarbij worden de veel diepere en meer diffuse effecten op welzijn, genezing en angstreductie vergeten, evenals de gevolgen van die effecten voor de samenleving.

Het was geweldig om naar Kerstin te luisteren en te merken hoe ze gepast verwees naar aspecten van oxytocine (wat niet alleen een hormoon is, maar ook een neurotransmitter) die revolutionaire effecten zouden kunnen hebben als ze veel serieuzer werden genomen. Ze noemde bijvoorbeeld hoe belangrijk het is om ons bewust te zijn van bepaalde dagelijkse routines in de gezondheidszorg. Sommige worden als zo normaal en vanzelfsprekend beschouwd dat ze soms niet eens worden bestudeerd op hun langetermijneffecten, ook al zou een dieper inzicht ons misschien allemaal bewuster maken van hun impact. Kleine effecten in grote aantallen met een hoge frequentie kunnen bij elkaar opgeteld immers een enorm klinisch verschil veroorzaken! Er zijn veel maatschappelijke factoren die mogelijk een rol spelen bij dit gebrek aan onderzoek hiernaar: hoeveel status hebben bepaalde onderwerpen en dus studies, hoe lang duurt de follow-up voordat er iets zinnigs kan worden gezegd over de interventie, welke financiële investering en welk professionele prestige hangen samen met de beslissing om dit soort onderzoek op te zetten of terzijde te schuiven?

Kerstin acht het verder wenselijk dat jonge studenten toegang hebben tot oud wetenschappelijk materiaal om een integrale kijk te krijgen op de onderwerpen die ze bestuderen. Specialisaties in de gezondheidszorg kunnen prachtig zijn, maar ze kunnen het risico met zich meebrengen dat het menselijk lichaam wordt opgedeeld in een verzameling organen in plaats van dat het lichaam wordt gezien als een samenhangend geheel dat het resultaat is van een delicaat (gebrek aan) evenwicht tussen ingewikkeld samenwerkende systemen, van buikgevoel naar brein en omgekeerd, met subtiele ritmes en patronen die een verfijnde, respectvolle bestudering verdienen.

Het klonk mij als muziek in de oren om zo’n eminente dame, die haar hele leven aan dit ene onderwerp heeft gewijd, op zo’n holistische manier te horen spreken over een hormoon dat zo klassiek, zo ‘goed geconserveerd en oeroud’ is, zoals ze het zelf noemde. Toch was het voor Kerstin niet altijd gemakkelijk om die holistische werking van oxytocine naar voren te brengen, want de meeste tijdschriften die wetenschappelijke artikelen publiceren, willen dat die artikelen specifiek en gedetailleerd zijn, niet breed en algemeen, wat regelmatig als oppervlakkig wordt beschouwd.
Ik was ook diep geraakt door de opmerking van Kerstin dat de afstemming van de moeder op de behoeften van de baby, als ze eenmaal is overspoeld door oxytocine, misschien wel de eerste keer in haar leven is dat ze voelt dat prioriteit geven aan dat kleine mensje en niet aan zichzelf, een logische zaak is, simpelweg vanwege de baby’s totale afhankelijkheid van de moeder voor het stillen van de honger en het bevredigen van de behoefte aan contact. Dit houdt ook in dat de omgeving van de kraamvrouw zich bewust moet zijn van de kwetsbaarheid van de moeder en van de impact van het uitspreken, adviseren of zelfs afdwingen van dingen die ondermijnend zijn voor de evolutionaire intuïtie van de moeder, die juist is gestimuleerd door haar hoge oxytocinespiegels.

Al met al was het een genot om naar Kerstin te luisteren en met haar te praten en fantastisch om te horen, in antwoord op mijn vragen over waar ze naar uitkijkt, dat ze meer wil schrijven en meer onderzoek wil blijven doen, aangezien er ten aanzien van oxytocine nog zoveel is dat een nog grondiger begrip verdient. Moge oxytocine een groot deel zijn van wat Kerstin gezond houdt, zodat we allemaal nog vele jaren dankbaar kunnen genieten van haar heldere geest en warme hart!

Collective Trauma Summit 2022 – een schatkamer!

Afgelopen week was het weer de week van de Collective Trauma Summit, een online conferentie met enorm veel lezingen die je gratis kunt beluisteren als je de dagelijkse uploads bijhoudt. Na twee dagen verdwijnen ze achter een betaalmuur. Met een relatief zeer goedkope upgrade krijg je toegang tot alle lezingen, tot transcripties, video’s en andere bijdragen op het gebied van traumaheling, maar ook mindfulness, ontspanning, integratie, muziek en poëzie. Wat een schat aan informatie biedt deze conferentie elk jaar – indrukwekkend.

De gastheer van het evenement is Thomas Hübl en dit jaar had hij ook een eigen draadje, genaamd ‘Daily Insights’, aan het begin van elke dag van de conferentie een korte reflectie van ongeveer tien minuten waarin hij een specifiek thema rond trauma besprak. Ik heb eindeloos veel aantekeningen gemaakt, zodat ik van zijn wijsheid kan nagenieten en die kan teruglezen en zodat ik zijn waardevolle inzichten kan doorgeven bij komende trainingen georganiseerd door ACE Aware NL.

In een aantal lezingen bracht Thomas een interessante kwestie aan de orde. We zeggen vaak: ‘Ach, zo is het leven nu eenmaal’, als we bepaalde processen opmerken. Thomas wees erop dat we dat niet zeggen als we iets moois zien, zoals een moeder die haar baby knuffelt of een liefdevolle interactie tussen twee mensen. We zeggen het als we dingen zien die we niet leuk vinden, waarvan we geen deel willen uitmaken. Als we met zulke bewoordingen praten over dingen praten waaraan we een hekel hebben, laten we echter impliciet en vaak onbewust zien dat we pijn en lijden accepteren. ze te bagatelliseren alsof ze iets normaals zijn dat onvermijdelijk bij het leven hoort, distantiëren we ons ervan. Op een bepaalde manier verbreken we de verbinding tussen onszelf en het lijden van de ander. We zien onszelf niet langer als onderdeel van wat er gebeurt, hoewel we allemaal in diezelfde wereld leven waar pijn alomtegenwoordig is. Thomas benadrukte regelmatig de verbinding tussen het individuele, het voorouderlijke en het collectieve in relatie tot trauma. Door ons bewust te worden van de verbanden tussen deze lagen, kunnen we zoeken naar manieren om sociaalculturele processen te veranderen, omdat het individu een uitdrukking is van het geheel en van de geschiedenis van het collectief.

Wat we nodig hebben voor de verbinding en de verandering, is een bewustzijn van de impact van de menselijke fysiologie, zei Stephen Porges in zijn fascinerende gesprek met Thomas. We kunnen een gebeurtenis, een stimulus, zien als de drijfveer voor een reactie, maar dat is een zeer gedragsmatige benadering. Het punt is, volgens Stephen, zich tussen de stimulus of trigger aan de ene kant en de respons of reactie aan de andere kant ons lichaam bevindt met zijn fysiologie. Die fysiologie heeft een geschiedenis, zoals families (voorouderlijk) en gemeenschappen (collectief) ook een geschiedenis hebben. Als die geschiedenis trauma met zich meebrengt, kan de reactie op een trigger zijn dat iemand ofwel zich afsluit ofwel overprikkeld raakt. Het gaat dus niet simpelweg om gedrag als gevolg van een gebeurtenis; het gaat om de ervaringen (veilig of onveilig) die de persoon met soortgelijke gebeurtenissen heeft opgedaan. Die hebben een imprint in het lichaam gecreëerd voor een bepaalde fysiologische reactie. Die imprint is van invloed op hoe vervolgens de reactie of het gedrag eruitziet. Niet de gebeurtenis is dus bepalend voor het vervolg, maar de tussenliggende fysiologie.

Samen brachten ze cruciale onderwerpen aan de orde en hoewel niet alles nieuw voor me was, werd het op zo’n mooie manier gebracht dat het wel veel nieuwe inzichten opleverde. De wijsheid verdient het om hier te worden gedeeld met een paar citaten.
“Het maakt voor ons zenuwstelsel niet uit of er een fysieke of een psychologische dreiging is.”
Aangaande ziekte: “Het lichaam schreeuwt tegen ons, maar de westerse samenleving zegt: ‘Niet luisteren; blijf bewegen, blijf werken’, maar daar moet een hoge prijs voor worden betaald in de vorm van ziekte.”
“Trauma moet worden gezien als lichamelijk letsel: het zenuwstelsel werd getroffen door een levensbedreigende situatie.”
“De polyvagaal-theorie is de wetenschap van veiligheid, het begrijpen van de aangeboren behoefte en zoektocht om je veilig te voelen.”
“Onderwijs moet zich richten op een basis van saamhorigheid, coregulatie, vriendschap en vertrouwen, niet primair op cognitie.”

Het basisuitgangspunt in heel het gesprek was dat evolutie ons voorbereidde op saamhorigheid en co-regulatie, op een leefsituatie waarin we voor elkaar zorgen. Ons grote brein heeft veel zuurstof nodig, dus we moeten gecoreguleerd blijven en elkaar ondersteunen om onze stress te verminderen. Lukt dat niet, dan komt de zuurstofvoorziening van onze hersenen in de problemen en dit geeft een ernstige belemmering van ons functioneren. We weten het allemaal: wanneer we in angst verkeren, is het moeilijk om helder te denken en belangrijke beslissingen te nemen over de toekomst. We zijn dan in het hier en nu en proberen alleen maar te overleven. De menselijke blauwdruk, het model voor co-regulatie, is de moeder-baby-relatie, zei Stephen Porges. Als die hecht is, kijken ze elkaar in de ogen en ontwikkelen ze een diepe vertrouwdheid, die in de hersenen en het zenuwstelsel wordt vertaald als veiligheid – van cruciaal belang voor probleemoplossende creativiteit.

Wel, de conferentie was bezaaid met veel meer van dit soort mooie kennis, hoewel het gesprek tussen Thomas Hübl en Stephen Porges echt uitzonderlijk was. Als je het alsnog wilt beluisteren… dit weekend werd een toegift van een paar dagen aangekondigd. Meer informatie, ook over registratie en upgrades vind je hier: https://collectivetraumasummit.com/  Je hebt nog een aantal kostbare uren om te luisteren.
En mocht je te laat zijn voor de editie van dit jaar… houd dan een oogje in het zeil voor volgend jaar!

Zomergasten: het lichaam en de ervaringen die niet worden vergeten

In de laatste week van augustus, in aanloop naar de op handen zijnde uitzending van ‘Zomergasten’, was er commotie rondom het middelpunt van het drie uur durende gesprek. Drie academici hadden een waarschuwing voor het Nederlandse volk en dat leidde tot levendige discussies op social media. In de laatste aflevering van het seizoen zou de aftredende presentator Janine Abbring als gast namelijk de wereldberoemde psychiater, wetenschapper en auteur Bessel van der Kolk (1943) ontvangen, een man met Nederlandse roots die al sinds begin jaren 60 in de Verenigde Staten woont en daar als pionier en expert op het gebied van trauma furore heeft gemaakt. Dat deed hij onder andere via zijn rollen als adviseur of getuige-expert aan internationale onderzoeken en processen, zoals de Truth and Reconciliation Commission in Zuid-Afrika na het einde van de apartheid en op weg naar democratie. Zijn veelgeprezen boek ‘The Body Keeps the Score’ (in het Nederlands vertaald als ‘Traumasporen’) heeft als kernboodschap dat het intellectuele brein soms zodanig door gebeurtenissen wordt overweldigd dat het als overlevingsstrategie het mechanisme van dissociatie hanteert. De emotionele lading van de ervaringen wordt diep weggestopt, zodat degene die de gebeurtenissen onderging op de één of andere manier kan doorgaan met leven. Bewuste beleving van het trauma zou te pijnlijk, te onverdraaglijk zijn. lichaam heeft al die toxische stress echter wel degelijk doorgemaakt en die ervaringen beïnvloeden de stressregulatie, de hersenontwikkeling en de neurofysiologie en dus ook op het immuunsysteem, met een scala aan mogelijke sociale en gezondheidsproblemen tot gevolg. Het lichaam draagt alles met zich mee: the body keeps the score. Deze visie is duidelijk nog niet overal gemeengoed.

De drie auteurs van het Volkskrant-artikel (een hoogleraar, een emeritus-hoogleraar en een universitair hoofddocent) stelden dat Van der Kolk in het programma mogelijk ruimte zou worden geboden “om onjuiste en gevaarlijke ideeën te verspreiden” over verdrongen herinneringen (de Volkskrant, 26 augustus 2022). Ze stelden dat hij “zijn brood verdient met het populariseren van dat idee” dat traumatische herinneringen worden verdrongen en dat veel therapeuten die dit geloven, mensen allerlei vormen van misbruik en ellende aanpraten. Ze vertellen hun patiënten dat de lichamelijke en psychische symptomen waarmee ze zich bij een psychiater melden, “zijn ontstaan omdat ze vroeger ooit zijn misbruikt maar dat de herinnering eraan is weggestopt in hun onderbewustzijn.” Deze aanpak zou leiden tot “nepherinneringen aan misbruik”. De cliënt geneest niet, maar krijgt “een verzonnen traumatisch verleden aangepraat”, aldus het artikel. De academici gaven aan “desastreuze gevolgen (…) voor patiënten en hun families” te vrezen.

En dan is het zondagavond 28 augustus en ga ik er goed voor zitten. Deze man wil ik horen, want ik ken zijn werk, dat aansluit bij dat van andere grote namen in het veld, en ik ben benieuwd naar wat hij het Nederlandse publiek zal aanreiken aan kennis, overwegingen en beeldmateriaal.
Het is indrukwekkend, en als ik de uitzending een tweede keer bekijk, ben ik nog meer geraakt. Hier is een werkelijke expert aan het woord, een man die bescheiden is in al zijn wijsheid, die met nederigheid en zelfreflectie het verhaal van zowel elementen uit zijn vakgebied als aspecten van zijn leven uit de doeken doet en die zichzelf en interactiepatronen onder de loep neemt. De nog altijd voortdurende onwetendheid, ondanks het vele onderzoek, blijft evenmin onvermeld. Al in de eerste paar minuten vertelt hij dat PTSD/PTSS nog in 1980 werd gedefinieerd als iets wat zéér zelden . “Dat zegt iets over hoe blind we waren voor de ellende in de wereld”, is zijn conclusie. Verderop in de uitzending geeft hij aan te vrezen dat er weinig is geleerd van Harry Harlow’s onderzoeken met apen in de jaren 50 en 60, gebaseerd op het werk over hechting van John Bowlby, met wie Van der Kolk goed bevriend was. Nog altijd is er volgens hem te weinig aandacht voor het leed dat veel mensen doormaken en op tweederde van het interview vraagt hij zich in relatie tot het Volkskrant-artikel dan ook met enige felheid af: “Wie zijn die mensen die zo bang zijn voor de werkelijkheid waarover ik spreek? Wie zijn deze mensen die niet willen zien hoeveel kinderen er worden mishandeld? Wie zijn die mensen die niet kunnen luisteren naar wat er in het leven van anderen aan de hand is?”

Tot aan die kritische vragen is hij vooral heel mild en beschouwend en toont hij filmfragmenten die zichtbaar maken hoezeer de onderlinge verhoudingen tussen mensen worden gekleurd en getekend door hun levensverhaal. Met zijn eerste fragment, uit de Amerikaanse televisieserie Ted Lasso, illustreert hij hoe belangrijk het is dat mensen binnen groepen en teams op een veilige manier, in een veilige setting, de waarheid van hun persoonlijke geschiedenis kunnen vertellen. Die geschiedenis helpt verklaren waarom ze soms rottig gedrag vertonen, uithalen naar anderen of een muur om zich heen bouwen, bijvoorbeeld omdat ze vroeger van hun autoritaire vader niet zwak mochten zijn. Als daar aandacht voor is, zegt Van der Kolk, dan kunnen mensen hun eigenaardigheden inzetten voor het grotere geheel en hoeven ze die niet op een negatieve manier tegen zichzelf en elkaar te gebruiken. Als kwetsbaarheid een deugd wordt in plaats van een zwakte, dan kun je op je eigen gedrag reflecteren en leren om je waar nodig anders te gedragen. Daar heb je echter wel de steun van je sociale omgeving voor nodig, want eenzaamheid, zo zegt hij later, is het belangrijkste aspect van trauma: “We zijn members of tribes, we horen bij elkaar. We móeten bij iemand horen, we móeten een thuis hebben, vooral als kind, en als kinderen thuis bij hun ouders die bescherming niet vinden, dan zijn ze alleen in de wereld en dan moeten ze een aanpassing vinden. Een kind zegt dan doorgaans: ‘Dit gebeurt omdat ik een slecht mens ben.’ Er ontstaat een levenslang gevoel van ‘er is iets met mij, anders zouden ze me dit nooit hebben aangedaan’. Niet gezien worden is voor een kind het allermoeilijkste. Het gevoel dat iedereen doet alsof er niks aan de hand is, dat de belangen van de volwassenen belangrijker zijn dan wat het kind overkomt, dat die volwassenen de moed niet kunnen vinden om dingen aan te kaarten: dat is het echte trauma. kind heeft geen keuze, geen andere werkelijkheid, geen andere mogelijkheden en het geeft daarom zichzelf de schuld van nare gebeurtenissen. Dat leidt tot diepe eenzaamheid: ‘Ik ben anders, ik hoor hier niet, ik mag hier niet zijn, ik ben een slecht mens, ik verdien wat er met me gebeurt.’ Een dergelijke overtuiging wordt een groot probleem als je ouder wordt. Zulk trauma werkt generaties lang door.”

Met allerlei fragmenten laat hij zien en legt hij uit hoe traumatische ervaringen zich vastzetten in het lichaam, hoe ze alsmaar weer terugkomen bij uiteenlopende zintuiglijke waarnemingen, die associaties geven met diepe emoties. Mensen blijven steken in die gebeurtenis alsof die vandaag plaatsvindt, in plaats van dat de gebeurtenis wordt ervaren als iets uit het verleden dat nu geen gevaar meer oplevert. Daarom, zegt hij, is praten alleen vaak niet genoeg en soms is het ook gewoon onmogelijk omdat het te veel pijn wakker roept. Dat is de reden dat hij meer dan wie ook experimenteel onderzoek heeft gedaan naar allerlei lichaamsgerichte therapievormen en waarom hij sinds een tijdje ook behoedzaam enthousiast is over de resultaten die met psychedelica kunnen worden behaald: “Mensen kunnen onder invloed daarvan soms eindelijk woorden vinden voor zichzelf en hun verhaal en vooral ook ervaren ze compassie voor wat ze hebben meegemaakt. Mensen zijn meaning-making creatures; je hoeft er als therapeut niks in te stoppen. Met aandacht luisteren en niet oordelen is genoeg. Wanneer er mensen die je een veilige setting bieden voor je verhaal, dan kunnen psychedelica enorm behulpzaam zijn. Je ziet dan andere dimensies van je eigen leven en van jezelf.” In lijn daarmee, op een ander moment: “Mensen willen zich nare dingen vaak helemaal niet herinneren en het is daarom juist heel erg moeilijk om mensen dingen aan te praten. Door werkelijk in je lijf te voelen wat dingen met je hebben gedaan en nu doen, kun je dingen anders leren zien en doen. Je kunt de rol en de overtuigingen waarmee je bent opgegroeid, leren loslaten. je je eigen waarheid niet kunt vertellen, gaat het allemaal vastzitten in je lichaam en dan breekt je hart. Vervolgens breek je dan het hart van anderen met je boosheid en bitterheid. Verbinding is onmisbaar voor ons als mensen.”

Er is nog zoveel meer dat het benoemen waard is. We bevelen dan ook oprecht aan om de uitzending terug te kijken, zodat iedereen zich zelf een beeld kan vormen over de visie van Bessel van der Kolk: is die ‘gevaarlijk’ of dringend noodzakelijk? Je kunt nog een aantal weken kijken via deze link.

Minstens één vraag is onbeantwoord gebleven: wat zou Van der Kolk onder leiding van Ted Lasso zelf als offer in de ton hebben gegooid om de boze geesten te bezweren…?! 😉

Professionals en ACE-bewustzijn, Aflevering 7 – Deze week: Chris Vleesman

We vertrokken met een groep van zo’n vijftien mensen vanaf de locatie waar we hadden genoten van koffie en thee en heerlijk Valentijnsgebak. Velen van ons hadden elkaar niet of pas een enkele keer ontmoet en we zouden een stevige wandeling maken om van de frisse winterlucht te genieten en elkaar te leren kennen. Bovendien zou op die manier na terugkeer uit het natuurgebied de lunch er extra goed in vallen. Eén van de wandelaars was Chris en nadat ik een poosje met anderen had gelopen, kwam ik met hem in gesprek. Hij is de coördinator van de Haven van Kloosterveen, onderdeel van de Stichting Phusis. Ik wist al dat hij diverse dingen deed, maar ik was vooral benieuwd naar zijn ‘core business’: “Wij vangen jongeren op die te maken hebben met moeilijk opvoedbare ouders”, was zijn antwoord, terwijl hij mij met glimmende ogen aankeek. Ik barstte in lachen uit: “Wow, wat een geweldige formulering! Die vind ik goed!” Hij lachte terug en door mijn uitbundige reactie had hij snel in de gaten dat ik begreep waarop hij doelde. Omgekeerd had ik snel in de gaten dat hij begreep wat intergenerationele overdracht inhoudt. We raakten in een boeiend gesprek, dat de rest van de wandeling duurde.

Ik vertelde hem dat ik net de week ervoor een vergelijkbare omkering had meegemaakt. Ik had een tekst onder ogen gehad waarin werd gesproken over verwarde mensen die in de acute zorg terechtkomen en een ‘veiligheidsrisico’ vormen voor de sociale omgeving. Daarbij had ik moeten denken aan wat er gebeurt als het niet lukt om in de kindertijd een stevig fundament te leggen voor de rest van het leven en hoe er dan voor kinderen een ‘veiligheidsrisico’ ontstaat. Ook daarin zit een andere duiding dan de meest gangbare. Bij ‘moeilijk opvoedbaar’ wordt meestal gedacht aan het resultaat van het ouderschap, aan een kind dat ‘lastig’ is. Bij ‘veiligheidsrisico’ wordt meestal gedacht aan het resultaat van een leven met zoveel hindernissen dat het tot agressie en onbeheersbaar gedrag leidt. Wat Chris echter bedoelde, was dat de kinderen het zwaar hebben omdat hun ouders niet goed begrijpen wat ze nodig hebben en hoe dat te bieden. Dat was ook wat ik bedoelde: als kinderen in hun ‘eerste 1000 dagen’ niet ontvangen wat ze nodig hebben om tot een bloeiende ontwikkeling te komen, als ze niet veilig gehecht raken, dan hebben ze een extra hindernis. Dan creëert de sociale omgeving een ‘veiligheidsrisico’, een kans dat de veiligheidsbeleving onder druk komt te staan.

Uiteindelijk gaat het natuurlijk om wat voor aanpak je hanteert wanneer mensen zoekend of dwalend door hun dagelijks bestaan gaan en ondersteuning nodig hebben. Toch is het boeiend om te zien hoe je door een verandering in je taalgebruik op creatieve wijze kunt laten zien wat je denkrichting is. Zo’n innovatieve formulering maakt bovendien een scala aan mensbeelden en wereldvisies zichtbaar. Wie is waarvoor verantwoordelijk? Welke doelstellingen streef je na? Vanuit welke kernwaarden bied je een verdwaalde ander een plek in het leven, in jouw leven? Hoe wil je eraan bijdragen dat de mens voor wie je zorg draagt, de eigen plek in de wereld kan vinden, kan kiezen, kan krijgen? In de zorgsector gaat het vaak over hoeveel geld het kost als mensen ‘ontsporen’. Daarover had Chris ook ideeën: “Een onsje welzijn scheelt een kilo zorg!”, zei hij, terwijl we over een voetbreed paadje door een veld met gras en heide in wintertooi liepen. Chris vertelde over wat hij dagelijks aan impact ziet van zijn filosofie. De collega’s, zoals ze worden genoemd, vinden hun draai in het zorgbedrijf als keukenmedewerker, als reacreatiebegeleider, als verkoper, en krijgen zo weer een volwaardig leven.

Niet dat het altijd allemaal eenvoudig is en zonder hobbels verloopt… Hij glimlachte bij de herinnering aan een week weg met een groepje jongens die veel te veel blowden. Hij was met ze naar een omgeving vertrokken waar die joints niet te krijgen waren, maar waar wél volop aandacht was en tijd voor mooie gezamenlijke activiteiten. Een sjamaan had een spirituele sessie geleid met bezinning en muziek en het effect ervan had weken en weken na-geijld. Ook na terugkeer thuis werd er nauwelijks een joint gerookt. Ook andere vormen van moeilijk gedrag waren in settings waar hij met deze aanpak werkte, met 50% afgenomen. Dat was het gevolg van het aandachtig en op voet van gelijkwaardigheid omgaan met jongeren en jongvolwassenen naar wie jaar in jaar uit niet of nauwelijks was geluisterd. “Hoewel het goed gaat, moet je dan toch ook weer niet denken dat je ze zomaar weer ergens anders kunt neerzetten. Hun geschiedenis heeft ze kwetsbaar gemaakt en als ze zulke stabiele, sensitieve zorg weer kwijtraken, kan ook de structuur in hun leven zomaar weer kapot worden gemaakt. Dan valt alles weer onder ze vandaan, iets wat we nog op heel veel plekken zien gebeuren.” We spraken over het grote belang van mentaal welzijn en zingeving, ook en juist voor degenen die er niet in slagen daar helemaal zelfstandig vorm aan te geven.

Zodoende kwamen we ook op het onderwerp Positieve Gezondheid, dat gebaseerd is op de salutogenetische gedachte: niet kijken vanuit pathogenese (waar komt ziekte vandaan en wat moet ik vermijden?), maar vanuit salutogenese (hoe behoud ik gezondheid en wat kan ik daarvoor het beste doen?). Dan heb je in ieder geval een dak boven je hoofd nodig, een bed om in te slapen. Voor veel jongvolwassenen met problemen is zelfs dat al een uitdaging van jewelste. Chris vertelde over een jongere die vanuit Noord-Afrika via allerlei omzwervingen bij hen was terechtgekomen en in de opvanglocatie tijdelijk onderdak en een veilige haven had gevonden tot er een meer structurele oplossing was. Chris gebruikt samen met zijn team de fysieke, organisatorische en juridische ruimte die er is in dit soort noodsituaties. “Wij werken hier vanuit onvoorwaardelijke liefde”, omschreef hij de essentie van het beleid. Dat was heel wat anders dan ik de week ervoor had gehoord van een manager die helaas moest vaststellen dat nog heel vaak niet compassie, maar repressie de standaard is als mensen in een instelling ‘onhandelbaar’ zijn.

Chris had me geraakt met zijn visie en verhalen. Op zijn vraag waar mijn professionele interesse lag, vertelde ik over ACE’s, over de invloed van onveilige hechting op de volwassen gezondheid en over hoe we met ACE Aware NL na twee vreemde jaren nu eindelijk graag via live ontmoetingen de film ‘Resilience’ willen vertonen. Terwijl ik naar hem had geluisterd, had ik me gerealiseerd dat ik heel graag eens met de ervaringsdeskundige jongvolwassenen naar de docufilm zou kijken. Ik fantaseerde hardop over hoe mooi het zou zijn hun mening erover te horen en dan in een focusgroep te vernemen wat hen had aangesproken in de film en wat ze hadden herkend. Ook Chris zag het voor zich.

Terug van de wandeling kwamen we tijdens de lunch wonderlijk genoeg met vier mensen nogmaals te spreken over trauma, over hoe dat ertoe kan leiden dat we onze zorginstincten willen volgen, zodat een ander niet hoeft te ervaren wat voor onszelf zo moeilijk en verdrietig was. We spraken ook over hoe de huidige omstandigheden veel pijn uit het verleden aanraken en pijn voor de toekomst creëren: mensen zijn immers niet gemaakt om afgescheiden van anderen te functioneren. We realiseerden ons bovendien hoe zulke situaties ons een spiegel voorhouden: wat vinden we moeilijk in wat we voelen en zien gebeuren? Willen we echt de ander helpen? Of zijn we eigenlijk vaak koortsachtig op zoek naar verzachting van de pijn die nog sluimert in onszelf…? Eén tafelgenoot zou daar graag eens dieper in duiken, gezien het eigen levensverhaal. Dat voornemen ligt er nu.
En Chris en ik gaan er binnenkort samen voor zitten om te kijken hoe een filmvertoning gestalte kan krijgen. Is het geen wonder, hoe je soms bij de meest onverwachte gelegenheden tot inspirerende ideeën komt en de prachtigste mensen treft? Wat een Valentijnsontmoeting!

Professionals en ACE-bewustzijn, Aflevering 6 – Deze week: Jessica Boerema, Deel 2

Afgelopen week hoorden we hoe Jessica Boerema switchte van medisch pedagogisch zorgverlener naar zelfstandig ondernemer in haar praktijk ‘Contact in Beeld’; ze vertelt hoe kijken naar de interacties met jonge kinderen de kern van haar werk is geworden. Vandaag horen we nog veel meer over haar visie en missie.

We eindigden vorige week met de stelling dat niet één methode altijd werkt. Toch is er wel een aspect dat wél vrijwel altijd waar is, namelijk dat huilen stressvol is voor een kind, en dat het niet serieus nemen ervan problematisch is, net als het denken in termen van ‘het kind moet weten wie de baas is’. Hoe kijkt ze daarnaar?
“Ja, daar ben ik het mee eens… Ik zeg vaak… probeer je voor te stellen hoe het was toen je nog in een grot leefde; zou je dan je kind alleen laten? Heel vaak wordt nog niet de link gelegd dat nabijheid en sensitiviteit van zorgzame volwassenen voor een kind de basis zijn om zelfvertrouwen te ontwikkelen!”
De aandacht voor het belang van nabijheid is bij Jessica erg gegroeid in de tijd dat ze veel met prematuur geboren kindjes werkte en na het volgen van de Infant Mental Health-opleiding. Wanneer ze met ouders naast de couveuse stond, zag ze de ontroering als ze uitlegde wat hun baby allemaal al liet zien. Op die ervaring heeft ze haar workshops en al haar andere trainingen met beeldmateriaal gebouwd. “Ik merk dat het kijken naar beelden waar trainingsdeelnemers niet zelf op staan, ertoe leidt dat ze gemakkelijker kunnen opnemen wat er te zien is. De behoefte aan veiligheid is er immers bij iedereen en naar jezelf kijken kan heel ingewikkeld zijn…”

We zijn even stil en laten ons afleiden door de musjes, die de insecten uit de vlinderstruik verorberen. Ook een merel vliegt af en aan: “Misschien heeft die merel ook een soort dagritme”, zegt Jessica glimlachend, “want hij doet zich heel vaak zo rond dit tijdstip tegoed aan de rijpste blauwe bessen!”

Ze denkt na en pakt de draad weer op: “Communicatie bestaat uit bouwstenen; als je begrijpt waarvoor die zijn bedoeld en wat hun belang is, dan word je bewust bekwaam en kun je bij stress de angel uit een lastige situatie halen. Beelden zijn dan enorm helpend om te zien wat er gebeurt; je ziet bijvoorbeeld een kindje tandenknarsen of andere kleine lichaamssignalen. Als je beeld voor beeld kijkt en je hebt het eenmaal gezien, dan kun je niet meer níet zo kijken!”
Ook voor Jessica was dat een leerproces en de ervaringen van ouders zelf hielpen haar daarbij, ook al voordat ze de theoretische fundamenten legde. Toen die er eenmaal waren, kon ze theorie en praktijk combineren. Als ze dán het verhaal van de ouders vertaalde naar de baby, kwamen vaak de helende tranen. “Dan zie je het kind heel aandachtig luisteren en alert zijn, hoe klein ook, en de ouders, die nu ineens begrijpen hoe het voor hun baby was, kunnen dan ook hun eigen zorgen en verdriet ontladen. Met het huilen vertelt een baby een verhaal en door daarnaar te luisteren, ontstaat er validatie van de emotie van zowel kind als ouders. Tevens biedt het gehoord worden een enorme ontschuldiging. Baby’s vallen na zo’n gesprek vaak ontspannen bij de ouders op schoot in een diepe slaap, iets wat ze vaak nog nooit meemaakten en wat verbazing wekt. Erkenning, gezien en gehoord worden… in de basis is dát wat we allemaal nodig hebben.”

We spreken over hoe leerprocessen met ouders vaak ook voor jezelf als professional heel leerzaam zijn en verbindingen met je eigen levensgeschiedenis onthullen. Meer inzicht in je eigen triggers en je eigen pijn helpt om ook je doelgroep met meer compassie en zachtheid te benaderen en draagt bovendien vaak bij aan het formuleren van je professionele doelstellingen. In lijn daarmee vraag ik Jessica naar wat ze als de essentie van haar werk ervaart.
“Ik wil heel graag dat mensen groeien van onbewust bekwaam naar bewust bekwaam, zodat ze hun eigen leerproces kunnen doorlopen en kunnen bijdragen aan het waarborgen van een goede start van het leven van de kinderen voor wie ze zorgen, als professional of als ouder.”
Ze denkt na en zegt: “Er is nog zoveel winst te halen op dit gebied… We kijken bijna altijd vanuit ons eigen kader naar wat we zien; de eerste blik is gekleurd door onze eigen ervaringen. Bij nadere beschouwing zien verschillende mensen veelal hetzelfde, maar aanvankelijk vullen we vaak dingen in. De kunst is om écht te luisteren naar de stem van het jonge kind, die we dikwijls niet zo goed kennen. We zijn gewend aan de gesproken taal, maar kunnen we het kind horen met diens eigen taal?”
We onderbreken onszelf even als we precies op dit moment op de achtergrond een baby horen huilen.

Wat zijn de lastige dingen, de dingen waar Jessica tegenaan loopt?
Ze denkt in stilte een poosje na. “Soms denk ik dat ik het meest tegen mezelf aan loop, dat ik altijd graag meer wil bieden dan ik doe, terwijl het vaak al meer dan genoeg is. Wat ik heel erg moeilijk vind, is als ik dingen hoor waarvan ik denk: ‘Dat kán toch echt niet meer in 2021?’ Een voorbeeld daarvan is dat kwetsbare baby’s die op een operatie wachten, in sommige ziekenhuizen niet opgepakt mogen worden, terwijl we weten dat buidelen dé manier is om ze te laten groeien en aansterken. Dat ervaar ik als heel verontrustend; deze gezinnen hebben elkaars nabijheid zó nodig. Dat zijn trouwens tegelijk ook de situaties waarvan ik denk: ‘Hier doe ik het voor!’ En het werk is echt nog nodig, want er zijn genoeg professionals die dit óók graag willen doen, maar op de werkvloer worden afgeblaft door degenen die nog niet bekend zijn met deze evidence. Dat zijn schrijnende situaties…”

Dit brengt ons bij het concept van EBM en EBP, evidence based medicine en evidence based practice. Het kan heel frustrerend zijn om te zien dat ouders en kinderen en collega’s tekort wordt gedaan doordat systemen de integratie van nieuwe inzichten bemoeilijken. De Verklaring voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties spreekt over het recht van het kind op de ‘highest attainable standard of health’. Hoe komt het, dat die nog zo vaak niet haalbaar lijkt?
Jessica: “Dat kan denk ik met heel veel dingen te maken hebben, zoals met ego of met het getriggerd worden van eigen ervaringen, als nieuwe informatie botst met je eigen aanpak.” Ik vertel hoe het voor één van onze interviewees juist heel verhelderend was om te horen dat dingen die ze aan zichzelf had toegeschreven als negatieve persoonlijkheidseigenschappen, in feite misschien enkel coping strategies waren voor het trauma dat ze had doorstaan. Ze realiseerde zich dat ze uit verdriet had gereageerd. Voor haar was het horen van de kennis hierover een openbaring die haar op een heel andere manier naar zichzelf deed kijken. Nieuwe kennis kan door het nieuwe perspectief dus zowel (eerst) pijnlijk zijn als helend vanwege de andere categorisering die daardoor kan ontstaan. Zou dat ook niet in veel organisaties zo kunnen zijn, dat trauma vernieuwing in de weg zit?
Jessica: “Oh ja, dat denk ik zeker! En tegelijkertijd… wat de wetenschap ons nú vertelt, is totaal anders dan wat we, pakweg, 50 jaar geleden hoorden, dus… hoe zeker kunnen we zijn van de wetenschap van nu? Hoe meer ik leer, hoe meer ik me realiseer hoeveel er is wat ik niet weet!” We lachen samen om dit herkenbare gevoel van zeer bewuste onbekwaamheid en het belang van met mildheid en compassie kijken naar je eigen overlevingsmechanismen. Daarbij kan de vraag ‘Wat is je probleem?’ (waarin al snel een oordeel doorklinkt) beter worden vervangen door ‘Wat is je verhaal?’, een vraag die uitnodigt tot vertellen en een intentie van oprecht luisteren blootlegt. Daarmee kan veiligheid worden gecreëerd en kan de verteller laagjes afpellen, terwijl onveiligheid juist verdedigingslaagjes toevoegt.

“Ja, zo zie ik dat ook”, zegt Jessica, “want in de basis zijn we niet gericht op nare, destructieve acties richting de ander. Als je dat denkt, zou je immers moeten geloven dat sommige kinderen gewoon als rotkinderen worden geboren en daar geloof ik niet…” Ze kijkt me aan en we moeten allebei lachen: we willen eigenlijk allebei zeggen ‘dat is niet zo’, in plaat van ‘daar geloof ik niet in’. We zijn er diep van overtuigd dat er gedurende het leven dingen gebeuren die tot verdedigingsmechanismes leiden.
“En ik merk”, zegt Jessica, “dat je die gebeurtenissen heel gericht moet uitvragen, want mensen zijn vaak geneigd te zeggen dat het allemaal wel meeviel en dat het niet zo erg was, terwijl ik, als ik vervolgens het verhaal hoor, tot de conclusie kom dat het wél heftig was en mogelijk traumatisch.”

We bespreken dat het spannend kan zijn om eerdere gebeurtenissen te onderzoeken, zeker als mensen een ondersteunende sociale omgeving missen. Ik vraag Jessica of ze het gevoel heeft dat er al voldoende kennis beschikbaar is over dit soort zaken.
“Nou, er is al heel veel over geschreven, maar in de dagelijkse praktijk moet het nog wel een olievlek worden voordat het breed wordt gedragen en ingezet. De Infant Mental Health-visie wint momenteel snel terrein en dat is mooi, maar ja… in je eigen bubbel kun je de toepassing soms wel overschatten… Ik krijg namelijk ook wel mensen in mijn trainingen voor wie dit nog volledig nieuw is en dan komt het er voor kennisoverdracht dus ook erg op aan hoe goed ik als professional bij hun leefwereld kan aansluiten. Ook daar speelt de basiscommunicatie weer een grote rol. Ik begin vaak met een heftige binnenkomer, zoals het ‘still face’-experiment, zodat we meteen bij de kern zijn. Daarna hoop ik dan dat het kwartje zodanig valt dat mensen zelf conclusies trekken over wat een baby nodig heeft en hoe zij dat kunnen bieden.”

Het is lunchtijd geworden. We praten echter nog geruime tijd verder, vergeten de tijd en ronden pas tegen het einde van de middag ons boeiende gesprek af.