Collective Trauma Summit 2022 – een schatkamer!

Afgelopen week was het weer de week van de Collective Trauma Summit, een online conferentie met enorm veel lezingen die je gratis kunt beluisteren als je de dagelijkse uploads bijhoudt. Na twee dagen verdwijnen ze achter een betaalmuur. Met een relatief zeer goedkope upgrade krijg je toegang tot alle lezingen, tot transcripties, video’s en andere bijdragen op het gebied van traumaheling, maar ook mindfulness, ontspanning, integratie, muziek en poëzie. Wat een schat aan informatie biedt deze conferentie elk jaar – indrukwekkend.

De gastheer van het evenement is Thomas Hübl en dit jaar had hij ook een eigen draadje, genaamd ‘Daily Insights’, aan het begin van elke dag van de conferentie een korte reflectie van ongeveer tien minuten waarin hij een specifiek thema rond trauma besprak. Ik heb eindeloos veel aantekeningen gemaakt, zodat ik van zijn wijsheid kan nagenieten en die kan teruglezen en zodat ik zijn waardevolle inzichten kan doorgeven bij komende trainingen georganiseerd door ACE Aware NL.

In een aantal lezingen bracht Thomas een interessante kwestie aan de orde. We zeggen vaak: ‘Ach, zo is het leven nu eenmaal’, als we bepaalde processen opmerken. Thomas wees erop dat we dat niet zeggen als we iets moois zien, zoals een moeder die haar baby knuffelt of een liefdevolle interactie tussen twee mensen. We zeggen het als we dingen zien die we niet leuk vinden, waarvan we geen deel willen uitmaken. Als we met zulke bewoordingen praten over dingen praten waaraan we een hekel hebben, laten we echter impliciet en vaak onbewust zien dat we pijn en lijden accepteren. ze te bagatelliseren alsof ze iets normaals zijn dat onvermijdelijk bij het leven hoort, distantiëren we ons ervan. Op een bepaalde manier verbreken we de verbinding tussen onszelf en het lijden van de ander. We zien onszelf niet langer als onderdeel van wat er gebeurt, hoewel we allemaal in diezelfde wereld leven waar pijn alomtegenwoordig is. Thomas benadrukte regelmatig de verbinding tussen het individuele, het voorouderlijke en het collectieve in relatie tot trauma. Door ons bewust te worden van de verbanden tussen deze lagen, kunnen we zoeken naar manieren om sociaalculturele processen te veranderen, omdat het individu een uitdrukking is van het geheel en van de geschiedenis van het collectief.

Wat we nodig hebben voor de verbinding en de verandering, is een bewustzijn van de impact van de menselijke fysiologie, zei Stephen Porges in zijn fascinerende gesprek met Thomas. We kunnen een gebeurtenis, een stimulus, zien als de drijfveer voor een reactie, maar dat is een zeer gedragsmatige benadering. Het punt is, volgens Stephen, zich tussen de stimulus of trigger aan de ene kant en de respons of reactie aan de andere kant ons lichaam bevindt met zijn fysiologie. Die fysiologie heeft een geschiedenis, zoals families (voorouderlijk) en gemeenschappen (collectief) ook een geschiedenis hebben. Als die geschiedenis trauma met zich meebrengt, kan de reactie op een trigger zijn dat iemand ofwel zich afsluit ofwel overprikkeld raakt. Het gaat dus niet simpelweg om gedrag als gevolg van een gebeurtenis; het gaat om de ervaringen (veilig of onveilig) die de persoon met soortgelijke gebeurtenissen heeft opgedaan. Die hebben een imprint in het lichaam gecreëerd voor een bepaalde fysiologische reactie. Die imprint is van invloed op hoe vervolgens de reactie of het gedrag eruitziet. Niet de gebeurtenis is dus bepalend voor het vervolg, maar de tussenliggende fysiologie.

Samen brachten ze cruciale onderwerpen aan de orde en hoewel niet alles nieuw voor me was, werd het op zo’n mooie manier gebracht dat het wel veel nieuwe inzichten opleverde. De wijsheid verdient het om hier te worden gedeeld met een paar citaten.
“Het maakt voor ons zenuwstelsel niet uit of er een fysieke of een psychologische dreiging is.”
Aangaande ziekte: “Het lichaam schreeuwt tegen ons, maar de westerse samenleving zegt: ‘Niet luisteren; blijf bewegen, blijf werken’, maar daar moet een hoge prijs voor worden betaald in de vorm van ziekte.”
“Trauma moet worden gezien als lichamelijk letsel: het zenuwstelsel werd getroffen door een levensbedreigende situatie.”
“De polyvagaal-theorie is de wetenschap van veiligheid, het begrijpen van de aangeboren behoefte en zoektocht om je veilig te voelen.”
“Onderwijs moet zich richten op een basis van saamhorigheid, coregulatie, vriendschap en vertrouwen, niet primair op cognitie.”

Het basisuitgangspunt in heel het gesprek was dat evolutie ons voorbereidde op saamhorigheid en co-regulatie, op een leefsituatie waarin we voor elkaar zorgen. Ons grote brein heeft veel zuurstof nodig, dus we moeten gecoreguleerd blijven en elkaar ondersteunen om onze stress te verminderen. Lukt dat niet, dan komt de zuurstofvoorziening van onze hersenen in de problemen en dit geeft een ernstige belemmering van ons functioneren. We weten het allemaal: wanneer we in angst verkeren, is het moeilijk om helder te denken en belangrijke beslissingen te nemen over de toekomst. We zijn dan in het hier en nu en proberen alleen maar te overleven. De menselijke blauwdruk, het model voor co-regulatie, is de moeder-baby-relatie, zei Stephen Porges. Als die hecht is, kijken ze elkaar in de ogen en ontwikkelen ze een diepe vertrouwdheid, die in de hersenen en het zenuwstelsel wordt vertaald als veiligheid – van cruciaal belang voor probleemoplossende creativiteit.

Wel, de conferentie was bezaaid met veel meer van dit soort mooie kennis, hoewel het gesprek tussen Thomas Hübl en Stephen Porges echt uitzonderlijk was. Als je het alsnog wilt beluisteren… dit weekend werd een toegift van een paar dagen aangekondigd. Meer informatie, ook over registratie en upgrades vind je hier: https://collectivetraumasummit.com/  Je hebt nog een aantal kostbare uren om te luisteren.
En mocht je te laat zijn voor de editie van dit jaar… houd dan een oogje in het zeil voor volgend jaar!

Zomergasten: het lichaam en de ervaringen die niet worden vergeten

In de laatste week van augustus, in aanloop naar de op handen zijnde uitzending van ‘Zomergasten’, was er commotie rondom het middelpunt van het drie uur durende gesprek. Drie academici hadden een waarschuwing voor het Nederlandse volk en dat leidde tot levendige discussies op social media. In de laatste aflevering van het seizoen zou de aftredende presentator Janine Abbring als gast namelijk de wereldberoemde psychiater, wetenschapper en auteur Bessel van der Kolk (1943) ontvangen, een man met Nederlandse roots die al sinds begin jaren 60 in de Verenigde Staten woont en daar als pionier en expert op het gebied van trauma furore heeft gemaakt. Dat deed hij onder andere via zijn rollen als adviseur of getuige-expert aan internationale onderzoeken en processen, zoals de Truth and Reconciliation Commission in Zuid-Afrika na het einde van de apartheid en op weg naar democratie. Zijn veelgeprezen boek ‘The Body Keeps the Score’ (in het Nederlands vertaald als ‘Traumasporen’) heeft als kernboodschap dat het intellectuele brein soms zodanig door gebeurtenissen wordt overweldigd dat het als overlevingsstrategie het mechanisme van dissociatie hanteert. De emotionele lading van de ervaringen wordt diep weggestopt, zodat degene die de gebeurtenissen onderging op de één of andere manier kan doorgaan met leven. Bewuste beleving van het trauma zou te pijnlijk, te onverdraaglijk zijn. lichaam heeft al die toxische stress echter wel degelijk doorgemaakt en die ervaringen beïnvloeden de stressregulatie, de hersenontwikkeling en de neurofysiologie en dus ook op het immuunsysteem, met een scala aan mogelijke sociale en gezondheidsproblemen tot gevolg. Het lichaam draagt alles met zich mee: the body keeps the score. Deze visie is duidelijk nog niet overal gemeengoed.

De drie auteurs van het Volkskrant-artikel (een hoogleraar, een emeritus-hoogleraar en een universitair hoofddocent) stelden dat Van der Kolk in het programma mogelijk ruimte zou worden geboden “om onjuiste en gevaarlijke ideeën te verspreiden” over verdrongen herinneringen (de Volkskrant, 26 augustus 2022). Ze stelden dat hij “zijn brood verdient met het populariseren van dat idee” dat traumatische herinneringen worden verdrongen en dat veel therapeuten die dit geloven, mensen allerlei vormen van misbruik en ellende aanpraten. Ze vertellen hun patiënten dat de lichamelijke en psychische symptomen waarmee ze zich bij een psychiater melden, “zijn ontstaan omdat ze vroeger ooit zijn misbruikt maar dat de herinnering eraan is weggestopt in hun onderbewustzijn.” Deze aanpak zou leiden tot “nepherinneringen aan misbruik”. De cliënt geneest niet, maar krijgt “een verzonnen traumatisch verleden aangepraat”, aldus het artikel. De academici gaven aan “desastreuze gevolgen (…) voor patiënten en hun families” te vrezen.

En dan is het zondagavond 28 augustus en ga ik er goed voor zitten. Deze man wil ik horen, want ik ken zijn werk, dat aansluit bij dat van andere grote namen in het veld, en ik ben benieuwd naar wat hij het Nederlandse publiek zal aanreiken aan kennis, overwegingen en beeldmateriaal.
Het is indrukwekkend, en als ik de uitzending een tweede keer bekijk, ben ik nog meer geraakt. Hier is een werkelijke expert aan het woord, een man die bescheiden is in al zijn wijsheid, die met nederigheid en zelfreflectie het verhaal van zowel elementen uit zijn vakgebied als aspecten van zijn leven uit de doeken doet en die zichzelf en interactiepatronen onder de loep neemt. De nog altijd voortdurende onwetendheid, ondanks het vele onderzoek, blijft evenmin onvermeld. Al in de eerste paar minuten vertelt hij dat PTSD/PTSS nog in 1980 werd gedefinieerd als iets wat zéér zelden . “Dat zegt iets over hoe blind we waren voor de ellende in de wereld”, is zijn conclusie. Verderop in de uitzending geeft hij aan te vrezen dat er weinig is geleerd van Harry Harlow’s onderzoeken met apen in de jaren 50 en 60, gebaseerd op het werk over hechting van John Bowlby, met wie Van der Kolk goed bevriend was. Nog altijd is er volgens hem te weinig aandacht voor het leed dat veel mensen doormaken en op tweederde van het interview vraagt hij zich in relatie tot het Volkskrant-artikel dan ook met enige felheid af: “Wie zijn die mensen die zo bang zijn voor de werkelijkheid waarover ik spreek? Wie zijn deze mensen die niet willen zien hoeveel kinderen er worden mishandeld? Wie zijn die mensen die niet kunnen luisteren naar wat er in het leven van anderen aan de hand is?”

Tot aan die kritische vragen is hij vooral heel mild en beschouwend en toont hij filmfragmenten die zichtbaar maken hoezeer de onderlinge verhoudingen tussen mensen worden gekleurd en getekend door hun levensverhaal. Met zijn eerste fragment, uit de Amerikaanse televisieserie Ted Lasso, illustreert hij hoe belangrijk het is dat mensen binnen groepen en teams op een veilige manier, in een veilige setting, de waarheid van hun persoonlijke geschiedenis kunnen vertellen. Die geschiedenis helpt verklaren waarom ze soms rottig gedrag vertonen, uithalen naar anderen of een muur om zich heen bouwen, bijvoorbeeld omdat ze vroeger van hun autoritaire vader niet zwak mochten zijn. Als daar aandacht voor is, zegt Van der Kolk, dan kunnen mensen hun eigenaardigheden inzetten voor het grotere geheel en hoeven ze die niet op een negatieve manier tegen zichzelf en elkaar te gebruiken. Als kwetsbaarheid een deugd wordt in plaats van een zwakte, dan kun je op je eigen gedrag reflecteren en leren om je waar nodig anders te gedragen. Daar heb je echter wel de steun van je sociale omgeving voor nodig, want eenzaamheid, zo zegt hij later, is het belangrijkste aspect van trauma: “We zijn members of tribes, we horen bij elkaar. We móeten bij iemand horen, we móeten een thuis hebben, vooral als kind, en als kinderen thuis bij hun ouders die bescherming niet vinden, dan zijn ze alleen in de wereld en dan moeten ze een aanpassing vinden. Een kind zegt dan doorgaans: ‘Dit gebeurt omdat ik een slecht mens ben.’ Er ontstaat een levenslang gevoel van ‘er is iets met mij, anders zouden ze me dit nooit hebben aangedaan’. Niet gezien worden is voor een kind het allermoeilijkste. Het gevoel dat iedereen doet alsof er niks aan de hand is, dat de belangen van de volwassenen belangrijker zijn dan wat het kind overkomt, dat die volwassenen de moed niet kunnen vinden om dingen aan te kaarten: dat is het echte trauma. kind heeft geen keuze, geen andere werkelijkheid, geen andere mogelijkheden en het geeft daarom zichzelf de schuld van nare gebeurtenissen. Dat leidt tot diepe eenzaamheid: ‘Ik ben anders, ik hoor hier niet, ik mag hier niet zijn, ik ben een slecht mens, ik verdien wat er met me gebeurt.’ Een dergelijke overtuiging wordt een groot probleem als je ouder wordt. Zulk trauma werkt generaties lang door.”

Met allerlei fragmenten laat hij zien en legt hij uit hoe traumatische ervaringen zich vastzetten in het lichaam, hoe ze alsmaar weer terugkomen bij uiteenlopende zintuiglijke waarnemingen, die associaties geven met diepe emoties. Mensen blijven steken in die gebeurtenis alsof die vandaag plaatsvindt, in plaats van dat de gebeurtenis wordt ervaren als iets uit het verleden dat nu geen gevaar meer oplevert. Daarom, zegt hij, is praten alleen vaak niet genoeg en soms is het ook gewoon onmogelijk omdat het te veel pijn wakker roept. Dat is de reden dat hij meer dan wie ook experimenteel onderzoek heeft gedaan naar allerlei lichaamsgerichte therapievormen en waarom hij sinds een tijdje ook behoedzaam enthousiast is over de resultaten die met psychedelica kunnen worden behaald: “Mensen kunnen onder invloed daarvan soms eindelijk woorden vinden voor zichzelf en hun verhaal en vooral ook ervaren ze compassie voor wat ze hebben meegemaakt. Mensen zijn meaning-making creatures; je hoeft er als therapeut niks in te stoppen. Met aandacht luisteren en niet oordelen is genoeg. Wanneer er mensen die je een veilige setting bieden voor je verhaal, dan kunnen psychedelica enorm behulpzaam zijn. Je ziet dan andere dimensies van je eigen leven en van jezelf.” In lijn daarmee, op een ander moment: “Mensen willen zich nare dingen vaak helemaal niet herinneren en het is daarom juist heel erg moeilijk om mensen dingen aan te praten. Door werkelijk in je lijf te voelen wat dingen met je hebben gedaan en nu doen, kun je dingen anders leren zien en doen. Je kunt de rol en de overtuigingen waarmee je bent opgegroeid, leren loslaten. je je eigen waarheid niet kunt vertellen, gaat het allemaal vastzitten in je lichaam en dan breekt je hart. Vervolgens breek je dan het hart van anderen met je boosheid en bitterheid. Verbinding is onmisbaar voor ons als mensen.”

Er is nog zoveel meer dat het benoemen waard is. We bevelen dan ook oprecht aan om de uitzending terug te kijken, zodat iedereen zich zelf een beeld kan vormen over de visie van Bessel van der Kolk: is die ‘gevaarlijk’ of dringend noodzakelijk? Je kunt nog een aantal weken kijken via deze link.

Minstens één vraag is onbeantwoord gebleven: wat zou Van der Kolk onder leiding van Ted Lasso zelf als offer in de ton hebben gegooid om de boze geesten te bezweren…?! 😉

Professionals en ACE-bewustzijn, Aflevering 7 – Deze week: Chris Vleesman

We vertrokken met een groep van zo’n vijftien mensen vanaf de locatie waar we hadden genoten van koffie en thee en heerlijk Valentijnsgebak. Velen van ons hadden elkaar niet of pas een enkele keer ontmoet en we zouden een stevige wandeling maken om van de frisse winterlucht te genieten en elkaar te leren kennen. Bovendien zou op die manier na terugkeer uit het natuurgebied de lunch er extra goed in vallen. Eén van de wandelaars was Chris en nadat ik een poosje met anderen had gelopen, kwam ik met hem in gesprek. Hij is de coördinator van de Haven van Kloosterveen, onderdeel van de Stichting Phusis. Ik wist al dat hij diverse dingen deed, maar ik was vooral benieuwd naar zijn ‘core business’: “Wij vangen jongeren op die te maken hebben met moeilijk opvoedbare ouders”, was zijn antwoord, terwijl hij mij met glimmende ogen aankeek. Ik barstte in lachen uit: “Wow, wat een geweldige formulering! Die vind ik goed!” Hij lachte terug en door mijn uitbundige reactie had hij snel in de gaten dat ik begreep waarop hij doelde. Omgekeerd had ik snel in de gaten dat hij begreep wat intergenerationele overdracht inhoudt. We raakten in een boeiend gesprek, dat de rest van de wandeling duurde.

Ik vertelde hem dat ik net de week ervoor een vergelijkbare omkering had meegemaakt. Ik had een tekst onder ogen gehad waarin werd gesproken over verwarde mensen die in de acute zorg terechtkomen en een ‘veiligheidsrisico’ vormen voor de sociale omgeving. Daarbij had ik moeten denken aan wat er gebeurt als het niet lukt om in de kindertijd een stevig fundament te leggen voor de rest van het leven en hoe er dan voor kinderen een ‘veiligheidsrisico’ ontstaat. Ook daarin zit een andere duiding dan de meest gangbare. Bij ‘moeilijk opvoedbaar’ wordt meestal gedacht aan het resultaat van het ouderschap, aan een kind dat ‘lastig’ is. Bij ‘veiligheidsrisico’ wordt meestal gedacht aan het resultaat van een leven met zoveel hindernissen dat het tot agressie en onbeheersbaar gedrag leidt. Wat Chris echter bedoelde, was dat de kinderen het zwaar hebben omdat hun ouders niet goed begrijpen wat ze nodig hebben en hoe dat te bieden. Dat was ook wat ik bedoelde: als kinderen in hun ‘eerste 1000 dagen’ niet ontvangen wat ze nodig hebben om tot een bloeiende ontwikkeling te komen, als ze niet veilig gehecht raken, dan hebben ze een extra hindernis. Dan creëert de sociale omgeving een ‘veiligheidsrisico’, een kans dat de veiligheidsbeleving onder druk komt te staan.

Uiteindelijk gaat het natuurlijk om wat voor aanpak je hanteert wanneer mensen zoekend of dwalend door hun dagelijks bestaan gaan en ondersteuning nodig hebben. Toch is het boeiend om te zien hoe je door een verandering in je taalgebruik op creatieve wijze kunt laten zien wat je denkrichting is. Zo’n innovatieve formulering maakt bovendien een scala aan mensbeelden en wereldvisies zichtbaar. Wie is waarvoor verantwoordelijk? Welke doelstellingen streef je na? Vanuit welke kernwaarden bied je een verdwaalde ander een plek in het leven, in jouw leven? Hoe wil je eraan bijdragen dat de mens voor wie je zorg draagt, de eigen plek in de wereld kan vinden, kan kiezen, kan krijgen? In de zorgsector gaat het vaak over hoeveel geld het kost als mensen ‘ontsporen’. Daarover had Chris ook ideeën: “Een onsje welzijn scheelt een kilo zorg!”, zei hij, terwijl we over een voetbreed paadje door een veld met gras en heide in wintertooi liepen. Chris vertelde over wat hij dagelijks aan impact ziet van zijn filosofie. De collega’s, zoals ze worden genoemd, vinden hun draai in het zorgbedrijf als keukenmedewerker, als reacreatiebegeleider, als verkoper, en krijgen zo weer een volwaardig leven.

Niet dat het altijd allemaal eenvoudig is en zonder hobbels verloopt… Hij glimlachte bij de herinnering aan een week weg met een groepje jongens die veel te veel blowden. Hij was met ze naar een omgeving vertrokken waar die joints niet te krijgen waren, maar waar wél volop aandacht was en tijd voor mooie gezamenlijke activiteiten. Een sjamaan had een spirituele sessie geleid met bezinning en muziek en het effect ervan had weken en weken na-geijld. Ook na terugkeer thuis werd er nauwelijks een joint gerookt. Ook andere vormen van moeilijk gedrag waren in settings waar hij met deze aanpak werkte, met 50% afgenomen. Dat was het gevolg van het aandachtig en op voet van gelijkwaardigheid omgaan met jongeren en jongvolwassenen naar wie jaar in jaar uit niet of nauwelijks was geluisterd. “Hoewel het goed gaat, moet je dan toch ook weer niet denken dat je ze zomaar weer ergens anders kunt neerzetten. Hun geschiedenis heeft ze kwetsbaar gemaakt en als ze zulke stabiele, sensitieve zorg weer kwijtraken, kan ook de structuur in hun leven zomaar weer kapot worden gemaakt. Dan valt alles weer onder ze vandaan, iets wat we nog op heel veel plekken zien gebeuren.” We spraken over het grote belang van mentaal welzijn en zingeving, ook en juist voor degenen die er niet in slagen daar helemaal zelfstandig vorm aan te geven.

Zodoende kwamen we ook op het onderwerp Positieve Gezondheid, dat gebaseerd is op de salutogenetische gedachte: niet kijken vanuit pathogenese (waar komt ziekte vandaan en wat moet ik vermijden?), maar vanuit salutogenese (hoe behoud ik gezondheid en wat kan ik daarvoor het beste doen?). Dan heb je in ieder geval een dak boven je hoofd nodig, een bed om in te slapen. Voor veel jongvolwassenen met problemen is zelfs dat al een uitdaging van jewelste. Chris vertelde over een jongere die vanuit Noord-Afrika via allerlei omzwervingen bij hen was terechtgekomen en in de opvanglocatie tijdelijk onderdak en een veilige haven had gevonden tot er een meer structurele oplossing was. Chris gebruikt samen met zijn team de fysieke, organisatorische en juridische ruimte die er is in dit soort noodsituaties. “Wij werken hier vanuit onvoorwaardelijke liefde”, omschreef hij de essentie van het beleid. Dat was heel wat anders dan ik de week ervoor had gehoord van een manager die helaas moest vaststellen dat nog heel vaak niet compassie, maar repressie de standaard is als mensen in een instelling ‘onhandelbaar’ zijn.

Chris had me geraakt met zijn visie en verhalen. Op zijn vraag waar mijn professionele interesse lag, vertelde ik over ACE’s, over de invloed van onveilige hechting op de volwassen gezondheid en over hoe we met ACE Aware NL na twee vreemde jaren nu eindelijk graag via live ontmoetingen de film ‘Resilience’ willen vertonen. Terwijl ik naar hem had geluisterd, had ik me gerealiseerd dat ik heel graag eens met de ervaringsdeskundige jongvolwassenen naar de docufilm zou kijken. Ik fantaseerde hardop over hoe mooi het zou zijn hun mening erover te horen en dan in een focusgroep te vernemen wat hen had aangesproken in de film en wat ze hadden herkend. Ook Chris zag het voor zich.

Terug van de wandeling kwamen we tijdens de lunch wonderlijk genoeg met vier mensen nogmaals te spreken over trauma, over hoe dat ertoe kan leiden dat we onze zorginstincten willen volgen, zodat een ander niet hoeft te ervaren wat voor onszelf zo moeilijk en verdrietig was. We spraken ook over hoe de huidige omstandigheden veel pijn uit het verleden aanraken en pijn voor de toekomst creëren: mensen zijn immers niet gemaakt om afgescheiden van anderen te functioneren. We realiseerden ons bovendien hoe zulke situaties ons een spiegel voorhouden: wat vinden we moeilijk in wat we voelen en zien gebeuren? Willen we echt de ander helpen? Of zijn we eigenlijk vaak koortsachtig op zoek naar verzachting van de pijn die nog sluimert in onszelf…? Eén tafelgenoot zou daar graag eens dieper in duiken, gezien het eigen levensverhaal. Dat voornemen ligt er nu.
En Chris en ik gaan er binnenkort samen voor zitten om te kijken hoe een filmvertoning gestalte kan krijgen. Is het geen wonder, hoe je soms bij de meest onverwachte gelegenheden tot inspirerende ideeën komt en de prachtigste mensen treft? Wat een Valentijnsontmoeting!

Professionals en ACE-bewustzijn, Aflevering 6 – Deze week: Jessica Boerema, Deel 2

Afgelopen week hoorden we hoe Jessica Boerema switchte van medisch pedagogisch zorgverlener naar zelfstandig ondernemer in haar praktijk ‘Contact in Beeld’; ze vertelt hoe kijken naar de interacties met jonge kinderen de kern van haar werk is geworden. Vandaag horen we nog veel meer over haar visie en missie.

We eindigden vorige week met de stelling dat niet één methode altijd werkt. Toch is er wel een aspect dat wél vrijwel altijd waar is, namelijk dat huilen stressvol is voor een kind, en dat het niet serieus nemen ervan problematisch is, net als het denken in termen van ‘het kind moet weten wie de baas is’. Hoe kijkt ze daarnaar?
“Ja, daar ben ik het mee eens… Ik zeg vaak… probeer je voor te stellen hoe het was toen je nog in een grot leefde; zou je dan je kind alleen laten? Heel vaak wordt nog niet de link gelegd dat nabijheid en sensitiviteit van zorgzame volwassenen voor een kind de basis zijn om zelfvertrouwen te ontwikkelen!”
De aandacht voor het belang van nabijheid is bij Jessica erg gegroeid in de tijd dat ze veel met prematuur geboren kindjes werkte en na het volgen van de Infant Mental Health-opleiding. Wanneer ze met ouders naast de couveuse stond, zag ze de ontroering als ze uitlegde wat hun baby allemaal al liet zien. Op die ervaring heeft ze haar workshops en al haar andere trainingen met beeldmateriaal gebouwd. “Ik merk dat het kijken naar beelden waar trainingsdeelnemers niet zelf op staan, ertoe leidt dat ze gemakkelijker kunnen opnemen wat er te zien is. De behoefte aan veiligheid is er immers bij iedereen en naar jezelf kijken kan heel ingewikkeld zijn…”

We zijn even stil en laten ons afleiden door de musjes, die de insecten uit de vlinderstruik verorberen. Ook een merel vliegt af en aan: “Misschien heeft die merel ook een soort dagritme”, zegt Jessica glimlachend, “want hij doet zich heel vaak zo rond dit tijdstip tegoed aan de rijpste blauwe bessen!”

Ze denkt na en pakt de draad weer op: “Communicatie bestaat uit bouwstenen; als je begrijpt waarvoor die zijn bedoeld en wat hun belang is, dan word je bewust bekwaam en kun je bij stress de angel uit een lastige situatie halen. Beelden zijn dan enorm helpend om te zien wat er gebeurt; je ziet bijvoorbeeld een kindje tandenknarsen of andere kleine lichaamssignalen. Als je beeld voor beeld kijkt en je hebt het eenmaal gezien, dan kun je niet meer níet zo kijken!”
Ook voor Jessica was dat een leerproces en de ervaringen van ouders zelf hielpen haar daarbij, ook al voordat ze de theoretische fundamenten legde. Toen die er eenmaal waren, kon ze theorie en praktijk combineren. Als ze dán het verhaal van de ouders vertaalde naar de baby, kwamen vaak de helende tranen. “Dan zie je het kind heel aandachtig luisteren en alert zijn, hoe klein ook, en de ouders, die nu ineens begrijpen hoe het voor hun baby was, kunnen dan ook hun eigen zorgen en verdriet ontladen. Met het huilen vertelt een baby een verhaal en door daarnaar te luisteren, ontstaat er validatie van de emotie van zowel kind als ouders. Tevens biedt het gehoord worden een enorme ontschuldiging. Baby’s vallen na zo’n gesprek vaak ontspannen bij de ouders op schoot in een diepe slaap, iets wat ze vaak nog nooit meemaakten en wat verbazing wekt. Erkenning, gezien en gehoord worden… in de basis is dát wat we allemaal nodig hebben.”

We spreken over hoe leerprocessen met ouders vaak ook voor jezelf als professional heel leerzaam zijn en verbindingen met je eigen levensgeschiedenis onthullen. Meer inzicht in je eigen triggers en je eigen pijn helpt om ook je doelgroep met meer compassie en zachtheid te benaderen en draagt bovendien vaak bij aan het formuleren van je professionele doelstellingen. In lijn daarmee vraag ik Jessica naar wat ze als de essentie van haar werk ervaart.
“Ik wil heel graag dat mensen groeien van onbewust bekwaam naar bewust bekwaam, zodat ze hun eigen leerproces kunnen doorlopen en kunnen bijdragen aan het waarborgen van een goede start van het leven van de kinderen voor wie ze zorgen, als professional of als ouder.”
Ze denkt na en zegt: “Er is nog zoveel winst te halen op dit gebied… We kijken bijna altijd vanuit ons eigen kader naar wat we zien; de eerste blik is gekleurd door onze eigen ervaringen. Bij nadere beschouwing zien verschillende mensen veelal hetzelfde, maar aanvankelijk vullen we vaak dingen in. De kunst is om écht te luisteren naar de stem van het jonge kind, die we dikwijls niet zo goed kennen. We zijn gewend aan de gesproken taal, maar kunnen we het kind horen met diens eigen taal?”
We onderbreken onszelf even als we precies op dit moment op de achtergrond een baby horen huilen.

Wat zijn de lastige dingen, de dingen waar Jessica tegenaan loopt?
Ze denkt in stilte een poosje na. “Soms denk ik dat ik het meest tegen mezelf aan loop, dat ik altijd graag meer wil bieden dan ik doe, terwijl het vaak al meer dan genoeg is. Wat ik heel erg moeilijk vind, is als ik dingen hoor waarvan ik denk: ‘Dat kán toch echt niet meer in 2021?’ Een voorbeeld daarvan is dat kwetsbare baby’s die op een operatie wachten, in sommige ziekenhuizen niet opgepakt mogen worden, terwijl we weten dat buidelen dé manier is om ze te laten groeien en aansterken. Dat ervaar ik als heel verontrustend; deze gezinnen hebben elkaars nabijheid zó nodig. Dat zijn trouwens tegelijk ook de situaties waarvan ik denk: ‘Hier doe ik het voor!’ En het werk is echt nog nodig, want er zijn genoeg professionals die dit óók graag willen doen, maar op de werkvloer worden afgeblaft door degenen die nog niet bekend zijn met deze evidence. Dat zijn schrijnende situaties…”

Dit brengt ons bij het concept van EBM en EBP, evidence based medicine en evidence based practice. Het kan heel frustrerend zijn om te zien dat ouders en kinderen en collega’s tekort wordt gedaan doordat systemen de integratie van nieuwe inzichten bemoeilijken. De Verklaring voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties spreekt over het recht van het kind op de ‘highest attainable standard of health’. Hoe komt het, dat die nog zo vaak niet haalbaar lijkt?
Jessica: “Dat kan denk ik met heel veel dingen te maken hebben, zoals met ego of met het getriggerd worden van eigen ervaringen, als nieuwe informatie botst met je eigen aanpak.” Ik vertel hoe het voor één van onze interviewees juist heel verhelderend was om te horen dat dingen die ze aan zichzelf had toegeschreven als negatieve persoonlijkheidseigenschappen, in feite misschien enkel coping strategies waren voor het trauma dat ze had doorstaan. Ze realiseerde zich dat ze uit verdriet had gereageerd. Voor haar was het horen van de kennis hierover een openbaring die haar op een heel andere manier naar zichzelf deed kijken. Nieuwe kennis kan door het nieuwe perspectief dus zowel (eerst) pijnlijk zijn als helend vanwege de andere categorisering die daardoor kan ontstaan. Zou dat ook niet in veel organisaties zo kunnen zijn, dat trauma vernieuwing in de weg zit?
Jessica: “Oh ja, dat denk ik zeker! En tegelijkertijd… wat de wetenschap ons nú vertelt, is totaal anders dan wat we, pakweg, 50 jaar geleden hoorden, dus… hoe zeker kunnen we zijn van de wetenschap van nu? Hoe meer ik leer, hoe meer ik me realiseer hoeveel er is wat ik niet weet!” We lachen samen om dit herkenbare gevoel van zeer bewuste onbekwaamheid en het belang van met mildheid en compassie kijken naar je eigen overlevingsmechanismen. Daarbij kan de vraag ‘Wat is je probleem?’ (waarin al snel een oordeel doorklinkt) beter worden vervangen door ‘Wat is je verhaal?’, een vraag die uitnodigt tot vertellen en een intentie van oprecht luisteren blootlegt. Daarmee kan veiligheid worden gecreëerd en kan de verteller laagjes afpellen, terwijl onveiligheid juist verdedigingslaagjes toevoegt.

“Ja, zo zie ik dat ook”, zegt Jessica, “want in de basis zijn we niet gericht op nare, destructieve acties richting de ander. Als je dat denkt, zou je immers moeten geloven dat sommige kinderen gewoon als rotkinderen worden geboren en daar geloof ik niet…” Ze kijkt me aan en we moeten allebei lachen: we willen eigenlijk allebei zeggen ‘dat is niet zo’, in plaat van ‘daar geloof ik niet in’. We zijn er diep van overtuigd dat er gedurende het leven dingen gebeuren die tot verdedigingsmechanismes leiden.
“En ik merk”, zegt Jessica, “dat je die gebeurtenissen heel gericht moet uitvragen, want mensen zijn vaak geneigd te zeggen dat het allemaal wel meeviel en dat het niet zo erg was, terwijl ik, als ik vervolgens het verhaal hoor, tot de conclusie kom dat het wél heftig was en mogelijk traumatisch.”

We bespreken dat het spannend kan zijn om eerdere gebeurtenissen te onderzoeken, zeker als mensen een ondersteunende sociale omgeving missen. Ik vraag Jessica of ze het gevoel heeft dat er al voldoende kennis beschikbaar is over dit soort zaken.
“Nou, er is al heel veel over geschreven, maar in de dagelijkse praktijk moet het nog wel een olievlek worden voordat het breed wordt gedragen en ingezet. De Infant Mental Health-visie wint momenteel snel terrein en dat is mooi, maar ja… in je eigen bubbel kun je de toepassing soms wel overschatten… Ik krijg namelijk ook wel mensen in mijn trainingen voor wie dit nog volledig nieuw is en dan komt het er voor kennisoverdracht dus ook erg op aan hoe goed ik als professional bij hun leefwereld kan aansluiten. Ook daar speelt de basiscommunicatie weer een grote rol. Ik begin vaak met een heftige binnenkomer, zoals het ‘still face’-experiment, zodat we meteen bij de kern zijn. Daarna hoop ik dan dat het kwartje zodanig valt dat mensen zelf conclusies trekken over wat een baby nodig heeft en hoe zij dat kunnen bieden.”

Het is lunchtijd geworden. We praten echter nog geruime tijd verder, vergeten de tijd en ronden pas tegen het einde van de middag ons boeiende gesprek af.

Professionals en ACE-bewustzijn, Aflevering 6 – Deze week: Jessica Boerema, Deel 1

Het is een zonnige zomerochtend als ik op mijn vouwfiets kom aanrijden bij mijn interviewee van vandaag, Jessica Boerema, jarenlang medisch pedagogisch zorgverlener en nu zelfstandig ondernemer in haar praktijk ‘Contact in Beeld’. Ik heb vanaf het station de stad doorkruist, die, ver in juli, nog steeds is overgoten met de zoete geur van lindebloesem. Het is pas elf uur, maar toch voel ik al klam aan als ik mijn fiets op slot zet. Op het raam prijkt een poster van Dunstan Babytaal, een methode waarmee ouders het huilen van hun kind beter kunnen leren herkennen en begrijpen. Ik bel aan en Jessica doet met een brede glimlach open. Ze leidt me door de hal en de keuken naar haar heerlijke tuintje. De gele puntwederik straalt me tegemoet, geflankeerd door donkerroze astilbe en een twee meter hoge boom met appels die nog volop aan het rijpen zijn. De in het voorjaar van elders naar hier verhuisde bessenstruik heeft prachtig wortel geschoten en de vruchtjes kleuren al fraai dieppaars. De blauwe deur van het fietsenschuurtje geeft in combinatie met de knalroze hortensia haast een Franse plattelandssfeer. Twee stoeltjes staan klaar en als de mokken op het tafeltje zijn gevuld met thee, smullen we van de koekjes en gaan we van start.

Hoe ben je gekomen waar je nu bent, vraag ik aan Jessica; ze geeft met haar praktijk ‘Contact in Beeld’ trainingen aan professionals en ouders om het belang te illustreren van effectieve communicatie met jonge kinderen op moeilijke en uitdagende momenten.
“Mijn baan als medisch pedagogisch zorgverlener in het ziekenhuis was mij op het lijf geschreven. In de klinische omgeving kan de stress heel snel oplopen en dan kun je voor een kind een cruciale rol spelen. Door goed te kijken en het kind te zien in wat het ervaart, kunnen we heel actief de medisch noodzakelijke behandelingen op een meer sensitieve manier geven. Natuurlijk moeten bepaalde dingen nu eenmaal gebeuren, maar kunnen we met elkaar écht het kind zien en het verhaal van het kind meewegen? Je kunt allerlei interventies immers op heel veel manieren aanbieden en uitvoeren!

Hoewel men enthousiast was over mijn werkwijze, was het soms ook wel moeilijk als solist in deze functie en ik wilde graag nog beter geschoold worden. Toen ik in 2017 werd opgeleid tot video-interactiebegeleider, begreep ik ineens waardoor dit werk zo bij mij paste. Ik zag mijn eigen interactie in beeld terug en bleek in staat om in moeilijke situaties, waarbij emoties bij het kind en de ouders opliepen, mijn basiscommunicatie op peil te kunnen houden. Ik kon rustig blijven, mijn woorden zorgvuldig kiezen en zo voor coregulatie zorgen en dus de stress bij de ander weer omlaag brengen. Deze inzichten hebben me zoveel gebracht! Als je contactmomenten op beeld bekijkt, kun je telkens opnieuw observeren en praten over de beleving daarvan. Videobeelden zijn voor ouders en professionals echte krachtige, positieve ‘eye openers’!
Ik heb sindsdien veel ouders gezien met zorgen over hun kind dat moeite had met poepen, eten of slapen. Via videobeelden ontdekten ze hoe ze hun kind met een goede basiscommunicatie konden ondersteunen door te focussen op contact en verbinding. Een mooi voorbeeld was een kind (3) met obstipatieklachten. Het kind miste de ontvangstbevestiging van de ouders over de angst om te poepen.  Door begrip en erkenning daarvan verdwenen de klachten als sneeuw voor de zon.”

Ik vraag Jessica of ze die term kan uitleggen, ‘ontvangstbevestiging’.
“Jazeker! Het eerste daarbij is kijken wat het kind laat zien met wat ‘ie doet of zegt en of je dat kunt volgen, of je het snapt. Van daaruit ga je kijken wat het kind nodig heeft; vraagt het kind iets aan jou, wil het gehoord worden, heeft het iets nodig? Door te benoemen wat je ziet (‘Je vindt het spannend, geloof ik, hè, om naar de wc te gaan?’), zorg je dat het kind zich gezien en gehoord voelt. Dat is een cruciale bouwsteen in de communicatie! Het is ook een heel andere benadering dan met dwang en overwicht te zeggen: ‘Je gaat NU naar de wc!’ Heel toevallig kwam ik niet zo lang geleden de moeder van dit kindje weer tegen. De moeder zag mij en zei: ‘Wow, jouw tips toen hebben me zóveel inzicht gegeven! Ze hebben me enorm geholpen en ik ben daardoor op een heel ander spoor gekomen en heb een carrièreswitch gemaakt: ik ben nu orthopedagoog!’ Dat vond ik zo bijzonder om te horen! Het punt bij dat kind (en ook in veel andere situaties) was dat door de zorgen van de ouders de communicatie verstoord raakte, met een haperende darmfunctie als resultaat en vervolgens een vicieuze cirkel in de totale interactie. We kennen dat allemaal wel, dat je je vakantiekoffer hebt uitgepakt en nog niet helemaal bent geland, en dat je dan ook niet goed naar de wc kunt. Hoe je je voelt, heeft effect op het hele systeem. De manier van communiceren, hoe de baby ter wereld is gekomen, hoe die is ontvangen, ook al bij de conceptie, zijn ervaringen… ik ben ervan overtuigd dat al die dingen met elkaar samenhangen. Samen met ouders naar de beelden kijken helpt hen bewust te worden hoe zij hun kind met behulp van een sensitieve en responsieve basiscommunicatie kunnen ondersteunen.”

Aansluitend op de invloed van de geboorte zegt ze: “Ik ben een aantal jaren geleden voor het eerst bij een presentatie van Anna Verwaal geweest en ik dacht wow… hier moet ik echt veel meer over weten en dus heb ik verdiepingsdagen gedaan. Ik zag op de afdeling veel ouders van excessief huilende baby’s en na deze scholing nam ik die kennis over pre- en perinatale psychologie mee in de anamnese. Daaruit bleek dat er vaak een belaste voorgeschiedenis was rondom de start van het leven van de baby. Dit bevestigde tevens hoe belangrijk het is dat we gezinnen in dagopname zien en opname zoveel mogelijk voorkomen: scheiding van ouder en kind is zo schadelijk!”Ik kijk Jessica aan en voor ik er erg in heb, zeg ik: “Wat is het heerlijk om jou dat te horen zeggen!”
Ze lacht breeduit: “Ja, met kennis van de pre- en perinatale psychologie is dat dat echt niet meer verantwoord. Met één of twee dagopnames kun je ouder en kind goed op weg helpen onder intensieve, afgestemde begeleiding. Bij voorkeur keken de kinderarts en ik echter al op de poli naar het ‘verhaal achter het verhaal’ en dan probeerden we in een veel eerder stadium ondersteuning aan te reiken, voordat het de ouders helemaal boven het hoofd was gegroeid. Dat was soms nog wel ingewikkeld, want veel ouders missen, net als nog veel professionals, de kennis die nodig is om te snappen waarom kinderen huilen en welke eerdere ervaringen daarin kunnen meespelen. Het idee dat de geboorte en de zwangerschap invloed hebben op hoe het kind functioneert…” Ze kijkt me schalks lachend aan en ik grijns terug, omdat ik voel waar ze heen wil: “… dat is nog niet voor iedereen vanzelfsprekend! En toch… als je dan praat over de invloed van roken en alcohol op het ongeboren kind… dan snappen mensen ergens natuurlijk wel dat het idee dat een kind in de buik niks meekrijgt van het leven van de moeder gewoon niet houdbaar is.”

We praten door over hoe moeilijk het is om te zien dat kinderen en ouders op dit punt nog dikwijls tekort wordt gedaan. Wanneer deze kennis eenmaal integraal onderdeel is van je professionele bagage, is het onmogelijk niet overal haar relevantie te zien. Tegelijk kan het ook heel ingewikkeld zijn om een goede vorm te vinden voor het delen van dit soort kennis. Jessica: “Wie op geen enkele manier met deze inzichten in aanraking is gekomen, of wie merkt dat ze volledig botsen met wat er in de eigen opleiding over werd gezegd, kan er een hele kluif aan hebben om ze naadloos in te passen in de eigen handelwijze. Het helpt dan wel om wetenschappelijke onderbouwing te kunnen lezen, maar dan nog vraagt het tijd en toewijding om je de stof eigen te maken. Daarbij helpt het natuurlijk als je een open leerhouding hebt! Als je bewust onbekwaam bent (je weet wat je niet weet) en eens gaat zitten met iemand die er al meer van weet en dan een training of workshop volgt, kun je je eigen kennis uitbreiden. Da’s geen zwaktebod, maar juist een heel krachtige, professionele stap om te zetten!”
Ze vertelt over een andere methode die ze veel gebruikt, namelijk die van Dunstan Babytaal, over het duiden van het huilen van pasgeborenen, en wat haar betreft geldt dat niet één methode altijd waar of de juiste is. Er zijn veel methodes en toepassingen waar een bepaalde hoeveelheid waarheid in zit, maar niet voor iedereen past alles. “In mijn visie maak je altijd eerst de anamnese op, luister je naar het verhaal dat erachter zit en daarna kijk je wat helpend is.”

Volgende week luisteren we verder naar wat Jessica vertelt over het helende effect van kijken naar beelden en hoe dat leerproces de basiscommunicatie en het gevoel van veiligheid en competentie voor alle gezinsleden ondersteunt.