Min of meer out of the blue stuurde hij me een appje: “Hi Marianne, hoe is het met je?” Ik was verrast, aangenaam verrast, en was benieuwd of het bij die vraag bleef of dat er nog meer kwam. Ik was onderweg met iemand en zag geen gelegenheid om zorgvuldig te antwoorden. Dat deed ik pas vlak na middernacht, toen ik weer thuis was. Ik had die nacht nog een Compassionate Inquiry-sessie voor de boeg en wilde nog even slapen voordat die zou beginnen, maar ik wilde ook deze vraag beantwoorden; ik had het gevoel dat er meer achter vandaan zou komen en wilde daar ruimte voor creëren.
Ik liet weten het een lieve, onverwachte vraag te vinden en vertelde eerlijk hoe het ervoor staat momenteel: “Het is een intensieve tijd. Ik ben sinds februari Compassionate Inquiry-student in de professionele jaartraining. CI is een psychotherapeutische benadering waarbij zelfonderzoek in deze eerste fase de essentie is. Waanzinnig transformatief, insane amount of introspection, self-reflection, questioning habits, and so on and so forth. Ik voel me bevoorrecht te zijn toegelaten en tegelijkertijd is het ook enorm spannend en emotioneel om te ervaren wat dit allemaal gaat brengen.”
Hij was nog wakker en antwoordde: “Ik zit al jaren vast en ben toe aan een nieuwe uitdaging, maar liep de laatste jaren te veel achter mijzelf aan om een pad naar buiten te zien. Ik wilde wat anders, maar er diende zich niks aan. Alles sukkelde voort en ik zat besluiteloos te wachten op een nieuwe wending.” Ik las het met aandacht en dacht aan hem. Ik ken zijn werk en ben ervan onder de indruk. Ik realiseerde me hoezeer we ons vaak kunnen vergissen in hoe ‘goed’ het met iemand gaat. Aan de buitenkant kan het er geweldig uitzien, terwijl er van binnen allerlei vormen van verdriet, ongemak, eenzaamheid en teleurstelling zijn. Tegelijkertijd vond ik het ergens ook geweldig dat hij aan het ‘wachten’ was. In het ‘ongemak’ zitten, er gewoon mee ‘zijn’ (meer ‘human being’ dan ‘human doing’) is een kunst die niet iedereen verstaat. Het vraagt moed die niet iedereen beschikbaar heeft. De vertraging die ermee gepaard gaat, kan echter heilzaam zijn. Ze kan ons laten zien dat er wat mag of, als we werkelijk weer willen floreren, móet veranderen, terwijl we op hetzelfde moment erkennen dat we nog niet weten op welke manier en hoe en wanneer, en mét wie en wat en zónder wie en wat. Eerst maar eens te voelen dát het tijd is voor verandering is al een waardevol inzicht in zichzelf. Als je dan ook al durft uit te reiken, dan heb je al een paar enorm belangrijke stappen gezet.
Het tijdstip van onze conversatie was wat vreemd, misschien, zo na middernacht, maar soms is dat nu eenmaal het beste moment, als de duisternis ons omringt en de wereld stil is, als we even niet worden afgeleid door andere dingen, als het vreemd genoeg soms veiliger voelt om je super kwetsbaar te maken naar iemand die je vertrouwt. Dat deed hij: “Ik heb een afspraak gemaakt voor een retraite met psychedelische middelen, omdat ik denk dat dat misschien een doorbraak kan geven die ik op een andere manier niet lijk te kunnen bereiken. Verslavingen zitten me in de weg; ik val daar steeds weer in terug en kom daardoor niet verder. Er is pijn die ik alsmaar weer probeer te verdoven. Ik durfde zo lang niet mijzelf te zijn. Er waren wat mooie rolmodellen in mijn leven die me moed hebben gegeven, maar er is veel dat nog steeds in mij rondwoelt en me belemmert. Nog steeds vind ik het lastig om echt mijn draai te vinden.”
We wisselden uit over vertragen en je aanpassen aan de omstandigheden. Ik citeerde de quote van Krishnamurti: “It is no sign of health to be well-adjusted to a profoundly sick society”, dikwijls aangehaald door Gabor Maté, zeker ook in de context van zijn boek ‘De mythe van normaal’. “Wow, die wil ik op een t-shirt en een tegeltje!”, was zijn enthousiaste reactie. “Ik ga je vaker schrijven, maar nu die powernap doen, jij, voordat je straks je sessie in gaat!”
Dat deed ik, maar toen ik later die nacht weer wakker was, schoten me toch nog dingen te binnen die ik wilde delen, opties die wellicht behulpzaam zouden kunnen zijn bij het vinden van een nieuw pad. Ik appte ze, viel in slaap en werd wakker gemaakt omdat er wat op het programma stond. Toen realiseerde ik me dat ik was vergeten om het gesprek goed af te ronden: “Dankjewel voor ‘reaching out’ en voor je kwetsbaarheid – een eer om die in ontvangst te mogen nemen. I will honour it.”
De laatste tijd heb ik geregeld dit soort bijzondere gesprekken en ontmoetingen, waarbij mensen diepe, intense ervaringen delen, al hun verdediging afleggen en hardop uitspreken wat ze voorzichtig aan zichzelf aan het erkennen zijn: “Ik voelde me niet goed zoals het ging. Ik ben zoekende. Het is heftig. Ik wil mijn leven anders inrichten. Ik wil van mijn verslavingsgedrag af, maar er is zoveel pijn die ik niet verdragen kan. Ik realiseer me nu pas dat ik in mijn leven zo vaak zelf de slingers moest ophangen, dat er niemand was die dat voor mij deed. Sinds kort weet ik dat ik me als kind vaak zo intens alleen heb gevoeld.” Wat een eer, om als stille getuige die ‘precious pain’ uitgesproken te horen worden en er zonder oordeel ‘holding space’ aan te mogen bieden.
Ze grijpen me aan, al die verhalen. Ze maken me er intens van bewust hoeveel kinderen het moeilijk hebben, ook als ze niet ontsporen, ook als je het aan de buitenkant niet kunt zien, ook als ze later een voor de buitenwereld ogenschijnlijk succesvol leven opbouwen. Dan is het wel wrang om te lezen dat het kabinet vindt dat te veel kinderen psychische hulp krijgen. Hoe moeten we dat duiden? Wat zegt dat over hoe het kabinet kijkt naar de problemen van jongeren? Waar komen die volgens het kabinet vandaan? Wat is volgens het kabinet de consequentie van ‘te veel hulp’? En wat denkt het kabinet dat de gevolgen gaan zijn als die hulp steeds verder wordt teruggeschroefd, wanneer we als samenleving niet meer werkelijk tot ons laten doordringen wat het betekent voor de toekomst als jongeren zo uit balans zijn en zozeer het gevoel hebben dat ze het leven niet op de rit krijgen? Wat voor beleid gaat het kabinet ontwikkelen om dat verdrietige tij te keren?
Later die dag pakten we de gespreksdraad nog weer op. Hij zei met niet heel hoge verwachtingen de geplande retraite te willen ingaan, maar toch ook hoop te hebben op inzichten. Dat snapte ik; dat herkende ik. Ik was open geweest naar hem over mijn eigen ervaringen en vermoedelijk was dat een element in de eerlijke uitwisseling die we nu hadden. We spraken over hoe ‘verlichting’ niet eens het doel hoeft te zijn: eerst alleen maar eens meer rust en balans, een gevoel op je plek te zijn, gezien, gehoord, bemind. We spraken ook over de noodzaak van veiligheid om empathie te ontwikkelen en hoe dat niet lukt als vertrouwen ontbreekt. En vandaar kwamen we terug bij de kern, bij de oorsprong van gebrek aan empathie en vertrouwen in de wereld: bij het jonge kind dat opgroeit met ouders die zelf destijds zoveel hebben gemist dat ze de basisbehoeften van hun kind onvoldoende kunnen zien en bevredigen.
Voor nu was ons kringetje rond; binnenkort spinnen we een nieuwe draad uit – de datum is geprikt. Ik hoop dat de retraite voor hem een geweldige, koesterende ervaring mag worden en een ontwikkeling in gang zal zetten naar een gevoel van bevrijding en vrijheid. Het is hem intens gegund.