Boekbespreking van ‘De zin van het bestaan’ door Viktor E. Frankl

Het is een klein boekje, in de paperbackversie van 2004, maar het bevat een cruciale boodschap en daarom werd het een klassieker. Oorspronkelijk werd het boek geschreven en gepubliceerd in 1946 met de titel ‘Ein Psycholog erlebt das Konzentrationslager’ (‘Een psycholoog overleeft het concentratiekamp’) en vervolgens kreeg het in 1978, met de Engelse vertaling, zijn nieuwe titel, die de inhoud treffend samenvat: hoe je zingeving kunt vinden, zelfs onder de meest gruwelijke omstandigheden. (We lazen het boek in het Engels, ‘Man’s Search For Meaning’, maar het boek is ook in het Nederlands vertaald. De vertaling van de citaten is echter van ons en niet afkomstig uit de Nederlandse editie. Daar kunnen dus verschillen aanwezig zijn.)
Viktor Frankl werd in 1905 in Wenen geboren en stierf er in 1997. Hij studeerde er geneeskunde, met als specialisaties neurologie en psychiatrie. Hij richtte zich op depressie en zelfdoding en de kennis en inzichten die hem dit opleverden, nam hij met zich mee toen hij eerst naar Theresienstadt (1942) en later naar Auschwitz en Dachau (1944) werd gedeporteerd. Het boek bestaat in essentie uit twee delen. Deel 1 is een verslag van zijn verblijf en beproevingen in de concentratiekampen en Deel 2 is een uitleg van ‘logotherapie’, de psychotherapeutische methode die hij al voor de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde, maar die hij na de oorlog, terug in Wenen, nauwgezet beschreef en beoefende.

Logotherapie wordt ook wel de ‘Theorie van Zingeving’ genoemd, omdat het in de kern gaat over de vraag hoe je betekenis kunt vinden (logos betekent ‘woord’ of ‘betekenis’), hoe je veerkrachtig kunt blijven in het aangezicht van tegenspoed en onrecht. Er kunnen veel redenen zijn om de hoop en het vertrouwen te verliezen, en je kunt worden beroofd van je persoonlijke vrijheid, maar er is één vrijheid, volgens Frankl, die geen mens kan worden ontnomen: de keuze om te beslissen hoe te reageren op externe omstandigheden. In de context van ACE’s is dit uiterst relevant, aangezien de essentie van trauma het verlies is van de verbinding met je ware zelf. Als er manieren zijn om die verbinding te koesteren en authentiek te blijven, is het belangrijk om die te delen met mensen die moeilijke omstandigheden (hebben) ervaren.
Aanvankelijk wilde Frankl het boek anoniem schrijven, maar hij bedacht zich en vond dat hij ‘de moed moest hebben om [zijn] overtuigingen openlijk te verkondigen’ (p.20).

Zijn beschrijving uit de eerste hand van de gang van zaken in de kampen is indrukwekkend. De meeste lezers zullen wel een globale kennis hebben van deze tragische locaties, maar de helderheid waarmee Frankl erop terugkijkt, is bewonderenswaardig. De omstandigheden waren zo erbarmelijk dat hij schrijft dat je het mensen moeilijk kunt verwijten dat ze zichzelf probeerden te verdoven (p.24), hetzij met alcohol, hetzij op willekeurig welke andere mogelijke manier.
Hij beschrijft de fasen die mensen doormaakten bij binnenkomst in het kamp: shock (eerst gepaard gaande met pijnlijke emoties zoals verlangen, medelijden, afschuw en walging), apathie (emotioneel sterven, dat niets je nog wat kan schelen, een poging tot zelfbescherming), en ten slotte de psychologische reactie na de bevrijding.
Deze derde en laatste fase was moeilijk in die zin dat vreugde ‘opnieuw geleerd’ moest worden: ‘De druk die jarenlang op [de gevangene] had gelegen, werd eindelijk losgelaten [en] zijn verlangen om te spreken was onweerstaanbaar’ ( p.96). Frankl omschrijft dit proces weer als ‘van een zenuwenoorlog naar mentale rust’ (p.97). Idealiter gebeurt dit heel langzaam, stap voor stap, om te voorkomen dat er ‘moreel verval’ ontstaat in de vorm van wraak en schade toebrengen aan (eigendommen van) daders.
We kunnen hier een parallel zien met andere soorten trauma: je weer gelukkig voelen, pijn en verlies loslaten, kan moeilijk zijn, als die je hele leven je ontwikkelingsomgeving hebben gevormd.

Het grootste deel van het boek gaat echter over de tweede fase, die van apathie en hoe ermee om te gaan of die te voorkomen. Sommige mensen waren in staat om hun ‘spiritueel leven te verdiepen’ (p.47), schrijft Frankl:

Ze waren in staat zich terug te trekken uit hun verschrikkelijke omgeving naar een leven van innerlijke rijkdom en spirituele vrijheid. Alleen op deze manier kan de schijnbare paradox worden verklaard dat sommige gevangenen met een minder gehard karakter het kampleven vaak beter leken te overleven dan degenen met een robuuste persoonlijkheid (p.47).

Hij omschrijft het als de ‘overleving van de gevoeligen’. Wat onder normale omstandigheden zou kunnen worden omschreven als dissociatie, kan onder ernstige tegenspoed worden gezien als identificatie met de rijkdommen van het innerlijke leven door te putten uit eerdere ervaringen zoals liefde en vreugde en dankbaarheid, humor en nieuwsgierigheid. Dit alles is wat we zouden kunnen zien als ‘de wijsheid van trauma’, waarbij de capaciteiten van de geest worden gebruikt om het ondraaglijke heden te overleven. Het betekent ook dat hoe overvloediger die eerdere positieve ervaringen zijn, hoe groter de kans dat mensen er uit kunnen putten, of, anders gezegd, veerkracht kunnen tonen. Frankl zegt: ‘Een abnormale reactie op een abnormale situatie is normaal gedrag’ (p.32). In lijn hiermee waren de pogingen van gevangenen om in de menigte te verdwijnen, om niet de aandacht op zichzelf te vestigen, terwijl mensen in het normale leven graag gezien en erkend willen worden op grond van hun unieke individualiteit. Kleine stukjes privacy en eenzaamheid werden beschouwd als pure luxe, momenten om weer in contact te komen met het Zelf (p.61).

Toch zijn mensen niet louter het product van biopsychosociale factoren, stelt Frankl, wijzend op de emotionele, spirituele dimensie van de mensheid. Gedurende het hele leven kan ‘alles van een mens worden afgenomen, behalve één ding: de laatste van de menselijke vrijheden – om onder alle omstandigheden je houding te kiezen, om je eigen weg te kiezen. (…) Het is deze spirituele vrijheid – die niet kan worden weggenomen – die het leven betekenisvol en zinvol maakt’ (p.75,76). Door ‘dapper, waardig en onbaatzuchtig’ (p. 76) te blijven terwijl we lijden ervaren, en door het koesteren van hoop op en geloof in betere tijden, kan het leven een diepere betekenis krijgen. Het kan er zelfs toe leiden dat een iemand een enorme persoonlijke en spirituele groei tot stand brengt.

Volgende week bespreken we Deel 2 van het boek.

Geplaatst in Boek- en filmbesprekingen.