En toen was het er, begin oktober: het langverwachte nieuwe boek van Gabor Maté en zijn co-auteur, zoon Daniel Maté: De mythe van normaal – over trauma, ziekte en heling in een toxische maatschappij – wat een traktatie! Het is een dikke pil van 500 pagina’s (exclusief noten met referenties en het register) en voorzien van 22 aanbevelingen van grote namen in het veld, zoals natuurlijk Bessel van der Kolk, Daniel Siegel en Richard Schwartz, maar ook Esther Perel , V (voorheen Eve Ensler) en Marianne Williamson.
Geen tabellen, geen grafieken, geen kleurrijke afbeeldingen om de lezer af te leiden van de inhoud – slechts twee schilderijen afgedrukt in zwart-wit (gemaakt door Rae Maté, de vrouw van Gabor), bij ieder hoofdstuk prachtige openingscitaten van wijze mensen uit de hele wereld, en woorden, woorden, woorden, boeiende reeksen zinnen, eindeloze fascinerende overzichten en kronkelende wegen rond het centrale thema van het boek dat als volgt wordt verwoord:
“Ik zal betogen dat veel van wat in onze samenleving voor normaal doorgaat, niet gezond of natuurlijk is, en dat het voldoen aan de criteria van wat de moderne samenleving normaal vindt, in veel opzichten gelijk is aan het voldoen aan eisen die intens abnormaal zijn in relatie tot onze door de natuur bepaalde behoeften – dat wil zeggen, ongezond en schadelijk op fysiologisch, mentaal en zelfs spiritueel niveau.
Als we voortaan veel ziektebeelden niet zouden zien als een wrede speling van het lot of als een of ander verfoeilijk mysterie, maar eerder als een te verwachten en daarom normaal gevolg van abnormale, onnatuurlijke omstandigheden, zou dat revolutionaire implicaties hebben voor de manier waarop we alles wat met gezondheid te maken heeft, benaderen (p.7,8; cursief in origineel).”
Een flinke taak, een bespreking van ‘alles wat met gezondheid te maken heeft’, en de dikte van het boek is dan ook geen wonder. We zijn halverwege, maar wierpen alvast een nieuwsgierige blik op de dankbetuigingen achterin om te zien wat de auteurs te zeggen hadden over hun reis. Na vele namen bedankt Gabor ten slotte Rae met zijn bekende zelfreflectieve zelfspot, waarbij hij uitlegt hoe haar “broodnodige kritiek en de meest eerlijke feedback niet altijd vriendelijk ontvangen, maar uiteindelijk bijna altijd gehonoreerd werden” (p. 500). Daniel spreekt ook openhartig: “Het is de kans van mijn leven geweest om jou eindelijk woorden in de mond te leggen, en bovendien een waar genoegen. Trots op je, pap” (p. 502). Hij noemt het boek Gabors “magnum-est opus vooralsnog”. Er is veel liefdevolle eerlijkheid en erkenning in hun beider woorden. Ze illustreren daarmee impliciet de processen die ze in de loop der jaren hebben doorgemaakt. Die processen houden nauw verband met heling binnen hun eigen gezinscultuur. Gezinnen zijn immers die uiterst fundamentele eenheden van de collectieve culturen waarin we allemaal leven.
We moedigen je van harte aan om het boek te lezen (Nederlands vertaling naar verwachting begin december 2022 beschikbaar), maar voor wie dat niet zal doen, zullen we proberen een redelijk grondig overzicht te geven van dit baanbrekende boek dat nu al een bestseller is. Dit blog beslaat Deel I, dat zeven hoofdstukken heeft. (De vertaling van passages in deze bespreking is van mijn hand.)
Het boek bestaat uit vijf delen: De onderlinge verbondenheid van onze aard; De verstoring van de menselijke ontwikkeling; Een heroverweging van abnormaal: aandoeningen als aanpassingen; De toxiciteit van onze culturen; en Wegen naar heelheid, redelijk gelijkmatig verdeeld in 33 hoofdstukken die aspecten van deze thema’s behandelen. In de inleiding bespreekt Gabor “Waarom normaal een mythe is”. Zoals hij in veel van zijn lezingen en presentaties doet, benadrukt hij nogmaals hoe de geest niet kan worden gescheiden van het lichaam, en het individu niet van de omgeving, omdat die een enorme impact heeft op ons sociaal-emotionele leven en onze gezondheid dus ondersteunt of ondermijnt. Omdat stress en ongelijkheid zo alomtegenwoordig zijn, worden ze gemakkelijk ten onrechte als normaal gezien, of erger… we herkennen ze niet eens, omdat we ons, net als vissen, niet bewust zijn van het water waarin we zwemmen. Hij beschrijft deze stand van zaken als een ‘giftige cultuur’, gedefinieerd als “de hele context van sociale structuren, geloofssystemen, aannames en waarden die ons omringen en noodzakelijkerwijs elk aspect van ons leven doordringen” (p. 3), waarbij de meeste mensen in feite “geaccultureerd” zijn, volledig aangepast aan de vele aanwezige stressoren. De hieruit voortvloeiende pathologie is het resultaat van “een web van omstandigheden, relaties, gebeurtenissen en ervaringen” (p. 9). Hoe dit alles zich in het dagelijks leven afspeelt, heeft veel te maken met de mate waarin aan onze fundamentele, “niet onderhandelbare menselijke behoeften” wordt voldaan. Als er niet aan wordt voldaan, leiden ze ons naar een staat van overleven die onze ervaring van het zelf en de wereld om ons heen versnippert. Het koppelt ons los van ons lichaam, omdat het werkelijk voelen van de pijn van onvervulde behoeften vaak ondraaglijk is. Genezing gaat daarom over heelheid, je lichaam weer voelen, de fragmentatie ongedaan maken en (terug)gaan naar een diep begrip van de onderlinge verbondenheid van de vele aspecten van het leven.
Hoofdstuk 1 geeft een basisbeeld van wat trauma is en doet. In het Grieks betekent het “wond” en de wonden die trauma veroorzaakt, de onveiligheid die we ervaren, ontregelt ons stressregulatiesysteem en ondermijnt de immuniteit. Dit zorgt ervoor dat we terugvallen in zeer primair overlevingsgedrag dat ons vermogen tot rationeel denken en weloverwogen handelen beperkt en ons sterk gebonden houdt aan het verleden en de angst die toen is veroorzaakt: “Trauma is niet wat er met je gebeurt, maar wat er binnenin je gebeurt” (p. 20), in Gabors meest bondige definitie. En omdat alle maatschappelijke lagen en instanties zijn opgebouwd uit mensen met een eigen levensgeschiedenis die vaak trauma in zich draagt, is trauma alomtegenwoordig. Ze vormt vaak onbewust onze persoonlijke en professionele praktijken en routines. Als we eenmaal hebben geleerd dat de wereld een gevaarlijke plek is, zullen we haar dienovereenkomstig benaderen.
Hoofdstuk 2 bespreekt de eenheid van lichaam en geest, die zeer beknopt wordt samengevat met de term “psychoneuroimmunoendocrinologie”, een woord dat zich richt op “de eenheid tussen al onze samenstellende delen: geest, hersenen, zenuwstelsel en immuunsysteem, en het hormonale apparaat” ( blz. 45). In deze context zijn vele van onze lezers misschien bekend met de HPA-as, de route van de hippocampus naar de hypofyse en vervolgens de bijnieren om het lichaam te activeren wanneer er gevaar wordt gesignaleerd. Deze gevaarsignalen hebben veel te maken met onze sociale context en de mens wordt dan ook vaak een biopsychosociaal wezen genoemd: het biologische organisme wordt beïnvloed door psychologische en sociale gebeurtenissen.
Dit betekent ook dat we degenen die het dichtst bij ons staan sterk beïnvloeden: we “worden door alles beïnvloed en beïnvloeden alles”, ook wel interpersoonlijke (neuro)biologie genoemd, alles wat er met het organisme gebeurt binnen de relatie, zoals uiteengezet in Hoofdstuk 3.
Hoofdstuk 4 gaat in op het inmiddels achterhaalde idee dat het grootste deel van wie en hoe we zijn, genetisch bepaald is. Natuurlijk hebben we een genetisch potentieel, maar hoe dat tot expressie komt, is gebaseerd op ervaringen. Het vakgebied dat zich met dit onderwerp bezighoudt, is dat van de epigenetica. Veel genen hebben zelfs omgevingsinput nodig, anders zullen ze überhaupt niet functioneren. Het hoofdstuk behandelt ook telomeren, “miniatuur DNA-structuren aan het einde van chromosomen”; de lengte daarvan wordt beïnvloed door de context en een kortere lengte ten gevolge van tegenslag beïnvloedt de levensduur negatief (p. 59, 65).
Hoofdstuk 5 spreekt over de vele verwoestende effecten van chronische ontsteking en de daaruit voortvloeiende toename van auto-immuunziekten. Wanneer er sprake is van vroegkinderlijke trauma’s, neemt de kans op chronische ontsteking op volwassen leeftijd toe. Dit kan gebeuren door het mechanisme van het onderdrukken van emoties en dus toenemende stress in het lichaam; dit put het immuunsysteem uit, waardoor een allostatische belasting ontstaat. Door deze mechanismen en de rol van interpersoonlijke stress daarin te verduidelijken, ontstaat een veel beter idee van de richting die we zouden kunnen kiezen voor diagnose en heling. Dit betekent echter een ware paradigmaverschuiving, die waarschijnlijk op veel weerstand zal stuiten, omdat daarmee de medische status quo aan het wankelen wordt gebracht.
Hoofdstuk 6 bespreekt ziekte als een proces waarin vaak “krijgsmetaforen” worden gebruikt (p. 87), ziekte als een externe vijand die moet worden gedood of overwonnen. Maar… “[wat] als we ziekte zouden zien als een disbalans in het hele organisme, niet slechts als [moleculaire of cellulaire] pathologie” (p. 89), of anders gezegd, een biopsychosociale benadering zouden hanteren en ziekte zouden zien als een systemische kwestie? Ziekte kan dan worden geduid als een alarm, een schreeuw om hulp om het systeem als geheel te genezen.
Hoofdstuk 7 behandelt één van Gabors favoriete onderwerpen: het spanningsveld tussen gehechtheid en authenticiteit. Kinderen hebben de nabijheid en fysieke en emotionele zorg van hun primaire gehechtheidsfiguren nodig, want zonder deze kunnen ze niet overleven. Een andere kernbehoefte is authenticiteit, “trouw zijn aan jezelf, en het vermogen om je eigen leven vorm te geven vanuit een diepe kennis van dat zelf” (p. 106). Als gehechtheid wordt bedreigd door authenticiteit (‘Als ik mezelf ben, houden mijn ouders niet meer van me; ik moet hun liefde verdienen’), zullen kinderen meestal concessies doen aan hun authenticiteit. Hun karakter zal zich aanpassen aan de verwachtingen van het familiesysteem en waar nodig zullen ze ongewenste emoties onderdrukken. Wat eruitziet als een karaktereigenschap, kan heel goed een copingstrategie zijn – met allerlei gevolgen voor de gezondheid.
In het volgende blog zullen we spreken over deel II, De ontwrichting van de menselijke ontwikkeling.