De ervaringsdeskundige, Aflevering 4 – Deze week: Mirjam, Deel 1

Het is zonnig als ik kom aanrijden voor ons gesprek op een nazomermaandagmiddag. Net als ik wil aanbellen, komt haar man me tegemoet lopen uit de tuin. Ik vraag hem hoe het gaat en zeg erg te zijn geschrokken van het nieuws. Toen Mirjam en ik kort ervoor probeerden een datum te prikken, vroeg ik of het paste, ondanks de op handen zijnde verhuizing. Ze liet weten dat die niet zozeer een knelpunt vormde. Wat alles anders had gekleurd de afgelopen dagen, was het bericht dat de uitslag van de biopsie niet goed was: de knobbel die ze onder haar arm had ontdekt, bleek ondanks de luchthartige reactie van de radioloog wel degelijk kankercellen te bevatten. Gezien het feit dat ze die twaalf jaar geleden dacht te hebben overwonnen, was dit een enorme klap, zowel voor haar en haar man als voor de kinderen en hun gezinnen. We overlegden of een interview dan nu wel een goed idee was. Ik hield de optie open dat het nu misschien juist extra van belang was dat haar verhaal werd opgetekend en gehoord. Mirjam wilde er even over denken en ik zei dat welke beslissing dan ook okay was en dat het helemaal aan haar was om te beslissen of, en zo ja wanneer en waar we elkaar zouden spreken. Het duurde maar kort voordat ze antwoordde: “Mijn moeder is dit voorjaar overleden en na alles wat er tussen haar en mij is gebeurd, had ik zo gehoopt, nog een poos ontspannen te kunnen leven. We zijn allemaal heel verdrietig.”

Haar man kijkt me aan en zegt: “Ja, het is heftig. Het gaat op en neer. Soms heb je weer wat moed en op andere momenten kun je het eigenlijk niet geloven en overvalt je het machteloze gevoel van niet te weten wat je te wachten staat.” Terwijl we nog wat praten, opent ze de voordeur en valt ze in ons gesprek. We kijken elkaar aan en ogen vullen zich met tranen. De angst en onzekerheid werpen een grote schaduw over wat, na het overlijden van haar moeder en de verhuizing, een nieuwe start had zullen worden, een fase waarin ze was bevrijd van haar moeders oordelende blik.

Ik stap naar binnen, de hal in; ik strik mijn schoenen los, doe ze uit en dan omhelzen we elkaar. Ik houd haar lang vast en voel in haar lichaam de onrust die zo begrijpelijk is.
We lopen de woonkamer in en terwijl Mirjam thee zet, kijk ik om me heen. Ik zie dat de boekenkast al deels is ontmanteld: lege planken, ingepakte boeken. Bij het raam staan een tafeltje en een stoel die ik daar eerder niet heb gezien. Als ik navraag, blijken ze inderdaad uit de boedel van haar overleden moeder afkomstig te zijn. Op het tafeltje staat een bos zonnebloemen met gele gerbera’s en ook elders staan bloemen. Op het plateau naast de open haard staat een tiental handgeschreven kaarten van mensen die haar een hart onder de riem willen steken. Mirjam zet de koppen thee neer en steekt meteen van wal met wat er de afgelopen dagen alweer allemaal is voorgevallen in contact met zorgverleners.

Diverse gebeurtenissen herinneren haar pijnlijk aan hoe het twaalf jaar geleden verliep: een huisarts die het wel vindt meevallen en aanvankelijk aarzelt met een doorverwijzing, verpleegkundigen die informatie verstrekken die vanwege de eerdere operaties niet relevant is, radiologiemedewerkers die onbenullig staan te kijken als ze voor onderzoek komt, een radioloog die zegt helemaal niks te kunnen vinden: “Stelt dat niet gerust?” “Nee”, had ze geantwoord, “dat stelt helemaal niet gerust, want twaalf jaar geleden zei u dat ook en toen was het ook helemaal mis.” Hij was wat geïrriteerd geweest en had gezegd: “Nou, voor de geruststelling wil ik wel een biopt nemen, hoor, maar het zijn geen fijne prikken, dus je kunt er ook vanaf zien.” De sfeer van bagatellisering in de toon had haar getroffen, maar ze had aangedrongen. Toen ze een paar dagen later voor de uitslag kwam en twee mensen achter het bureau zag zitten, wist ze, met al haar verpleegkundige kennis, genoeg: ze zitten er alleen samen als ze een slecht-nieuwsgesprek moeten voeren. Dat werd het ook, en nu is ze in afwachting van de vervolgonderzoeken. in het gesprek komen we op de vraag of het de ervaringen in het nu zijn die haar zo boos, teleurgesteld en verdrietig maken, of dat die ervaringen raken aan alle pijn van vroeger, waardoor ze telkens opnieuw de oude wonden openrijten.

We nippen van de thee, omringd door de geur van versgebakken boterkoek. vertelt hoe hartverscheurend het was om het slechte nieuws aan de kinderen te moeten vertellen. Anders dan in haar ouderlijk gezin is hun eigen gezinscultuur er niet één waarin er voor dit soort verdrietige dingen geen tijd en aandacht is, maar één van openheid en samen delen. Ze kijkt dan ook met een pijnlijk gevoel terug op het sterven van haar moeder en hoe ze op afstand van elkaar om het bed heen zaten, een fysieke representatie van het gebrek aan contact dat ze in haar leven had ervaren. Bijna verontschuldigend jegens haar moeder zegt Mirjam dat er natuurlijk ook mooie ervaringen waren, maar het zijn de nare die schrijnende, belemmerende littekens hebben nagelaten. Een voorbeeld is de laatste Moederdag, waarop ze door omstandigheden haar moeder niet had bezocht. De reactie van haar zeer oude moeder: “Dat valt me zwaar tegen; het zal jij ook weer niet zijn die niet komt… Komen je eigen kinderen wel bij jou deze zondag? Nee? Oh, dus ze vinden jou niet belangrijk genoeg om te komen? Nou, dan weet wat je voorland is en dit is nog maar het begin; het zal allemaal nog veeeel erger worden. Ik heb altijd al gezegd: je zondigt niet goedkoop door niet bij mij te komen, want wat je doet met mij, krijg je in tienvoud terug.”

We zijn samen stil; ik merk dat het kippenvel op mijn huid staat en ik kijk Mirjam aan als ze vervolgt: “Ik heb nog nooit zó’n rottige Moederdag gehad; voelde werkelijk alsof mijn moeder gewoon een vloek over me uitsprak. Ik was er helemaal kapot van. Je wilt het niet laten binnenkomen, maar dat gebeurt tóch. En dit was het laatste echte contact dat ik met haar had. Ze is vlak daarna overleden en omdat ik me zo gebroken voelde, had ik een tijdje niet gebeld. Dit gesprek was zo’n dreun voor me, dat ik het pas na haar overlijden aan de kinderen heb verteld…” Ik vraag wat haar overweging was om het niet meteen met de kinderen te delen. Ze valt stil en zoekt naar woorden. “Misschien angst… of schaamte? Stel je voor, dat ze toch gelijk heeft…?”

Mirjams stem trilt; ze vertelt wat ze in de tijd ervoor nog wél allemaal had gedaan en zoekt in feite nog steeds naar een antwoord op de vraag wat ze had kunnen doen om dit soort reacties van haar moeder te voorkomen. Als ik vraag of ze een idee heeft hoe zich dit gedrag laat verklaren, zegt ze: “Ik denk dat mijn moeder zelf een groot minderwaardigheidscomplex had, dat ze eigenlijk psychiatrisch patiënt was, al wilde ze dat zelf niet toegeven. Haar hele leven stond in het teken van schoonmaken in huis. Daar moest werkelijk alles voor wijken en het was haar manier om toch ergens de beste in te zijn. Onze eigen verjaardagen, feestjes van klasgenoten, uitjes in het weekend… er kon geen sprake van zijn. Zelfs de portemonnee moest tot in de uiterste hoekjes schoongemaakt met een schroevendraaier, kruidenpotjes moesten gesopt, lampfittingen met een kwastje geveegd… ik heb nog littekens van het zoutzuur waarmee de vloeren van de stallen moesten worden geboend. En als het te traag ging of niet goed genoeg, kon ze hysterisch worden.”

Mirjam vertelt verder: “Zij belde zelf elke dag met haar eigen moeder, maar wij deden dat niet en dat vond ze zwaar teleurstellend. Als zij iets van ons wilde waaraan wij niet tegemoetkwamen, noemde ze mensen die dat wél graag voor hun ouders over hadden. Bezochten we een vriendin, dan zei ze: ‘Oh dus dáár heb je wél tijd voor?’ Ze probeerde voortdurend onze schuldgevoelens te voeden. Jarenlang werden dergelijke uitspraken vooral richting mij gedaan, maar de laatste jaren hebben ook anderen uit ons gezin ermee te maken gehad. Dit heeft hun ogen geopend voor wat er decennialang speelde en waarin ik niet serieus werd genomen. Het heeft er bij hen nu ook fors in gehakt.” Ze vertelt hoe ze de relatie met haar moeder eigenlijk niet anders kent dan als één met veel verwijten: “Mijn moeder vond het vervelend dat ik in het voorjaar was geboren. Mijn verjaardag werd alleen gevierd wanneer die op zondag viel, want op andere dagen moest de grote voorjaarsschoonmaak worden gedaan, moesten de koeien weer naar het land en moesten de stallen geboend. Jarig zijn in het voorjaar kwam dus slecht uit… ik kwam slecht uit… Een briefje waarop ze dat had geschreven, kwamen we bij het leegruimen van haar huis tegen… in haar bijbel.” Opnieuw zijn we samen stil.

Volgende week vervolgen we het verhaal van Mirjam.

Geplaatst in Interviews ervaringsdeskundigen.