Afgelopen week deelden we een eerste deel over de communicatie richting kersverse ouders naar aanleiding van een artikel van Ouders van Nu. Vandaag bespreken we de tweede helft van die bijdrage.
Het artikel behandelt ook slaapritme: er wordt gesproken over een ‘normaal’ slaapritme. In lijn met eerdere vragen: wat is de definitie van ‘normaal’? Over wiens norm spreken we in deze context? Het Engels heeft twee mooie woorden die vaak worden gebruikt: ‘normal’ en ‘common’. dingen die ‘common’ zijn (veelvoorkomend), zijn biologisch gezien in feite niet ‘normal’ (normaal, volgens de biologische norm). Het is belangrijk daarin een bewust onderscheid te maken. Wat we duiden als een ‘normaal’ slaapritme, is voor iedere cultuur anders. In veel landen doet men aan siësta; in Nederland doen we dat niet. Is het ‘normaal’ een middagdutje te doen of is het normaal om alleen in de nacht te slapen?
Iedere volwassen mens is anders; iedere baby is ook anders. Alle patronen bij elkaar opgeteld vormen samen een gemiddelde (dat misschien als ‘normaal’ wordt aangeduid). Zelfs als niet één baby slaapt volgens het gemiddelde patroon, kan dat toch het gemiddelde zijn (dit is wiskunde: tel alles op, deel door het aantal elementen). Je kunt daar best wat in sturen, maar je kunt het niet afdwingen. Sommige kinderen zijn al jong zeer actief en nieuwsgierig en energiek (en daarom veel wakker) en andere kinderen vinden het heerlijk om veel te slapen. Hoe dan ook: ze hebben allemaal veiligheidsbeleving nodig om zich vertrouwensvol aan de slaap over te geven. Die veiligheid zit vooral in jouw aanwezigheid als ouder, in je vaardigheid om je kind te coreguleren, om sensitief en responsief te zijn en de behoeften van je kind zo goed mogelijk te bevredigen. Als je dáárin slaagt, dan zal het slapen meestal ook niet al te grote problemen opleveren. En als je baby veel wakker is en jou nodig heeft, dan laat dat iets belangrijks zien: het is waarschijnlijk niet zo’n goed idee dat vaak al zo snel weer van ouders wordt verwacht dat ze de zorg voor hun kind met allerlei dwingende andersoortige verplichtingen combineren. Het kan ons helpen om te beseffen dat het misschien tijd is om dit (sociaal geconstrueerde, cultureel gekleurde) patroon van zorg voor een pasgeboren kind anders vorm te geven.
Steeds naar de babyfoon kijken als probleem: goed punt, om te focussen op je baby en niet op technologie.
Je baby te lang bij je laten slapen: hier zijn allerlei eerder genoemde punten opnieuw aan de orde. Wat is ‘te lang’? Volgens wiens mening? Op grond waarvan kan iemand stellen dat het ‘te lang’ is? Welke bezwaren zijn ertegen aan te voeren? Het is, zoals wordt gesteld, zonder meer handig om je baby dichtbij te hebben als je borstvoeding geeft, maar dat is voor een deel omschreven vanuit het perspectief van de volwassene (namelijk de moeder die borstvoeding geeft). zou er gebeuren als we álle adviezen over baby’s en hoe met ze om te gaan, zouden geven vanuit *hun* perspectief, vanuit de vraag wat *zij* als fijn of belangrijk of handig of geruststellend of troostend ervaren? Hoe kunnen we het belang van de nabijheid en het horen van de ouders inschatten voor *iedere* baby, niet slechts de borstgevoede? Wie heeft dat bepaald, dat een baby op een gegeven moment op een eigen kamer *moet* gaan slapen? Van wie moet dat? Met welke reden? En waarom zou dat moeten samenvallen met het moment waarop de ouder weer aan het werk gaat (waarbij ‘zorgen voor een gezin’ naar het lijkt niet als ‘werk’ wordt gedefinieerd)? Wanneer een (borstvoedende) moeder haar werkzaamheden buitenshuis oppakt en de baby naar de opvang gaat, is baby’s behoefte aan nabijheid van mama vaak juist extra groot in de nacht. Dat is precies om de reden die in het artikel wordt genoemd: baby’s voelen zich veilig als ze mama (en papa) dichtbij weten. Ze proberen de gescheidenheid van overdag ’s nachts te compenseren. Er zijn baby’s die dan juist overgaan op ‘reverse cycling’: ze drinken overdag maar weinig, slapen veel op de opvang, en halen dan het contact met mama’s lijf in de nachtelijke uren in. Andermaal: als we kijken vanuit het perspectief van de baby, dan is dit volslagen logisch gedrag. Je baby voelt zich dicht bij jou het allerfijnst en zal dus proberen dit zoveel mogelijk te realiseren. Je kind is immers niet gericht op een carrière of andere economische zaken; je kind wil gewoon bij jou zijn.
Als gezin, als ouders kies je voor een bepaalde nachtelijke slaapconstellatie. Het is zeker waar dat kinderen die hiervan genieten, deze waarschijnlijk zullen proberen te handhaven. Daar is niks op tegen en dat is volslagen logisch (als volwassenen doen we ook ons best om te behouden wat we fijn vinden). Wel kan het zijn dat er een moment komt waarop één of meer slapers in het bed de situatie niet meer fijn vinden. Dan wordt het tijd om in goed overleg en met zachte overreding tot een andere aanpak te komen. Afhankelijk van ieders wensen zal dat tot een andere oplossing leiden. Wat ouders daarbij kiezen, zal afhangen van de waarde die ze hechten aan het nachtelijk contact, hoezeer die hun nachtrust verstoort of bevordert, hoe zwaar ze de veiligheidsbeleving van hun kind wegen, hoe gemakkelijk het kind zich al aan de slaap kan overgeven, hoeveel ruimte er is in huis om het anders te doen, hoe de eventuele andere kinderen erop reageren… en wat je verder nog maar kunt verzinnen.
Kortom: ieder gezin is uniek. Iedere baby is ook uniek, maar over de hele wereld delen baby’s de behoefte om, zeker ‘s nachts, dicht bij hun primaire hechtingsfiguren te zijn (mama, papa, grootouders, brusjes – allemaal mede afhankelijk van wat in een bepaalde cultuur de gewoonte is). het belang van de babybehoeften lijkt het wenselijk breed te kijken en niet te volharden in gedragsmatige benaderingen die cultureel misschien ‘normaal’ worden gevonden, maar waarover de wetenschap inmiddels nieuwe inzichten heeft verworven, in lijn met wat we intuïtief en instinctief eigenlijk allang weten. We hoeven niet zonder meer het advies van sommige experts op te volgen; dat kleine kindje, dat zich veilig wil voelen en daarmee een goede basis legt voor een gelukkig volwassen leven, is immers niet hún kind. Het heeft daarom niet veel zin en het werkt juist averechts om in allerlei media-uitingen te polariseren tussen ouder(s) en kind. Ook dát is framing: het kind zó neerzetten dat het lijkt alsof dat kind een lastpak is dat je als ouder een beetje (veel) onder controle moet zien te houden, omdat je anders gegarandeerd ellende kunt verwachten. Zoals een vis het water waarin hij zwemt niet kan zien, zo kunnen we als mensen vaak de vreemde gewoontes van onze cultuur niet zien. We zijn ermee opgegroeid en opgevoed en zitten er vervolgens mee opgescheept, soms van generatie op generatie. Als je altijd geloofde dat de mensen die je bepaalde dingen vertelden het bij het rechte eind hadden en je hebt daaromheen je eigen wereldvisie gebouwd, dan kan het een verontrustend idee zijn om van dat beeld af te stappen en te zeggen: ‘Hmmm… ja, nu ik snap hoe dat werkt met de veiligheidsbeleving van een baby of een jong kind, nu begrijp ik dat veel adviezen niet echt zinvol of zelfs schadelijk zijn. Laten we het voortaan anders aanpakken!’ Dat is vaak niet gemakkelijk, maar het is wél een volwassen manier van omgaan met voortschrijdend inzicht: ‘Ik wist het niet en ik zie nu dat het beter anders kan.’ Vooral mensen op een positie met een groot publiek dragen op dat punt een grote verantwoordelijkheid. Het is te hopen dat we als samenleving de moed hebben die verantwoordelijkheid, omwille van onze baby’s, dapper te dragen, zodat ze veilig gehecht en gezond kunnen opgroeien!