Professionals en ACE-bewustzijn, Aflevering 6 – Deze week: Jessica Boerema, Deel 2

Afgelopen week hoorden we hoe Jessica Boerema switchte van medisch pedagogisch zorgverlener naar zelfstandig ondernemer in haar praktijk ‘Contact in Beeld’; ze vertelt hoe kijken naar de interacties met jonge kinderen de kern van haar werk is geworden. Vandaag horen we nog veel meer over haar visie en missie.

We eindigden vorige week met de stelling dat niet één methode altijd werkt. Toch is er wel een aspect dat wél vrijwel altijd waar is, namelijk dat huilen stressvol is voor een kind, en dat het niet serieus nemen ervan problematisch is, net als het denken in termen van ‘het kind moet weten wie de baas is’. Hoe kijkt ze daarnaar?
“Ja, daar ben ik het mee eens… Ik zeg vaak… probeer je voor te stellen hoe het was toen je nog in een grot leefde; zou je dan je kind alleen laten? Heel vaak wordt nog niet de link gelegd dat nabijheid en sensitiviteit van zorgzame volwassenen voor een kind de basis zijn om zelfvertrouwen te ontwikkelen!”
De aandacht voor het belang van nabijheid is bij Jessica erg gegroeid in de tijd dat ze veel met prematuur geboren kindjes werkte en na het volgen van de Infant Mental Health-opleiding. Wanneer ze met ouders naast de couveuse stond, zag ze de ontroering als ze uitlegde wat hun baby allemaal al liet zien. Op die ervaring heeft ze haar workshops en al haar andere trainingen met beeldmateriaal gebouwd. “Ik merk dat het kijken naar beelden waar trainingsdeelnemers niet zelf op staan, ertoe leidt dat ze gemakkelijker kunnen opnemen wat er te zien is. De behoefte aan veiligheid is er immers bij iedereen en naar jezelf kijken kan heel ingewikkeld zijn…”

We zijn even stil en laten ons afleiden door de musjes, die de insecten uit de vlinderstruik verorberen. Ook een merel vliegt af en aan: “Misschien heeft die merel ook een soort dagritme”, zegt Jessica glimlachend, “want hij doet zich heel vaak zo rond dit tijdstip tegoed aan de rijpste blauwe bessen!”

Ze denkt na en pakt de draad weer op: “Communicatie bestaat uit bouwstenen; als je begrijpt waarvoor die zijn bedoeld en wat hun belang is, dan word je bewust bekwaam en kun je bij stress de angel uit een lastige situatie halen. Beelden zijn dan enorm helpend om te zien wat er gebeurt; je ziet bijvoorbeeld een kindje tandenknarsen of andere kleine lichaamssignalen. Als je beeld voor beeld kijkt en je hebt het eenmaal gezien, dan kun je niet meer níet zo kijken!”
Ook voor Jessica was dat een leerproces en de ervaringen van ouders zelf hielpen haar daarbij, ook al voordat ze de theoretische fundamenten legde. Toen die er eenmaal waren, kon ze theorie en praktijk combineren. Als ze dán het verhaal van de ouders vertaalde naar de baby, kwamen vaak de helende tranen. “Dan zie je het kind heel aandachtig luisteren en alert zijn, hoe klein ook, en de ouders, die nu ineens begrijpen hoe het voor hun baby was, kunnen dan ook hun eigen zorgen en verdriet ontladen. Met het huilen vertelt een baby een verhaal en door daarnaar te luisteren, ontstaat er validatie van de emotie van zowel kind als ouders. Tevens biedt het gehoord worden een enorme ontschuldiging. Baby’s vallen na zo’n gesprek vaak ontspannen bij de ouders op schoot in een diepe slaap, iets wat ze vaak nog nooit meemaakten en wat verbazing wekt. Erkenning, gezien en gehoord worden… in de basis is dát wat we allemaal nodig hebben.”

We spreken over hoe leerprocessen met ouders vaak ook voor jezelf als professional heel leerzaam zijn en verbindingen met je eigen levensgeschiedenis onthullen. Meer inzicht in je eigen triggers en je eigen pijn helpt om ook je doelgroep met meer compassie en zachtheid te benaderen en draagt bovendien vaak bij aan het formuleren van je professionele doelstellingen. In lijn daarmee vraag ik Jessica naar wat ze als de essentie van haar werk ervaart.
“Ik wil heel graag dat mensen groeien van onbewust bekwaam naar bewust bekwaam, zodat ze hun eigen leerproces kunnen doorlopen en kunnen bijdragen aan het waarborgen van een goede start van het leven van de kinderen voor wie ze zorgen, als professional of als ouder.”
Ze denkt na en zegt: “Er is nog zoveel winst te halen op dit gebied… We kijken bijna altijd vanuit ons eigen kader naar wat we zien; de eerste blik is gekleurd door onze eigen ervaringen. Bij nadere beschouwing zien verschillende mensen veelal hetzelfde, maar aanvankelijk vullen we vaak dingen in. De kunst is om écht te luisteren naar de stem van het jonge kind, die we dikwijls niet zo goed kennen. We zijn gewend aan de gesproken taal, maar kunnen we het kind horen met diens eigen taal?”
We onderbreken onszelf even als we precies op dit moment op de achtergrond een baby horen huilen.

Wat zijn de lastige dingen, de dingen waar Jessica tegenaan loopt?
Ze denkt in stilte een poosje na. “Soms denk ik dat ik het meest tegen mezelf aan loop, dat ik altijd graag meer wil bieden dan ik doe, terwijl het vaak al meer dan genoeg is. Wat ik heel erg moeilijk vind, is als ik dingen hoor waarvan ik denk: ‘Dat kán toch echt niet meer in 2021?’ Een voorbeeld daarvan is dat kwetsbare baby’s die op een operatie wachten, in sommige ziekenhuizen niet opgepakt mogen worden, terwijl we weten dat buidelen dé manier is om ze te laten groeien en aansterken. Dat ervaar ik als heel verontrustend; deze gezinnen hebben elkaars nabijheid zó nodig. Dat zijn trouwens tegelijk ook de situaties waarvan ik denk: ‘Hier doe ik het voor!’ En het werk is echt nog nodig, want er zijn genoeg professionals die dit óók graag willen doen, maar op de werkvloer worden afgeblaft door degenen die nog niet bekend zijn met deze evidence. Dat zijn schrijnende situaties…”

Dit brengt ons bij het concept van EBM en EBP, evidence based medicine en evidence based practice. Het kan heel frustrerend zijn om te zien dat ouders en kinderen en collega’s tekort wordt gedaan doordat systemen de integratie van nieuwe inzichten bemoeilijken. De Verklaring voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties spreekt over het recht van het kind op de ‘highest attainable standard of health’. Hoe komt het, dat die nog zo vaak niet haalbaar lijkt?
Jessica: “Dat kan denk ik met heel veel dingen te maken hebben, zoals met ego of met het getriggerd worden van eigen ervaringen, als nieuwe informatie botst met je eigen aanpak.” Ik vertel hoe het voor één van onze interviewees juist heel verhelderend was om te horen dat dingen die ze aan zichzelf had toegeschreven als negatieve persoonlijkheidseigenschappen, in feite misschien enkel coping strategies waren voor het trauma dat ze had doorstaan. Ze realiseerde zich dat ze uit verdriet had gereageerd. Voor haar was het horen van de kennis hierover een openbaring die haar op een heel andere manier naar zichzelf deed kijken. Nieuwe kennis kan door het nieuwe perspectief dus zowel (eerst) pijnlijk zijn als helend vanwege de andere categorisering die daardoor kan ontstaan. Zou dat ook niet in veel organisaties zo kunnen zijn, dat trauma vernieuwing in de weg zit?
Jessica: “Oh ja, dat denk ik zeker! En tegelijkertijd… wat de wetenschap ons nú vertelt, is totaal anders dan wat we, pakweg, 50 jaar geleden hoorden, dus… hoe zeker kunnen we zijn van de wetenschap van nu? Hoe meer ik leer, hoe meer ik me realiseer hoeveel er is wat ik niet weet!” We lachen samen om dit herkenbare gevoel van zeer bewuste onbekwaamheid en het belang van met mildheid en compassie kijken naar je eigen overlevingsmechanismen. Daarbij kan de vraag ‘Wat is je probleem?’ (waarin al snel een oordeel doorklinkt) beter worden vervangen door ‘Wat is je verhaal?’, een vraag die uitnodigt tot vertellen en een intentie van oprecht luisteren blootlegt. Daarmee kan veiligheid worden gecreëerd en kan de verteller laagjes afpellen, terwijl onveiligheid juist verdedigingslaagjes toevoegt.

“Ja, zo zie ik dat ook”, zegt Jessica, “want in de basis zijn we niet gericht op nare, destructieve acties richting de ander. Als je dat denkt, zou je immers moeten geloven dat sommige kinderen gewoon als rotkinderen worden geboren en daar geloof ik niet…” Ze kijkt me aan en we moeten allebei lachen: we willen eigenlijk allebei zeggen ‘dat is niet zo’, in plaat van ‘daar geloof ik niet in’. We zijn er diep van overtuigd dat er gedurende het leven dingen gebeuren die tot verdedigingsmechanismes leiden.
“En ik merk”, zegt Jessica, “dat je die gebeurtenissen heel gericht moet uitvragen, want mensen zijn vaak geneigd te zeggen dat het allemaal wel meeviel en dat het niet zo erg was, terwijl ik, als ik vervolgens het verhaal hoor, tot de conclusie kom dat het wél heftig was en mogelijk traumatisch.”

We bespreken dat het spannend kan zijn om eerdere gebeurtenissen te onderzoeken, zeker als mensen een ondersteunende sociale omgeving missen. Ik vraag Jessica of ze het gevoel heeft dat er al voldoende kennis beschikbaar is over dit soort zaken.
“Nou, er is al heel veel over geschreven, maar in de dagelijkse praktijk moet het nog wel een olievlek worden voordat het breed wordt gedragen en ingezet. De Infant Mental Health-visie wint momenteel snel terrein en dat is mooi, maar ja… in je eigen bubbel kun je de toepassing soms wel overschatten… Ik krijg namelijk ook wel mensen in mijn trainingen voor wie dit nog volledig nieuw is en dan komt het er voor kennisoverdracht dus ook erg op aan hoe goed ik als professional bij hun leefwereld kan aansluiten. Ook daar speelt de basiscommunicatie weer een grote rol. Ik begin vaak met een heftige binnenkomer, zoals het ‘still face’-experiment, zodat we meteen bij de kern zijn. Daarna hoop ik dan dat het kwartje zodanig valt dat mensen zelf conclusies trekken over wat een baby nodig heeft en hoe zij dat kunnen bieden.”

Het is lunchtijd geworden. We praten echter nog geruime tijd verder, vergeten de tijd en ronden pas tegen het einde van de middag ons boeiende gesprek af.

Geplaatst in Interviews professionals.