Een dialoog over verbindend opvoeden, Deel 1

Onlangs raakte ACE Aware NL naar aanleiding van een bericht op Instagram in gesprek met Anky De Frangh, kinderpsycholoog en gedragstherapeut van ‘Verbindend Opvoeden’.

In haar post deelde ze de volgende tekst:
Reminder: De driftbuien van je kind zeggen niets over jou als ouder, maar zeggen iets over de ontwikkelingsfase waarin je kind zich bevindt.
Die uitspraak zette ons aan het denken. Kunnen we stellig zeggen dat driftbuien van een kind ‘niets’ zegt over jou als ouder? Zouden ze ook ergens anders iets over kunnen zeggen dan over de ontwikkelingsfase? En om wiens ontwikkelingsfase gaat het – inderdaad die van het kind?
We besloten contact te leggen met Anky en daaruit rolde een boeiende uitwisseling voort over de afbeelding en de begeleidende tekst. Na onderling overleg willen die dialoog graag met je delen! We denken namelijk dat het heel waardevol is elkaar te bevragen op gedeelde inzichten en taalgebruik en zo elkaar beter te leren kennen. Op die manier kunnen professionals van elkaar leren, en elkaars werk benutten en doorgeven omwille van het grotere doel, namelijk kinderen een zo veilig mogelijke start bieden.

Hoi Anky,
Zoals beloofd stuur ik je mijn gedachten over de afbeelding en de tekst.
Ik kijk ernaar uit nader kennis te maken en verder te praten om te zien of we elkaars doelen kunnen ondersteunen, want mijn indruk is dat we in essentie op dezelfde lijn zitten!
Warme groet!

Dag Marianne,
Bedankt voor je feedback! Ik denk ook dat we op dezelfde lijn zitten. Je aanpak als ouders tijdens een driftbui is inderdaad ontzettend belangrijk. Ik heb een aantal zaken aangevuld en toegelicht in je opmerkingen bij de tekst. Het lijkt me leuk een keer te videobellen!
Hartelijke groet!

De begeleidende tekst van de Instagram-post was waarover de uitwisseling voornamelijk ging.
“Gemiddeld heeft een kind tussen 18 maanden en 5 jaar 1 driftbui per dag, met een gemiddelde lengte van 3 minuten. (Dit zijn uiteraard gemiddelden! Kinderen kunnen meer dan 1 woedebui per dag hebben en die kunnen ook langer dan 3 minuten duren. En niet alle kinderen hebben elke dag driftbuien.)”

Marianne: Ik schrok ervan, Anky; als ze waar zijn, zijn dat heftige cijfers. Weet je waarop die cijfers zijn gebaseerd? Ik ben nieuwsgierig naar hoe en met welke definities het onderzoek daarnaar is uitgevoerd, want dat kan veel invloed hebben op de conclusies.

Anky: Ik baseer me voor de cijfers op dit overzichtsartikel. Alle referenties vind je daar terug: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK544286/
Wanneer ik in een workshop een poll doe naar frequentie en duur van driftbuien, blijkt dat de antwoorden van de deelnemers hier heel dicht bij aansluiten!

Marianne: Eigenlijk werd ik meteen best verdrietig van het woord ‘driftbui’. We zouden als volwassenen (en zeker als zorgverleners, beleidsmakers, schrijvers en ‘influencers’) kunnen overwegen ons taalgebruik eens onder de loep te nemen. We kunnen ons serieus kunnen afvragen of we dat waarop we duiden, wel met het woord ‘driftbui’ willen labellen.

Anky: Goeie vraag! Hoewel ikzelf niet die negatieve connotatie ervaar, realiseer ik me dat dat natuurlijk subjectief is en dus ook voor iedereen anders kan zijn. Ik vind het ook wel belangrijk om aan te sluiten bij het taalgebruik van ouders. Ik denk dat het dan misschien ook gemakkelijker voor ze is om hun blik op ‘driftbuien’ te veranderen. Dat is trouwens ook heel specifiek het doel van onze masterclass over driftbuien (maar dat ontdekken mensen gaandeweg 😉).

Marianne: Ja, dat zou zeker kunnen. Mijn pijn zit hierin… er zit een soort oordeel over het kind in verweven, een negatieve kwalificatie van ongewenst gedrag. Daarbij blijft buiten beeld of de boosheid van het kind misschien terecht is. Driftbuien worden vaak als onredelijk en onacceptabel gedrag gezien, maar dat is beredeneerd vanuit het volwassen perspectief, niet vanuit het kindperspectief.

Anky: Ik denk dat boosheid altijd terecht is, want dat is een gevoel en wat een kind voelt, is op dat moment gewoon zijn realiteit en mag er dus zijn. Het gedrag wordt inderdaad als onredelijk gezien, of vooral niet in verhouding met de aanleiding, maar ook daar is het natuurlijk belangrijk om te weten dat de aanleiding van een driftbui doorgaans niet de oorzaak is. Ook dat vind ik heel belangrijk om ouders mee te geven. En daarnaast is het goed om ook de vertaling te maken naar onszelf als volwassenen, want ook wij reageren wel eens niet in verhouding met de aanleiding.

Marianne: Zeker, heel goed punt! Kijken vanuit het kind lijkt me van belang, want dat verschil in perspectief maakt heel veel communicatie en advies over opvoeding problematisch. Vaak wordt er vanuit het volwassen perspectief gekeken naar het kind en diens gedragsmatige, sociale en emotionele uitingen. Daarbij kunnen we denk ik van alles over het hoofd zien. Welke emotie ligt er onder het gedrag of de uiting? En van welke niet vervulde behoefte is dat gedrag een logisch en terecht signaal of een symptoom?
Onlangs hoorden we over dit dialoogje:
Kind (bijna 4): ‘Mama, is het opruimen nu eeeindelijk klaar??’
Mama even later: ‘Kijk, lieverd, daarom duurt het zo lang: omdat jullie zelfs tijdens het opruimen weer allemaal nieuwe troep maken.’
Kind: ‘Ja, dat hoort!’
Mama: ‘Nou, niet in mijn wereld.’
Kind: ‘Maar dat is wel jouw wereld!’

Anky: Daar sluit ik me zeker bij aan. Mijn missie met ‘Verbindend Opvoeden’ is dan ook heel erg om ouders te helpen om de vertaling te maken en te kijken vanuit het perspectief van het kind. Het is belangrijk om vooral net wat verder te kijken dan het gedrag en te achterhalen welke emoties en (onvervulde) behoeften eronder zitten. Dat geldt niet alleen voor het kind trouwens, maar ook voor ouders zelf. Ik probeer constant de vertaling te maken van kind naar ouders en ook ouders te helpen om hun eigen reacties beter te leren begrijpen. Daar gaat het om: verbinding met je kind en met jezelf!

De caption ging als volgt verder (zie de cursieve passages):
“Driftbuien bij jonge kinderen zijn dus heeeeeeeeel normaal! Peuters en kleuters willen onafhankelijk zijn, maar hebben tegelijkertijd ook heel veel behoefte aan de aandacht van hun ouders. Dat maakt het moeilijk om te weten wat ze nu juist willen. Ze willen nieuwe dingen uitproberen maar niet alles loopt zoals ze het willen net omdat ze alles nog aan het leren zijn. Ze hebben ook nog niet de nodige vaardigheden om op een goede manier om te gaan met hun emoties of er iets over te kunnen zeggen. ⁠⁠Het ideale recept dus voor frustratie en driftbuien.”

Marianne: Hier viel me het woord ‘normaal’ op, een woord dat denk ik voorzichtigheid verdient. Er is namelijk een onderscheid tussen ‘normaal’ (het Engelse ‘normal’: overeenkomstig de norm) en ‘veelvoorkomend’ (het Engelse ‘common’: een vrij hoge frequentie).

Anky: Daar kan ik me zeker in vinden. Ik heb er nooit zo bewust bij stilgestaan, maar dat is zeker iets om in de toekomst meer te doen. Ik denk dat ik op een bepaalde manier naar beide betekenissen wil verwijzen, sowieso ook naar het aspect ‘veelvoorkomend’. Ik merk namelijk dat ouders zich vaak heel erg zorgen maken, terwijl dat niet altijd nodig is. Ik merk ook dat ouders die heel veel dingen heel goed doen, toch het gevoel hebben erg te falen wanneer hun kind desondanks nog wel eens driftbuien heeft. Naast ouders informeren over de ontwikkeling van kinderen en wat je als ouder kunt verwachten, hoe je anders naar gedrag kunt kijken, wil ik ook heel graag ouders geruststellen en waar mogelijk vertrouwen geven. Dat is soms een dunne lijn… In de masterclass is er trouwens ook bewust aandacht voor: wanneer zijn driftbuien zorgwekkend en niet meer ‘normaal’?

Marianne: In westerse samenlevingen is veel gedrag, net als veel pathologie, wél veelvoorkomend, maar in feite niet normaal, niet in lijn met de biologische norm of blauwdruk. Veel gedrags- en gezondheidsproblemen zijn sociaal geconstrueerd; ze zijn gerelateerd aan en gebaseerd op sociaalculturele conventies en gewoontes, overtuigingen en ideologieën, instituties en praktijken, wetten en regels… en noem maar op.
Dat kinderen nog niet met woorden iets kunnen zeggen over hun emoties, betekent immers niet per se dat ze er niet goed mee kunnen omgaan. Dat kunnen ze waarschijnlijk best… als maar wordt voldaan aan de voorwaarden die besloten liggen in de menselijke biologische blauwdruk. De kern daarvan is adequate coregulatie door ouders die in staat zijn hun eigen emoties goed te reguleren. Het is belangrijk dat ze eventueel trauma onder ogen zien en weten te overstijgen. Als ouders begrijpen wat hun kind doormaakt en daar geduldig op reageren, dan valt het meestal wel mee met de boosheid van een kind. En natuurlijk is dit voor veel ouders een hele opgave en een kind kan desondanks ook weleens hartstikke boos en onredelijk zijn (wie niet? 😉). Het is ook goed het daarover te hebben met elkaar, zonder schuld en schaamte, zodat ouders hun vaardigheden kunnen vergroten en hun pijn kunnen helen. Het probleem bij het kind (of bij welke andere persoon ook) neerleggen lost het probleem van de onderliggende pijn echter niet op.

Anky: Zeker! Daar ben ik het helemaal mee eens!

Inmiddels heeft de videocall plaatsgevonden en we hadden een heel mooi gesprek!
Volgende week lees je Deel 2 van deze dialoog.

Geplaatst in Diversen.