Af en toe kom je op een nieuwssite of een ouderschapsblog een artikel tegen met een opvallende kop als “Baby’s die niet doorslapen, hebben meer kans op gedragsproblemen op 5-jarige leeftijd” of “Moet je je baby te laten huilen of niet?” De artikelen vervolgen dan met een uitleg over hoe een nieuw onderzoek bepaalde zaken heeft aangetoond.
Een recent voorbeeld is dit artikel, waarin een academische studie wordt besproken waarin de onderzoekers 1679 gezinnen in Finland volgden. Ze concludeerden dat in hun studiepopulatie kortere slaap en slechtere slaapkwaliteit tijdens de kindertijd verband leken te houden met emotionele en gedragssymptomen bij peuters, en deze associaties waren het sterkst voor internaliserende en ontregelingssymptomen.
Het slapen van je kinderen… voor jou als ouder kan dit een behoorlijk ‘hot topic’ zijn. Enerzijds krijg je de culturele boodschap dat slaap kan worden aangeleerd, dat je het moet micromanagen om het op orde te krijgen (met vroege bedtijden en doorslapen). Aan de andere kant voel je de intuïtieve behoefte om te reageren op het huilen van je kind en je kind te kalmeren als het van streek is. Je kunt je gemakkelijk overweldigd voelen door deze gemengde berichten. Ben je ermee geholpen als het slapen van kinderen wordt besproken zonder een definitie van wat biologisch normale slaappatronen zijn? Zou het niet behulpzamer zijn als je het slaapgedrag van je baby zou kunnen vergelijken met de biologische norm?
Hoe definiëren we biologisch normale slaap?
Culturele gewoontes en het duiden van babygedrag veranderen sneller dan de menselijke biologie en fysiologie. Vakgebieden als evolutionaire biologie, sociologie en antropologie proberen te definiëren wat als ‘normaal’ kan worden beschouwd in het slaapgedrag van baby’s. Volgens deze vakgebieden zijn borstvoeding en dicht bij elkaar slapen (cosleeping) biologisch normaal. Net als andere dieren zijn mensen geëvolueerd om te gedijen wanneer ze dicht bij elkaar zijn en wanneer ze sociale banden aangaan met andere leden van hun familie en hun stam. Volwassen (ouderlijke) nabijheid is de belangrijkste manier voor baby’s om zich veilig te voelen en om toxische stress te voorkomen. De ervaring van veilige verbondenheid en erbij horen is erg belangrijk voor baby’s. Ze bevinden zich in een ontwikkelingsfase waarin ze de basis leggen voor hun biopsychosociale gezondheid. Alles wat de volwassenen om hen heen kunnen doen om toxische stress te voorkomen, is van groot belang voor hun latere gezondheid en welzijn en helpt ACE’s en trauma te voorkomen.
Andere vakgebieden, zoals geneeskunde, kindergeneeskunde, psychologie en slaapwetenschap, hebben ook geprobeerd te definiëren hoe slaapgedrag eruit zou ‘moeten’ zien; ze probeerden een definitie van ‘normaal’ te geven en daarmee abnormale situaties op te sporen (slaapstoornissen of suboptimale slaapgewoonten en -routines). Tot de 20e eeuw werd slaap niet als een zorgwekkende kwestie beschouwd. Gezinnen zagen het nachtelijk ontwaken niet als problematisch, of ze wonnen advies in bij de vorige generaties of hun leeftijdsgenoten. Met de verschuiving van de aandacht naar wetenschap en technologie aan het einde van de 19e eeuw, begonnen ‘ouderschapsexperts’ (kinderartsen en verpleegkundigen) ouderhandleidingen te publiceren die ouders adviseerden om zich aan strikte voedings- en slaapschema’s te houden. Tegen de jaren dertig kwam in de psychologie het behaviorisme op en werden kunstvoeding en wiegjes steeds gewoner. Daardoor veranderden de normen over hoe babygedrag eruit zou moeten zien.
Door kinderen die kunstvoeding kregen en in een eigen kamer sliepen als norm te nemen, begonnen wetenschappers het gedrag van die kinderen als het gewenste ideaal te beschrijven. Die gegevens werden telkens opnieuw herhaald door andere onderzoeken die de eerdere publicaties bevestigden. Dit betekent dat de slaap van baby’s decennia lang niet wordt bestudeerd met het oog op de biologische norm (samen slapen en borstvoeding geven), maar met de cultureel gedefinieerde ideeën (alleen slapen en geen borstvoeding geven) als referentiekader.

Met toestemming overgenomen uit ‘Veilig slapen met je baby’ door James McKenna (publicatie Nederlandse vertaling door Marianne Vanderveen-Kolkena bij Uitgeverij Samsara voorjaar 2021)
Een andere moeilijkheid bij het definiëren en meten van wat normaal is ten aanzien van slaap, is de betrouwbaarheid van de vragenlijsten die ouders invullen in onderzoek waarbij een slaapdagboek wordt gevraagd. De problemen met deze methode zijn tweeledig.
Enerzijds beoordelen moeders die borstvoeding geven hun slaap eerder als slechter, terwijl moeders die kunstvoeding geven de neiging hebben om de slaap (kwaliteit en kwantiteit) die ze krijgen te overschatten. Van moeders die coslapen is ook aangetoond dat ze zich meer bewust zijn van het ontwaken van hun kinderen en een soortgelijk patroon volgen.
Anderzijds speelt de cultuur waarin de moeders worden geboren, opgevoed en waarin ze leven een cruciale rol in hoe zij tegen de slaap van baby’s aankijken. Moeders die in de VS en andere westerse landen wonen, zien het apart slapen bijvoorbeeld als een manier om hun kinderen onafhankelijk te maken, terwijl niet-westerse culturen het afgezonderd slapen van baby’s soms juist als abnormaal of zelfs wreed beschouwen. De verschillen tussen wat uiteenlopende groepen mensen als normaal zien in termen van kinderslaap, kunnen daarom aanzienlijk zijn.
Terugkomend op de studie uit Finland zien we een vraag opdoemen: hielden de onderzoekers rekening met het antropologische perspectief en beschouwden ze coslapen en borstvoeding als de norm voor ‘biologisch normaal slaapgedrag’… of hanteerden ze de westerse verwachtingspatronen als de norm?
ACEs als onderdeel van de discussie
Ongunstige ervaringen in de kindertijd (ACE’s) kunnen de slaap op twee manieren beïnvloeden:
- Voor volwassenen geldt dat hoe meer ACE’s iemand ervaart, hoe meer slaapproblemen ze kunnen tegenkomen (kortere slaapduur, slechtere slaapkwaliteit), zelfs decennia later. Deze studie toonde bijvoorbeeld aan dat zulke slaapproblemen tot zelfs 50 jaar later kunnen voortduren. In deze literatuurreview werden ACE’s geassocieerd met het ontstaan van slaapstoornissen zoals slaapapneu, slapeloosheid, narcolepsie en meer. Het is aangetoond dat vrouwen die seksueel misbruik hebben overleefd, later in hun leven meer kans hebben op slaapstoornissen.
Veel van deze slaapstoornissen verkorten de slaapduur en de kwaliteit van de slaap. Als deze mensen ouders worden en hun slaap regelmatig wordt onderbroken omdat ze voor hun baby moeten zorgen, kan hun slaap nog gefragmenteerder worden. Omdat ze zelf slaapproblemen hebben, zullen ze ook eerder aannemen dat de slaap van hun baby problematisch is.
Er is op dit gebied echter nog weinig onderzoek gedaan; hoewel we weten dat ACE’s sterk gecorreleerd lijken te zijn met slaapproblemen op volwassen leeftijd, hebben we geen onderzoek dat specifiek kijkt naar ACE’s en slaapproblemen bij baby’s. Het is zeer waarschijnlijk dat er een belangrijke rol is weggelegd voor zowel epigenetica als genetica; enkele onderzoekers hebben geprobeerd het verband te vinden tussen slaapstoornissen zoals slapeloosheid en de stressresponsgenen die kunnen worden beïnvloed door tegenslag in de kindertijd. - Kinderen die ACE’s ervaren, kunnen moeite hebben om hun emoties te verwerken, wat later in het leven kan leiden tot angst en depressie. Dit artikel van de American Psychological Association gaat dieper in op deze verbanden.
Om terug te komen op de studie die we eerder noemden: daarin werden slaapstoornissen van ouders, ACE’s of vormen van tegenslag, stress en angst niet meegenomen in de onderzoeksopzet. Zou het kunnen dat deze ouders van wie de kinderen meer slaapproblemen hadden, ouders waren die zelf al met slaapproblemen kampten? Hadden zij zelf enige vorm van misbruik, verwaarlozing of trauma overleefd? Vonden ze het moeilijk om overdag in de zorg voor hun kinderen een stabiele sfeer te bewaren en werkte dit aspect ’s nachts door? Dit zijn enkele vragen die de moeite waard zijn om te stellen wanneer we conclusies willen trekken over de slaap van ouder en kind. De biopsychosociale component speelt mogelijk een grotere rol dan vaak wordt aangenomen.
Wat betekent dit voor jou?
Het is belangrijk om te bedenken dat slaap wordt beïnvloed door veel verschillende biopsychosociale factoren en dat een bepaald vakgebied niet op zichzelf de kinderslaap kan ‘verklaren’ of ‘definiëren’. Door wezenlijk af te wijken van hoe we als mens zijn geëvolueerd, wordt elke definitie van kinderslaap twijfelachtig. Enkele belangrijke punten waar je de volgende keer op kunt letten als je een artikel over kinderslaap tegenkomt op een nieuwssite, een blog of een tijdschrift zijn de volgende:
- Het is belangrijk om te definiëren wat we als ‘normaal’ beschouwen als we het hebben over kinderslaap. Wat vergelijken we en waarmee?
- Het is belangrijk om te zien of er gebruik is gemaakt van subjectieve rapportage door ouders of dat er een andere, meer objectieve manier was om gegevens te meten.
- ACE’s en hun effecten op de ouders of epigenetisch van de ene generatie op de andere worden vaak niet bestudeerd in relatie tot de slaap van baby’s. Dit maakt het moeilijk om erachter te komen of latere gedrags- of andere gezondheidsproblemen verband houden met het slaappatroon van de persoon als kind, of dat die vroege slaappatronen op zichzelf al werden beïnvloed door stressoren in de ouder-kindrelatie.
Het kan heel moeilijk zijn om naar antwoorden op zulke vragen te zoeken wanneer je baby ’s ochtends om 2.00 uur weer wakker is. Aan anderen proberen uit te leggen dat het gedrag van je baby normaal is, in een cultuur die dit als te aanhankelijk of als een ‘slaapprobleem’ beschouwt, kan lichamelijk en geestelijk te veel gevraagd zijn. En natuurlijk kan het voor jou als ouder ook gewoon moeilijk zijn om je uitgeput te voelen omdat je regelmatig nachten hebt met een verstoorde slaap, vooral wanneer je baby huilt en het veel tijd kost om allemaal weer in slaap te vallen. Wees echter gerust dat je instinct om dicht bij je baby te willen blijven nog altijd, ook vandaag de dag, een prachtige manier is om op je baby te reageren; het is een manier die perfect in lijn is met onze menselijke zoogdiererfenis. Probeer om niet alleen naar je baby, maar ook voor jezelf mededogen te hebben, mocht je je in de groep van ouders/verzorgers bevinden die bezig zijn van hun eigen geschiedenis te herstellen.