Afgelopen week bespraken we met sociaalpsychiatrisch verpleegkundige Carla Brok de rol van de zorgverlener in het duiden van problemen in gezinnen en hoe daarbij de levensfase van de zorgverlener zelf een grote rol kan spelen. Vandaag komt het belang van de totale context aan bod.
Carla vertelt over een heel recente ervaring met een cliënt, waarbij het kind als ‘deugniet’ werd gezien, waarna vaak het idee ontstaat dat er aan het kind moet worden gesleuteld. “Het is vaak gemakkelijker om je eigen gedachtes te projecteren op wat je cliënt bij je neerlegt dan om werkelijk zonder oordeel te kijken; ik ga daar na al die jaren soms ook nog de fout mee in. Het is heel moeilijk om die stap terug te doen en alléén maar te kijken, zonder oordeel. Dat probeer ik ook de jongere collega’s mee te geven en ik ben daar heel open en direct in. Het is mooi om te merken dat sommigen dan toch steeds weer bij je terugkomen, precies omdat je een andere benadering kiest dan de gangbare.” Ik zeg dat me dat een heel mooi compliment lijkt om te krijgen, het feit dat mensen terugkomen. Carla glimlacht: “Ja, dat is wel waar… Het grappige is dat ik echt stevig de diepte in ga en flink wat van mensen vraag, maar dat ik desondanks veel minder streng voor mensen ben dan ze vaak voor zichzelf zijn. We maken allemaal fouten en dat voelt vaak beroerd, maar léér ervan en neem het mee op je verdere pad. Mensen weten vaak zelf wel dat ze fout zaten; dat hoef je er niet nog een keer in te wrijven. Dat helpt het leerproces niet, terwijl dát juist is waarom het gaat: het proces. De psychotherapeutische gemeenschappen waar ik vroeger werkte… daarin stond het groepsproces centraal. Nu is dat er allemaal uit, want het duurt te lang en het is te duur. Nu heeft cognitieve gedragstherapie vaak de overhand, want dat lijkt goedkoper en effectiever, maar of dat ook zo is…?”
Ze geeft aan dat de methodiek vaak op de eerste plaats komt in plaats van het menselijke verhaal. We spreken over Evidence-Based Medicine, en hoe grondlegger David Sackett juist heel veel nadruk legde op de context, op het verhaal van de mens achter het ziektebeeld (en van de professional achter de wijze van behandelen). “Precies”, zegt Carla, “want het gaat om de nieuwsgierigheid naar die context. Mijn nieuwsgierigheid van vroeger heeft me gebracht waar ik nu ben; als ik me had geconformeerd of ervan uit was gegaan dat bepaalde vragen nu eenmaal onbeantwoord blijven als het om gezondheid gaat… dan had ik nooit bereikt wat ik heb bereikt. Nieuwsgierig blijven is de enige manier om verder te komen.” We plaatsen dit in de context van een benadering die in opkomst is: niet ‘Wat is er met je aan de hand?’, moet de vraag zijn, maar ‘Wat is er met je gebeurd?’, niet ‘Wat is het probleem?’, maar ‘Wat is het verhaal?’ Daarmee kun je mensen uitnodigen om hun eigen geschiedenis te duiden en betekenis te geven aan wat hen is overkomen, welke keuzes ze hebben gemaakt en hoe die hun tot nut hebben gestrekt. “Kinderen krijgen te allen tijde op de één of andere manier het verhaal van de ouder mee. Ik zie het als mijn taak om volwassenen gevoelig te maken voor de kinderen, zodat ze zien dat het kind zich op meerdere manieren aanpast opdat het met het leed van de ouder kan omgaan. Het kind verdient erkenning voor waar het mee te dealen heeft. Via een gezamenlijke inspanning kunnen we dan proberen de kinderen in ieder geval deels te vrijwaren van de negatieve gevolgen van dat ouderlijke verhaal.”
Ik vraag Carla wat voor haar in haar werk het meest opmerkelijke of inspirerende of motiverende is. “Ik ben geen protocollair denker, dus wat ik doe bij ouders en kinderen is eigenlijk gewoon vragen: ‘Wat kan ik voor je doen?’ Te zien wat je teweeg kunt brengen, als je je volle aandacht geeft en mensen laat praten over hun levensverhaal, over de invloed van gebeurtenissen… dat vind ik prachtig! Daarbij gaat het vaak om het zichtbaar maken van toxische stress. Onlangs was er weer een situatie met een ‘huilbaby’… wat dat dan ook moge zijn…” Ze trekt een moeilijk gezicht en ik vraag hoe ze naar dat label kijkt: “In mijn hoofd plakt het niet. Ik zou niet weten wat dat is, een ‘huilbaby’. Maar goed, het is wél wat ik geregeld te horen krijg, terwijl het vaak vooral om de ouderlijke perceptie gaat, die gestuurd wordt door maatschappelijke conventies en convicties, niet eens altijd om het daadwerkelijke gedrag van de baby. Als je met collega-zorgverleners in gesprek gaat over wat zo’n gezin nodig heeft, komen toch nog vaak weer de ‘reinheid, rust en regelmaat’ ter tafel. Ik kan daar niet mee overweg, met die begrippen, maar je moet elkaar dan toch eerst ergens in het midden ontmoeten en een vorm vinden om gezamenlijk het gezin optimaal te begeleiden. Daarbij zijn de wensen en behoeften van het gezin natuurlijk leidend, maar als je met twee verschillende zorgverleners tegelijk op huisbezoek bent en je hebt allebei een andere visie op wat vooral ook de baby nodig heeft, dan kan dat heel ingewikkeld zijn. Als ik dan de ouder kan laten kijken naar wat de baby laat zien, precies zoals ik dat bij intervisie doe, en aan de ouder kan vragen wat dat oproept, welk gevoel dat geeft en waar in het lichaam dat gevoel wordt waargenomen… dan gebeuren er vaak de mooiste dingen. Heel bijzonder, want blijkbaar kun je op die manier de ouderlijke wijsheid aanspreken, terwijl ik in mijn beleving helemaal niet van die wijze dingen zeg!”
We lachen samen hardop en ik spreek het vermoeden uit dat in die context heel haar wezen gewoon iets uitstraalt waardoor dingen weer gaan stromen, de verbinding terugkeert en een kindje zich aan de slaap kan overgeven, bijvoorbeeld. “Het is pijnlijk om te ervaren hoe ouders toch vaak nog willen dat hun baby niet huilt, terwijl de onrust die de aanleiding vormt voor dat huilen, niet is opgelost. Ik raak daarvan met mijn leeftijd en ervaring niet in paniek, maar blijf emotioneel beschikbaar, voor de ouder én voor de baby. In de samenleving proberen we emoties en tranen vaak te negeren en te verbergen en we geven ze niet de aandacht die ze verdienen. Dat is vreemd, want het is de bedóeling dat we ontregeld raken door het huilen van de ander, zeker van een baby! De boodschap van dat huilen is: ‘IK BESPEUR GEVAAAARRRR! Ik voel me heel onzeker!’ Dat los je niet op met rust en regelmaat! Wat wél kan helpen, is de baby gaan dragen. Dan ontstaat er vaak veel meer ontspanning en krijgt het huilen een andere toon. Dat wat je ziet als je dingen uitprobeert, kan helpen om je op een spoor te zetten. Dat is je feedback; dat is wat er gebeurt in de unieke relatie tussen ouder en kind. Ik mag daar met respect getuige van zijn en ik mag de ouders bekrachtigen in hun vaardigheden van kijken en leren duiden.”
Carla zegt vervolgens dat ouders vaak geen adviezen willen, maar respect voor de relatie. “Alles wat er gebeurt tussen hen, is communicatie; dat is mijn basale uitgangspunt en dat kleurt mijn grondhouding. Ik vind het dan heel pijnlijk als ik zie dat bepaalde protocollen worden afgewerkt waarin het respect voor die relatie en voor de stapjes die worden gezet, ontbreekt. Niet altijd kan ik ervoor zorgen dat een andere zorgverlener omwille van het kindbelang zo’n protocol terzijde schuift en dat breekt mijn hart. Het enige wat ik in zo’n geval kan doen, is de ouders alert maken op wat het met hen doet als het kindbelang niet voorop staat. Ik hoop dan dat ze de moed ontwikkelen om het op te nemen voor hun kind en tegen zulke praktijken in te gaan, maar dat is soms gewoon te hoog gegrepen, als ouders nog met veel problemen worstelen. Wat ik dan kan doen, is zorgen dat ik de relatie met de cliënt goed onderhoud, zodat ik die weer kan opzoeken en kan blijven begeleiden. Ook de relatie met zo’n zorgverlener is belangrijk, want ik hoop dat ik er in een volgende situatie dan sneller bij kan zijn en dat ik andere perspectieven in overweging kan geven. Continuïteit en generativiteit zijn belangrijke aspecten daarin; dat ik vrij mijn werk kan indelen, scheelt enorm in hoe effectief ik kan zijn.”
Volgende week kijken we naar Carla’s ideeën over hoe passie voor je werk je manier van werken beïnvloedt en naar haar visie op de mate waarin bepaalde inzichten worden toegepast in de jeugdgezondheidszorg.