Al jaren en jaren was ik gefascineerd door literatuur over veilige hechting, door het functioneren van de HPA-as (het stressregulatiesysteem dat werkt via een cascade vanuit de hypothalamus naar de hypofyse naar de bijnieren) en door de rol van het ‘knuffelhormoon’ oxytocine, dat toevallig ook nog een neurotransmitter bleek te zijn. Ik was in dat veld terechtgekomen door mijn werk als borstvoedingsvrijwilliger en later lactatiekundige, werk dat volledig draait om oxytocine en het effect ervan op de weeën tijdens en de homeostase direct na de geboorte, op de toeschietreflex bij borstvoeding, en op de hechting tussen moeder en kind. Veilige hechting, zo leerde ik, was de basis van je gevoel van veiligheid en welbevinden. Keer op keer luisterde ik naar die grote namen in ons vakgebied, die wereldberoemde ‘hot shots’, en in de loop der jaren daalde de boodschap die ze brachten dieper en dieper in, min of meer totdat ik me er niet langer van bewust was hoezeer die mijn blik op veel dingen vormde. Hoewel deze processen universeel zijn en zo oud als de mensheid zelf, realiseerde ik me ook niet echt dat ik tot op zekere hoogte nog altijd in een niche werkte, in een beroep dat tamelijk nieuw was in het gezondheidszorglandschap en dat deze kennis intensiever leek te gebruiken dan sommige andere vakgebieden.
Ik herinner me dat ik zo’n tien jaar geleden luisterde naar Nils Bergman, de beroemde Zweedse expert op het gebied van perinatale neurowetenschap. Hij is één van de grondleggers van de Kangaroo Mother Care-beweging en promotor van huid-op-huidcontact tussen een moeder en haar pasgeboren baby. Hij introduceerde bij mij het begrip ‘toxische stress’, gemunt door Harvard-kinderarts Jack Shonkof en gedefinieerd als ‘heftige en langdurige activering van de stressregulatiesystemen in het lichaam in afwezigheid van de bufferende bescherming van een volwassene’. Toxische stress, zo legde Nils Bergman uit, verstoort de hersenarchitectuur en leidt tot een stresssysteem dat al bij relatief lage drempels ‘aanslaat’; daardoor wordt het risico op stress-gerelateerde lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen vergroot.
Allemaal op hun eigen manier voegden deze gepassioneerde professional elementen toe aan wat voor mijn een steeds sterker en duidelijker en vooral ook steeds logischer referentiekader werd voor de vraag waar ziekte vandaan komt. Het had altijd intuïtief logisch gevoeld dat de kindertijd een enorme invloed heeft op hoe we ons ontwikkelen van een volledig afhankelijk kind tot een volwassene met eigen karakteristieken, sterke en zwakke punten, kwetsbaarheden en glanzende talenten… maar hoe? Welke innerlijke processen combineren al die invloeden, al die ervaringen, al die beproevingen en zegeningen tot de persoon die we worden? Er is zowaar een woord dat al die processen beschrijft als één groot fascinerend, intern communicerend signaleringssysteem: psychoneuroimmunoendocrinologie! Zoals Nils Bergman zou zeggen, neuropsycholoog Donald Hebb citerend: ‘Cells that fire together, wire together!’ (‘Prikkelontlading is netwerkbedrading’, komt er in het Nederlands dichtbij.) Hoe meer de geest, het zenuwstelsel, het afweersysteem en de hormoonklieren met elkaar communiceren, hoe meer routes er worden aangelegd, hoe dichter en sterker al deze orgaansystemen verbonden raken, en hoe efficiënter ze elkaar kunnen informeren over wat er nodig is om de balans in het lichaam te behouden.
Hoe prachtig dit ook is… het werkt ook omgekeerd. Als bepaalde routes steeds opnieuw worden gebruikt, raken andere verwaarloosd en worden ze gesnoeid. Een deel van de (neurologische) lichaamscommunicatie verdwijnt en zoals de meesten van ons maar al te goed weten: als in gesprekken belangrijke details over het hoofd worden gezien, kan de kwaliteit van de conversatie rap omlaag gaan, defensief van toon worden, en in vechten of vluchten veranderen (zowel neurologische als tussen mensen). Het gesprek verliest kleurnuances en wordt zwart-wit, goed of slecht, voor of tegen, wat een adequate stressreactie bemoeilijkt.
Dit is, verdrietig genoeg, precies wat er gebeurt met veel baby’s en jonge kinderen wanneer ze toxische stress te verduren hebben en daarbij de bufferende bescherming van een ondersteunende volwassene ontberen. Het wordt dan moeilijk voor ze om hun gevoel van veiligheid overeind te houden, aangezien hun hele systeem in de overlevingsmodus is. Het is dit principe dat onderzoekers Vincent Felitti en Robert Anda ‘Adverse Childhood Experiences’ (of ACEs) hebben genoemd in hun onderzoek uit 1998. Je kunt hun studie hier vinden om een indruk te krijgen van waar ACEs over gaan. Ze gaan niet alleen over psychoneuroimmunoendocrinologische processen binnenin het individuele lichaam, over ‘life-style’; ACEs gaan in zeer belangrijke mate ook over sociaalculturele, politieke en economische omstandigheden die deze processen beïnvloeden.
Jack Shonkoff zegt in de film ‘Resilience’ dat het kind zich misschien niet herinnert wat er in die vroege fase gebeurde, maar dat het lichaam dat wél onthoudt. Hij zegt dat de problemen waarvan we dachten dat ze onbehandelbaar en onoplosbaar waren, er heel anders uitzien door de lens van de ACEs-wetenschap en daarom proactief moeten worden aangepakt. Zijn gezicht is een grote glimlach, als hij in de film zegt: ‘We should be going after it like a bear!’ Laten we samen met hem op jacht gaan!